voudige maar vrij lange tocht naar de Punta Massari (2880 m) en de Cima Brenta Occidentale (ongeveer 3100 m). De Punta Massari geeft heel aardige klauterij; tussen Massari en Cima Brenta ligt nog al wat sneeuw. Vooral de afdaling over de Vedretta di Brenta Sup. is een natte geschiedenis, maar iedereen komt hoogst voldaan thuis. Daar hebben de dames Petri en de Jong, die de bestijgingen niet meemaakten voor grote hoeveelheden thee gezorgd. Deze prachtige verzorging genieten wij na elke tocht en het is eigenlijk overbodig om te zeggen hoezeer dit wordt gewaardeerd.
Om half acht de volgende dag nemen we afscheid van de gastvrije en gezellige Tucketthut en begeven ons in groepjes op weg naar de Tosahut. Eerst een heerlijke wandeling over de Vedretta di Brenta Inf. omhoog naar de Tuckettpas (2649 m), waar we genieten van de warme zon en het prachtige uitzicht. Dan komt er even een vervelend stukje puin steil naar beneden, maar dan hebben we verder een uitstekend pad, zeer afwisselend met prachtige uitzichten. Helaas komen de nevels erg vroeg
opzetten zodat we maar zo nu en dan van dit uitzicht kunnen genieten. Van de Campanile Basso, meer bekend onder de naam Guglia di Brenta, waarop men van dit pad een prachtig uitzicht heeft, zien we helaas alleen maar het topje. Bijzonder mooi zijn enkele velden gele papavers en Silberwurz temidden van uitgestrekte puinvelden. We doen het op ons gemak en nemen nog twee keer een rust van een kwartiertje. Omstreeks 12.30 uur zijn we in de Tosahut. De nieuwe hut (2491 m) is uitstekend ingericht; zelfs is er op enkele kamers stromend warm en koud water. Diegenen die een matrazzenlager verkiezen vinden dit in de iets lager gelegen oude hut, vuil, rommelig, geen water en geen „huisje”. Met vereende krachten worden de dekens geklopt en wordt enige orde geschapen; de kamers met stromend water genieten uiteraard de klandizie van de hele groep.
Op de Tucketpas
Opn. Fr. Dangl
’s Middags gaan enkelen nog de Croz del Rifugio (2613 m) op, een mooie klauterberg vlak tegenover de hut. Anderen houden in de rotsen achter de hut Abseiloefeningen. Op de Ie augustus komt dan voor velen van ons een hoogtepunt (zij het niet in meters) van hun tochten: de Guglia di Brenta (2877 m). Om vijf uur worden we gewekt en om kwart over zes gaan we met ons zessen en vijf gidsen op stap. Tegelijkertijd gaan de anderen onder leiding van Hans Rettenbrenner naar de Cima Tosa (3173 m), de hoogste top van de Brentagroep. Een prachtig pad leidt naar de Einstieg van de Guglia en om zeven uur beginnen we de beklimming. De Bergerwand geeft mij persoonlijk nog al wat moeilijkheden, waardoor ik slechts langzaam omhoog kom. De anderen schieten veel sneller op en Bratschko maakt zich zorgen, dat het mij te veel inspanning zal kosten en vooral ook te veel tijd. Hij adviseert mij liever terug te gaan, welke raad ik, zij het tot mijn grote spijt, wel op moet volgen. De anderen t.w. Laurence en Jaap Kronenberg, Annetje Kan, Louis van den Bergh en Jaap van Dorp gaan door en komen uiterst voldaan over deze zeer geëxponeerde klauterij op de top waar ze een welverdiende lange rust genieten.
Ook de groep, die naar de Cima Tosa is heeft een prachtige dag met een mooi, vrij uitzicht op de top. Zeer voldaan over het „zelftouw-leiden” komen ze vroeg in de middag in de hut terug. Enkelen van hen vinden het nog
De berggids. Geraadpleegd op Delpher op 25-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB16:002378002:00001