»
wij naast onze rechten, onze plichten moeten kennen. Toont uw solidariteit! Teekent en
werkt met de lijsten! De actie moet slagen! # # *
Jongelui, ik richt mij in dit artikeltje tot u, tot ieder van u afzonderlijk, met een ernstig doch dringend verzoek.
ik doe dit in opdracht van een 30-tal babies, van een 50-tal peuters van 1-3 jaar, van een 60-tal kleuters van 3-6 jaar, van meer dan 200 schoolgaande kinderen, van een 80-tal meisjes en jongens in den leeftijd van 14-21 jaar, allen bewoonsters en bewoners van de verschillende tehuizen, die de vereeniging Hulp voor Onbehuisden te Amsterdam heeft.
Ik doe dit ook uit naam van de 150 kinderen, die in en buiten Amsterdam m gezinnen worden verpleegd.
Zij willen u zeggen, dat Hulp aan Onbehuisden niet alleen onderdak en verpleging biedt aan degenen, die in de letterlijke beteekenis van het woord onbehuisd zijn geworden, maar zij allen willen getuigen, dat Hulp voor Onbehuisden een tehuis geelt aan jongeren aan kinderen van eiken leeftijd, wier moeder tijdelijk wordt verpleegd in een ziekenhuis, zenuwinrichting, sanatorium of rusthuis, wier moeder is overleden, of wier moeder door andere omstandigheden het gezin heeft moeten
verlaten.
Uit naam van hen allen spreek ik om u te zeggen en te herzeggen, dat het onjuist is, te denken, dat Hulp voor Onbehuisden alleen nicicir betekenis heeft voor volwassenen. Neen, het zwaartepunt van deze Vereeniging, die sedert de oprichting — ongeveer 35 jaar geleden — mede door de gelukkige verandering in de sociale omstandigheden, haar werkwijze heeft moeten veranderen, ligt in het verleenen van hulp .Jongeren, die door de omstandigheden in het gezin dreigden onbeliüisd te zullen worden, onbehuisd, maar nu in de moreele beteekenis.
Is het nu wonder, dat ik, die als opvoeder tusschen hen sta, thans een beroep doe op u, jongeren?
Op u vooral, om het mogelijk te maken, dat voortdurend en nog beter dan voorheen hulp kan worden geboden.
Behoef ik het in dezen tijd te zeggen, dat Hulp voor Onbehuisden, hoe dankbaar ook voor het subsidie, dat de Gemeente Amsterdam verleent, groote behoefte heeft aan den steun van particulieren?
Is het noodig te zeggen, dat daarvoor al weer jaren achtereen mede wordt aangewend het middel van de straatcollecte?
Moet ik getuigen, dat niemand voor zijn pleizier een straatcollecte organiseert, maar dat het is gebiedende noodzaak?
En is het nu eigenlijk wel noodig, dat ik aan jongeren duidelijk maak, dat zij verplicht — ja, ik gebruik hier opzettelijk 'het woord verplicht — dat zij verplicht zijn aan deze straatcollecte medewerking te verleenen?
Ik ben er van overtuigd, het is overbodig; en dus volsta ik met te zeggen: jonge vrienden in den A.N.D.B., deze straatcollecte wordt gehouden op 24 September 1938 en het aanmeldingsbureau is gevestigd in het Internaat voor schoolgaande kinderen, Stadhouderskade 84.
Ik reken er op, dat gü dien dag •— vriend Jo Blik zal de organisatie wel op zich nemen —- er op uit trekt en dat jullie op dien 24sten September zult getuigen met je woord en met je daad, met de speldjes en met de collectebus, van de solidariteit met de jongeren en ouderen, die uit hoofde van de omstandigheden waarin zij verkeeren, recht hebben op °ns aller steun!
Ik wensch u en ons veel succes!
P. C. Faber.
Directeur van het Schoolkindereninternaat van Hulp voor Onbehuisden, Stadhouderskade 84.
