Utrechtsche studenten almanak voor ..., 1855, 1855
Die ’s avonds met een chique pet
Op ’t leege hoofd te pronk gezet.
Zoo menig een verlokt in ’t net....
Bedervers van studentenpret,
Op feesten, waar gij altemet,
Met hun gelijk genoodigd werd!
Die altijd ledig loopt op straat,
En waar men zit of waar men gaat
Als ongenoode gasten staat.
Begrijpt toch wat figuur gij slaat.
Al hebt gij nog zoo’n bluf en praat.
Bij dames op ’t concert.
Ja d’ Utrechtsche studentenvlag
Al schijnt z’ u slechts een mislijk rag,
Waar trotsch uw blik op neer zien mag,
Verwijst u tot uw laatsten dag,
(O dat ik dien toch spoedig zag)
Weer in uw eigen woning.
Maar bleef gij in den zomertijd.
Dan zijt ge ons allen immers kwijt.
En als ge dan eens dapper rijdt.
En sjouwend van de hitte lijdt,
Gevoel dan wat een Piet gij zijt,
In ’t land der blinden koning.