Pius-almanak ...; jaarboek van katholiek Nederland, jrg 2, 1876, 1876
Wroeging kwelt uw boezem niet.
Zoudt ge in de uiterste oogenblikken,
Voor der moodren slagbijl schrikken,
Daar U God ontferming biedt?
Maar zal de aarde ’t bloed ook zwelgen
Van uw Gade en diei’bre telgen?
God, welk een onlijd’bre smart!
Neen! ’t zegt niets met eigen rampen
Tot aan ’slevens grens te kampen.
Maar, dit breekt het minnend hart.
Feestlijk zaagt ge eens dankbre Franschen,
’t Wiegje van uw kroost omkransen.
’tßyk weergalmde, toen uw zoon.
Die op ’t heilig erfrecht prachte,
’tVolk onschuldig tegenlachte.
Door den blijdsten jubeltoon.
Doch verworpen zijn uw loten,
’t Gloeiend purper is verschoten.
Kroon en scepter zijn vergruisd.
A.ch! dat nu slechts rieten hutten
’tJong, het schuldeloos kroost beschutten
Voor der wreede moordren vuist.
Ja, was ’tin een stulp geboren.
Had het nooit een kroon zien gloren.
Ach! dan speelde ’tin dit uur,