Aan dit artikel wil ik gaarne eenige woorden toevoegen. Hulp voor Onbehuisden verricht prachtig sociaal werk. Hoewel deze instelling reeds eei er een straatcollecte heeft gehouden, blijkt he , a het schoone werk, dat zij verricht, bij en nog onbekend is. Speciaal spreken wij ae verwachting uit, dat onze jeugdleden, aan de Zonnestraalcollecte
deelnemen, e zelfde inspanning en
energie ook timp voor Onbehuisden zullen helpen.
Meldt je 200 m°eelijk bij onderge-
teekende aan. J gaan groepsgewijze, per
autobus; zorgt dat de bus te klein zal zijn.
Werft collectanten! Offert naar krachten! Belangrijke mededeelingen.
Onze bijeenkomsten worden voortaan in het gebouw De Valk, Valkenburgerstraat 105 g-e_ houden. Wij beginnen kwart over acht precies. Komt trouw en vooral op tijd.
Spaarfonds. Het komende werk zal offers vragen; dus reeds nu trouw sparen, opdat je geen bijeenkomst hoeft te missen. Spaarpenningen zjjn in de Kernen en iederen Woensdag in De Valk a 10 en 25 cent verkrijgbaar.
Contributie. Betaalt trouw en plakt je zegels op, daar zoekgeraakte zegels als schuld beschouwd kunnen worden Wordt bij een lid geen contributie gehaald, dan is men verplicht het Bestuur hiervan' in kennis te stellen.
Boeken lezen. Op vertoon van leerlingendiploma kan men zich op Maandag en Woensdagavond als lezer (es) laten inschrijven. Wacht hier niet te lang mee. Voor ons is het noodzakelijk dat wij lezen, opdat wij onzen geest verrijken en kennis opdoen van velerlei terrein.
Werkloozenwerk. Zijn er nog jeugdige werkloozen? (Laten wij hopen van niet.) Gelegenheid tot inschrijving voor diverse cursussen dagelijks in de Werkloozengemeenschap Het Anker, Prins Hendrikkade.
Op 24-25 September a.s. Gewestelijke Vakbondsjeugddag te Amsterdam Houdt deze dagen vrij.
Woensdag 28 September a.s. Huishoudelijke Vergadering in De Valk. Convocaties zullen hiervoor verzonden worden.
Plaatselijke Jeugdraad. De diploma's van den wandeltocht op Zondag 12 Juni 1938 zijn aan de hiervoor in aanmerking komende deel¬
nemers uitgereikt. Bij het secretariaat van de Jeugdgroep, Henriëtte Ronnerplein 241, ligt een diploma van I. Wennik. Wil hij het komen halen?
Het programma voor de komende week is:
Zaterdag 17 September: Zonnestraalcollecte. Bussen en materiaal halen half acht Bondsgebouw A.N.D.B., Franschelaan 9.
Maandag: Repetitie Speeltroep.
Dinsdag: Repetitie Dansgroep.
Woensdag: ?????? Het belooft een zeer bijzondere avond te worden.
Zaterdag: Collecte Hulp voor Onbehuisden.
Maak propaganda voor je Jeugdgroep!
Jo Blik, Secretaris.
BOEKERIJ
De bibliotheekcommissie bericht, dal de boekerij geopend s:
MAANDAG en WOENSDAG,
des avonds van 8—9 uur
Op vertoon van Bondsdiplonia 1938-1939 niet niet meer dan twee weken schuld is er op deze avonden gelegenheid zich als !ezer(es| te laten inschrijven.
Leerlingen op vertoon van eer.ingdip.oma Iedere <czer[es) is verplicht eenmaal zijn(haar) bondsboekje Ier controle mede te brengen
De Bibliotheek-Commissie.
Gemengd Nieuws.
Op 6 September 1938 herEEN JUBILEUM, dacht ons lid N. Zeelander het feit, dat hü 50 jaren geleden als brillantsnijder is opgetreden. Hij is thans werkzaam bij den heer S. N. Boekdrukker, die deze gebeurtenis niet onopgemerkt heeft laten voorbijgaan. Wij wenschen onzen vakgenoot geluk en spreken de hoop uit, dat hij nog vele jaren in staat moge wezen zijn handwerk uit te oefenen, zooals hij het een halve eeuw lang heeft gedaan.
