Het leeskabinet; mengelwerk tot gezellig onderhoud voor beschaafde kringen, 1864, 01-01-1864
Dan anders in een jaargetij.
Wat u de geesten doen aanschouwen,
De zangen, die ze uw oor vertrouwen,
Zij zijn geen ijdel tooverspel.
Ook uw gehemelt' zal men streelen,
Uw reuk zal in 't genoegen deelen;
En dan verrukt zich uw gestel.
Geen toebereidsel hoeft vooraf te gaan;
"Wij zijn bijeen. Komt, geesten! vangt maar aan !
GEESTEN.
"Weg nu, bestoven Zoldring daarboven!
Heerlijker stare Yriendlijk de klare Ether hier neer!
"Ware het donker "Wolkfloers geweken, 't Sterrengeflonker Zou niet verbleeken;
Tot ons zou spreken 't Hemelsche heer.
Godlijke zonen, • Heerlijke schoonen,
"Wie zich vertoonen,
Zweeft hier voorbij ;
Smachtend verlangen,
Volg gij de rij.
Prachtige kleeren,
Linten en veeren , ,
Ziet men bedekken Zalen, vertrekken,
Andere plekken,
Onder abeelen En in prieelen,
"Waar in gedachten Minnenden smachten.
Heerlijke druiven,
"Werp, als gij rijp zijt,
U in den persbak!