Utrechtsche studenten almanak voor ..., 1859, 1859
En met gebiedend machtwoord voor
Zijn minsten naklank eiscbt gehoor:
Het was slechts een eenvoudig Vriend,
En die vereering ’t meest verdient,
Wijl hij bescheiden welgezinde!
Belangloos met zijn vriendengunst
Verblijdde, en Wetenschap en Kunst
Slechts om haar-zelv’ beminde.
Hij had ze lief om ’t waar gewin,
Om de échte zegening
Voor eigen hart en vriendenkring,
En niet uit ijdlen zin.
Een vriendlijk licht van kenniszucht
Hield in zijn kluisjen wacht.
En gnUe welgemoedheid bracht
Aan hoofd en hart er vrucht.
Daar was voor ontevredenheid,
Voor naspraak nimmer plaats,
Trouwhartig klonk er elk bescheid
(En vaak vol i-aads en baats.)
Verruimend voor gemoed en geest
(Ja!) is dat kamerken geweest,