De Diamantbewerker van 2 SepIDYLLE. tember 1938 schrijft:
„Ontleend aan De Volksgazet:
Een onzer vrienden was aan de kust. De man heeft daar Duitsche entrepreneurs gezien, die als badgasten het Belgenland wel een penning gunnen. Maar onze vriend heeft nog meer gezien! Hij zag dat die Duitschers in conversatie waren met Joodsche diamantairs. Is dat even wat? Duitschers van Hitier, die met Joden willen spreken... . !!
Onze zegsman kon zijn oogen en ooren niet gelooven. Die Duitsche entrepreneurs waren zelfs heel beleefd en onderdanig tegenover die Joden. Wat een eer, hè?
Onze vriend heeft zich boos gemaakt. Waarom? Hij had veel beter gedaan een foto te maken van deze deftige zakenmenschen. Voor dergelijke clichés hebben wij nog wel plaatsruimte over.
Of het één met het ander verband houdt, valt moeilijk uit te maken, maar een feit is in ieder geval, dat de laatste weken het aantal werkenden in de Duitsche centra belangrijk is toegenomen. Wij hebben sterk den indruk, dat, naar mate de verschillende organismen in België den weg van de saneering van het bedrijf opgaan, naar mate ook de Duitsche dumping (ondanks beloften van het tegenovergestelde te zullen doen) sterker wordt. Dat verklaart ook waarom er nog steeds zooveel ellendelingen gevonden worden om de judaspenningen op te rapen.
Inmiddels geven wij onzen vriend den raad niet meer naar de kust te gaan om Duitsche entrepreneurs bezig te zien. Hij blijve rond de middenstatie van Antwerpen, in de omgeving van enkele voorname hotels. Vooral op Dinsdag of Woensdag, als de heeren zitting in hun hotels houden. Hij neme dan een plakkaat mede, b.v. met het volgend opschrift: Komt mee, komt allen mee, hier is wat schoons te zien! en denke dan maar aan M11Itatuli's kruissprook."
In verband met het bovenstaande valt aan te stippen, dat Vrijdagnamiddag aan de clubs een manifest werd verspreid, uitgegeven door het Verbond van Economisch Verkeer te Antwerpen, waarin een cliché wordt afgedrukt, waaruit blijkt, dat op 3 Augustus j.1. de Duitsche entrepreneur Arthur Löh, uit Idar-Oberstein, den diamantair Aron Silbermann, Dixmuidelaan 179, Berchem, bericht geeft van de ontvangst der goederen op 1 Augustus j.1. en nog meer werk vraagt. De brief is gericht aan de firma A. Silberman te Antwerpen.
De Diamantbewerker publiceert het A.D.B. volgende staatje:
LOOP VAN HET LEDENTAL.
35e week, van i.9 Augustus tot en met 4 September 1938:
Waren werkzaam 7050
Werkloos met uitkeering 1872
Werkloos zonder uitkeering 2461
Ziek 209
Invalieden 304
11896
orv?r? baandag 6 September 1938 hebben zich werkloozen aangemeld.
-De dagbladen van 5 Septemnta" ber 1938 meldden:
VI AM AJN 1. „Door bemiddeling van de firma Maurits Prins is thans ter tentoonstelling in het Koloniaal Instituut neergelegd den beroemden, fraaien Jonkerdiamant.
Ontleend aan De DE JONKER-DIAMANT. Telegraaf van 6
September 1938: Niets vermoedend opende gisterochtend een ambtenaar op het Bureau Aankomst der Posterijen een pakje. De douane stond er bij, want deze brief zending kwam uit Parijs. Twintig a dertig lakstempels er op. Er zou een diamant in zitten.
Er komt een étui uit het pakje. Rond en zwart. De ambtenaar maakt een knipje open alsof hij een cadeautje voor zijn vrouw bekijkt. Maar naast hem staat ook de vertegen¬
woordiger der firma Maurits Prins N.V., voor wie de zending bestemd is.
Het étui springt open. De ambtenaar ziet een groot stuk „glas." Wonderlijk glas, dat schittert als een ster.
— De Jonker, kondigt de vertegenwoordiger aan.
— Hola, zegt de ambtenaaï en alsof er een gevaarlijk insect in het étui zit, sluit hij het doosje angstig. En opent het na een aarzeling weer met teederheid.
