en op die gronden heeft geconcludeerd voor eiseh tot voeging en tusschen koniet:
dat het den Ilove moge behagen interveniente. qualitate qua, toe te laten 0111 tusschen te komen en zich aan de zijde van gedaagde ten principale te voegen in het tusschen oorspronkelijk eischer en oorspronkelijk gedaagde aanhangig geding, en partijen te gelasten gezamenlijk met haar dat geding voort te zetten, met veroordeeling van diegene der partijen, welke deze vordering mocht tegenspreken, in de kosten van dit incident en anders met reserve daarvan tot aan de uitspraak ten principale;
en voor antwoord ten principale, voor het geval interveniente qualitate qua met haren vorenstaanden eiseh zal zijn ontvangen: dat het den Ilove moge behagen eischer ten principale met zijnen gedanen eiseh en genomen conclusien te verklaren niet ontvankelijk, immers en in ieder geval hem die te ontzeggen, met zijne veroordeeling in de kosten aan zijde van interveniente qualitate qua gevallen;
O. dat de gedaagde voor antwoord tot voeging en tusscherikomst heeft geavanceerd:
dat gedaagde tegen het verzoek tot voeging en tusschenkomst geen bezwaar heeft en dus in den eiseh van de Weeskamer 0111 als tusschenkomende partij in dit geding te worden toegelaten en met haar voort te procedeeren geconsenteerd wordt, onder protest van kosten:
O. dat partijen daarna bij pleidooi hare sustennen nader hebben uiteengezet en de uitspraak bepaald is;
Ten aanzien van het recht:
O. in de eerste plaats ten aanzien van het door eiselieres tot voeging en tusschenkomst voorgestelde middel van niet ontvankelijkheid hierin bestaande, dat, vermits eischer verkeert in staat van faillissement en bij de onderwerpelijke vordering de belangen van zijnen faillieten boedel betrokken zijn. de vordering alleen door de Weeskamer kon worden aangevangen, omdat de
Het regt in Nederlandsch-Indië. Geraadpleegd op Delpher op 23-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMUBL08:002803001:00001