DE BOUW M E E S T E R.
EEN VERHAAL.
Het was in liet begin der lente van 1585, toen het gerucht, dat paus Gregorius XIIJ op sterven lag, de geheele bevolking van Rome in beweging bragt. Alle kerken stonden open, en groote drommen menschen stroomden bij voortduring daar in; want Rome had veel aan den menschlievenden man te danken, die weinigen ongetroost van zich liet, hoewel zijne door de woelingen van den tijd beperkte middelen en zijn zwak karakter slechts zelden eene grondige hulp veroorloofden , die aan zijn goeden wil evenaarde. Bij dat alles waren er lieden — en men kon hen juist niet onder de slechte rekenen — wien zijn dood onverschillig was, ja zeli's gewenscht toescheen; want eene landplaag had onder zijn pontificaat op Rome gedrukt; —eene plaag, welke de stad bijna tot een moordenaarshol maakte: het waren de bandieten , wier getal van dag tot dag toenam. Onbeschroomd trok dit uitvaagsel bij troepen rond; het vertoonde zich in alle kerken, bij alle volksfeesten; want er was niemand onder de bende, die niet onder de magtige baronnen een beschermer telde. Had een van deze moordenaars den een of' ander zijnen dolk in het hart gestooten, dan begaf hij zich naar het paleis van zijnen beschermheer, waar hij volgens het regt van asyl volkomen veilig was. llem hier met geweld van daan te halen, was volstrekt onmogelijk, daar de adel dit voor eene inbreuk op zijne privilegiën zou hebben aangezien; door een proces zich van den moordenaar meester te maken, was even zoo weinig uitvoerbaar, daar niemand het einde er van beleefd zou hebben , al had ook de misdadiger zich niet door de vlugt aan de zaak weten te onttrekken, waartoe hem in het ergste geval ieder oogenblik de gelegenheid openstond. Alleen een man van gestreng karakter, van een koel hart, met eene ijzeren vuist, kon — dus beweerde men algemeen — het kwaad met wortel en
Het leeskabinet. Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB07:001125001:00007