bereid zijn te offeren. Nog vóór ik het nieuwe gebouw te Kassar zag, was het bericht reeds tot mij gekomen, dat daarin een 27-tal nieuwe petroleum-lampen waren opgehangen, als geschenk aan de gemeente, van een welvarend echtpaar. Drie dagen later met de Commissie te Trein an zijnde, voor de opening van het schoolgebouw, vestigde iemand mijne aandacht op de daar hangende petroleum-lampen. Er waren er in het geheel 33, groote en kleinere, en deze waren het geschenk van A. S. en zijne echtgenoot. Zij hadden daarvoor 2^ pikol van hun notenprodukt, eene waarde van ±f 200, over gehad. Met van vreugde stralende aangezichten waren de inlandsche leeraar voor Kassar en de onderwijzer aldaar, mij het bericht van die milde gift, de eerste van dien aard en omvang komen brengen. Enkele kleine geschenken werden er hier en daar wel eens verkregen, echter weinig in getal en van geringe waarde. »»Dat zal navolging vinden"" zeide men daarbij. Ik zag nu te Treman dat woord bevestigd, en thans is te Toemaloentoeng een derde gever met een zelfde geschenk opgetreden en te Kassar nog een ander, die de gemeente met een geheel stel nieuwe tafellakens en servetten voor het avondmaal heeft begiftigd, terwijl J. S. te Treman, de oudere broeder van A. S., werk maakt voor eene klok, die hij en zijne vrouw aan de gemeente hebben toegedacht.
»Dat alles is verblijdend, zelfs zeer verblijdend. Het is voor mij eene vrucht van veeljarigen arbeid op een' tot hiertoe schralen grond. Ik had nauwlijks zulke vruchten durven verwachten. Hoe dan ook, het bewijst, dat er nog achting en waardeering voor den godsdienst en voor de gemeente hier gevonden wordt, al zijn er zoovelen, die daarvan weinig blijken geven. En dat is voor mij het lichtpunt. Als hierop nu mag volgen, dat het ontwaken van den liefdadigheidszin niet beperkt blijft tot enkele welgestelde personen, maar zich gaat uitbreiden over tal van anderen, dan eerst zal mijne vreugde volkomen zijn. Nu moet ik nog afwachten. Mocht in Tonsea kunnen bereikt worden, wat reeds elders