De Jonker is voor het eerst te Amsterdam. De beroemde, de wonderschoone, de duizelingwekkend dure.
— Mannen, de Jonker! roept de ambtenaar en in een ommezien vormt zich een kring P.T.T.-menschen bescheiden en eerbiedig om het étui met zijn kostbaren inhoud.
Een cijfer duizelt door het vertrek. Zulk een postzending is verblindend. Daar voor hen ligt iets wat u maar zoo in de palm van de hand legt en waar u schatrijk mee bent als het u geschonken wordt. . . .
Ach, één zoo'n diamant. Weg zorgen. Weg gedachten en gesprekken over geld, dat er niet of niet voldoende is. Hier, in een eenvoudig doosje van een paar centen waarde, ligt het fortuin. Hier ligt de praal, de schoonheid, de ij delheid, triomf van 's wereld opschik. Eén handje vol weelde, rijkdom, verblinding. Tooi u met dit glinsterende voorwerpje en de blikken van rechercheurs, dieven in rok, en van geheele benijdende en bewonderende scharen zullen niet van u af zijn. Maar merkwaardig: deze diamant, een uit de kleine rij der fameuze, illustere steenen, streeft zijn doel al jaren voorbij. Is hij te mooi, te groot, te beroemd om ooit een avondtoilet te completeeren en balzalen te vullen met geflonker en afgunst?
De Jonker leeft een ijzig bestaan. Hij reist van vitrine naar vitrine, ligt in koopmans handpalmen, duikt weg in zwarte doosjes en zijn millioenengeschitter sterft tusschen fiuweelen kussentjes. Zijn naam, ja zijn naam maakt furore in kranten, in kringen van deskundigen, in verzekeringsboeken, in catalogi en waar niet. Slechts de naam is het, die aanhoudend schittert en de nullen van zijn prijs in geld dansen voor de oogen van ieder, die dien naam hoort. Zelf ligt het wonderproduct soms heele tijden achtereen in een rond, zwart étui. Zonder licht. Ongezien en nutteloos.
De Jonker is te Amsterdam. Een millioen driehonderdvijftigduizend gulden — fluistert de man die hem nu voor de oogen van P.T.T. en douane weer insluit in zijn kluis: het étui. Hij steekt het ding in zjjn zak en wandelt het Bureau Aankomst uit. Onbevreesd voor dieven, want al zou de diamant gestolen worden: de verzekering dekt zijn gangen. Maar ook als object voor diefstal is de Jonker wellicht te beroemd. Dat kan zijn behoud zijn — en het behoud van de verzekeringsmaatschappij.
Gistermiddag is de Jonker naar de tentoonstelling in het Koloniaal Instituut gebracht. (Hij is er alweer uit verdwenen. H. P.) Daar zullen velen den diamant kunnen zien en eindelijk breekt dus weer een tijd aan, dat mensehen er van kunnen genieten. De receptie van den Jonker te Amsterdam is begonnen. Zijn glans en gloed gaan nu eens niet verloren.
Wij herinneren er aan, dat de Jonker-diamant enkele jaren geleden den weg is opgegaan van alle record-steenen: op het moment, dat te New-York de kloovershamer van den Belg Kaplan hem deelde, verloor hij zijn grootheidsrecord — maar zijn waarde steeg tot een veelheid, toen eenmaal de stukken van den steen het verdere proces van snijden en slijpen hadden doorstaan. De naam bleef inmiddels gehecht aan het grootste stuk, dat zich nu in de hoofdstad bevindt.
Onder dezen titel KAN MEN DIAMANT schrijft De Belgische ONTKLEUREN? Diamantbewerker van September 1938 het
volgende:
„Dat men zich deze vraag reeds menigmaal gesteld heeft, is maar al te begrijpelijk, aangezien de gekleurde steenen in het algemeen minder waarde hebben dan de kleurlooze. Het is dan ook niet te verwonderen, dat men door alle middelen getracht heeft de kleuren van het diamant te doen verdwijnen.
