De pacftihoef wordt zijn eigendom;
(’t Kontrakt wordt gauw geschreven)
De honderd daalders oude schuld
Behoeft hij niet te geven.
Met Sjouke rijdt des andren daags
De landheer op een wagen
Naar stad, en wenscht, dat de kar
Al ’t geld niet eens kon dragen.
Te Staav’ren laat de domme boer
’t Kontrakt den koning lezen,
»Nu” zegt de vorst, ïhet komt hem toe,
»En ’t zal er nu naar wezen!”
De landheer droomde slechts van goud,
O, wat hij zich verheugde!
ïWat groote ton, kom! schep maar op!”
Hij schreit bijna van vreugde.
Doch ’t nijdig lot stelt hem te leur
Want op de ton gebonden
Krijgt hij de straf naar d’ eisch van ’t recht
Voor al zijn pekelzonden.
»En werd ook later Sjoukeboer
sßesrunstigd door den koning?”
De muze der historie zwijgt
Geheel van een belooning.
Utrechtsche studenten almanak voor .... Geraadpleegd op Delpher op 20-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMUTRA01:001348001:00011