Utrechtsche studenten almanak voor ..., 1860, 1860
Mijn kind 1 we moetep stille zijn:
Het is der nymfen ure.
De water-nymfen dansen daar.
Daar op de gouden golven.
En vlokken schuim omkransen haar.
Door ’t nat maar-half bedolven.
Zt wenken ons ; ga mee, ga mee!
Hoor, hoe ze ruischend zingen;
Wat is het heerlijk in de zee I
Ga mee, ga mee.
Zie hoe wij golvend springen !
Toen er kleine wolkjes dreven
Aan den blaauwen hemel-boog,
En de wind het held’re water
Met zacht rimp’len overtoog;
Als het uitzigt eindeloos verre
In dat blaauw verschiet verdween
Drong de blik van de aarde telkens
Naar dien diepen hemel heen.
’t Was als rezen daar de beelden
Van een wolkelooze jeugd.
Helder hlonken zij daarboven.
In het zonnelicht verheugd.