Is men daarin geslaagd? Laat ons er dadelijk op antwoorden: neen. Wat men hiervoor vroeger ook mag verhaald hebben in de dagbladen, die zelfs de namen vermeldden van hen, die beweerden diamant te kunnen ontkleuren, altijd is het bij een lichtzinnige berichtgeving gebleven en men hoort verder niets meer van de vruchten, die dergelijke ontdekking met zich moeten brengen.
Wanneer wij van ontkleuren spreken, bedoelen wij de ontkleuring van de gekleurde diamantstof zelf en niet van die soort diamanten, waarvan de kleuring een andere oorzaak heeft, zooals wij verder zullen zien.
Voor zoover wij hierover kunnen oordeelen, moet het onmogelijk zijn steenen te ontkleuren, waarvan de kleuren gansch de massa van het diamant doordringt. Hiervoor immers zou de minerale stof, welke zich niet alleen inwendig in den steen bevindt, maar dewelke met de diamantstof zelf gemengd is, van kleur moeten veranderen onder den invloed der aangewende ontkleuringsmiddelen. Als men zich de vraag stelt dat de kleur vast is, hoe zal dan de kleurstof verdwijnen? Indien zij echter niet vast is, maar zich kan vervluchtigen, hoe zal dit proces plaats grijpen zonder dat de diamantstof zelf hierbij vernietigd wordt?
Wij bevinden ons dus tegenover een vraagstuk, dat moeilijk en zeer waarschijnlijk nooit zal opgelost worden.
Veel belangrijker en ook wetenschappelijker is het vraagstuk der ontkleuring van steenen, zooals wij hooger gezien hebben, waarvan de kleur moet toegeschreven worden aan: 1. een omhulsel of schors; 2. een gekleurd zich in den steen bevindend grein of gles. In deze gevallen, die wij accidenteele kleuring zullen noemen, is het altijd mogelijk aan den steen de oorspronkelijke kleur terug te geven, hetzij door de schors weg te nemen, hetzij door het
bedoelde grein te verwijderen. Het groote vraagstuk in deze zaak is, de dikte der schors en de ligging van het grein. Van beide factoren kan het afhangen, of het wel of niet loonend is tot de noodige bewerking over te gaan. Vooral wat het doorklieven van den steen betreft om het grein te verwijderen, is het van belang te weten of de steen meer of minder waarde krijgt, aangezien de grootte van het dimant naast de kleur een groote rol speelt in het bepalen van de waarde.
Het gebeurt, dat men tijdens de bewerking van een steen een gekleurd gles ontwaart. Doorgaans zal men den steen verder afmaken en zien welke de invloed is van dit gles op den steen. Wanneer het gles bruin, rood of rose getint is, dan worden in de meeste gevallen deze kleuren sterk aan den steen medegedeeld. Rekening houdend met het feit, dat de steen reeds veel verloren heeft door de bewerking, dewelke op haar beurt arbeidsloon heeft gekost, zou het verkeerd zijn zulk een steen nog te gaan verdeelen. Het euvel kan eenigszins verbeterd worden door den steen een tijd bloot te stellen aan het vuur, waardoor het bruine of roode gles in zwart zal veranderen. De steen verliest aldus zijn bruinen schijn en de zwarte kleur, die het gles gekregen heeft, deelt zich in veel mindere mate mede aan de diamantstof, die een veel grotere waarde krijgt.
Om een steen doelmatig te verbranden, legt men hem op een ijzeren draadje, waarvan men het uiteinde heeft afgerond. In deze afronding ligt de steen goed vast met den kolletkant naar omlaag. Een half uur branden volstaat doorgaans. Het nadeelige van dergelijke verbranding is een lichte beschadiging van den steen aan de oppervlakte, die eveneens verbrandt en waardoor hij ondoorzichtig en grijskleurig wordt. Men zal dus later gedwongen zijn al de geslepen facetten even terug te polijsten, om den steen van zijn verbrande schors te ontdoen. De herpolijsting in dit geval brengt niet veel gewichtsverlies mede, daar de verbranding niet diep is ingedrongen.
Er moet nochtans een midden bestaan om gekleurde greinen zwart te branden, zonder den steen te beschadigen. Men gebruikt hiertoe scheikundige stoffen. Personen, die hun geheim niet verklappen, maken er zich een Lroodwinning van, dergelijke steenen te ontkleuren.(?)
Iets wat wij zeker niet onbesproken mogen laten, is het feit dat grove cape-steenen door uit te klieven lichter worden. Of deze steenen in alle werkelijkheid kleurverandering hebben ondergaan, durven wij niet verzekeren. Wij meenen, dat de uitgekloven (!) modellen — doorgaans achtvlakkige —er zich bijzonder toe leenen meer in- en uitstraling toe te staan, waardoor het effect der kleurverandering verkregen wordt. Of deze steenen werkelijk minder gekleurd zijn geworden door uitklieven, blijft een vraagstuk. Evenwel moeten wij, m verband met het klieven van diamant met het doel de kleur te verzachten, er op wijzen — wat wij persoonlijk meermaals mochten ondervinden — dat een cape of bruine steen bij het doorslaan, en wel meestal bij het doorbreken tegen zijn eigen was (bij platte modellen), ofwel in zijn geheel, ofwel in gedeelte gansch wit of kleurloos kan worden, zoodat hier in alle werkelijkheid kleurverandering heeft plaats gehad. Of deze verandering een gevolg is van den brekenden slag op den steen, kan niet gezegd worden, alhoewel dit zeer waarschijnlijk is. Dit gelukt echter niet altijd en het is trouwens een louter toeval, dat zelden wordt waargenomenu.
Volledigheidshalve wijzen wij er nog op, dat bij het fabriceeren van cape-steenen het beter is voor de kleur, de rondist of den band die boven- en onderkant bij den brillantvorm afteekent, iets dikker of zwaarder te maken dan men dit aan een normaal goed gemaakten steen zou doen. De gele tint wordt hierdoor aan den geslepen steen min of meer getemperd.
Ten slotte een aanmerking van belang. Voor het slijpen van den baguette-vorm (senalen) gebruikt men alleen witte diamantsteenen. Ruwe diamanten, die gekleurd zijn doch op zeer voordeelige wijze in ruwen staat reeds den baguette-vorm benaderen, zoodat zij een minimum aan gewichtsverlies lijden, zijn toch niet geschikt om in dezen vorm geslepen te worden, daar aan deze steenen in den handel niet veel aandacht wordt geschonken."
De Maasbode van 31 Augustus 1938 CONGO. meldde:
„Over 1937 bedroeg de diamantvan Belgisch Congo 4.925.000 karaat, vertegenwoordigende een waarde van frs. 100 millioen, tegenover 4.635.000 karaat ter waarde van frs. 110 millioen in 1936."
Men schrijft ons: PROPAGANDA-MAAND Evenals vorige jaVAN DE ren voert de Fede-
ESPERANTISTEN. ratie van Arbei-
ders-Esperantisten ook ditmaal in September een intensieve propaganda voor het Esperanto. Deze propagandamaand (z.g. Verda Monato — Groene Maand — naar het symbool van Esperanto, de groene ster) gaat vooraf aan de Esperanto-cursussen, die ook dezen winter door de Federatie worden georganiseerd.
Het Esperanto wint steeds meer veld en in alle deelen van de wereld wordt propaganda voor het Esperanto gevoerd. In het Nederlandsche taalgebied is Esperanto zoo verbreid en bekend, dat iedereen daarvan kennis draagt. ^ Tien jaar geleden was het niet zoo. De Federatie telde toen een vierhonderdtal leden. Nu telt zij ongeveer vijfduizend in 160 afdelingen. In deze tien jaren organiseerde de Federatie cursussen, waaraan meer dan 40.000 deelnamen. Wel een bewijs, dat zij veel werk heeft moeten verzetten. Daarvoor waren vele werkers nodig, die cursussen moesten leiden, propaganda voeren en alles doen, wat hieraan verbonden is. Het zijn geen betaalde krachten, alles geschiedt belangeloos. Wel een bewijs, dat het Esperanto een idealisme opwekt, zooals men slechts weinig tegenkomt. Het beteekent toch, dat een groot deel der leden actief werkzaam is en vrijen tijd be-
Weekblad van den Algemeenen Nederlandschen Diamantbewerkersbond. Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMIISG06:001461036:00001