402
ltit de pers.
woordige zonen zoo angstig wordt geducht. l) De bescheiden afmetingen der schepen — bescheiden in vergelijking met die onzer naburen — staan daar borg voor; toch zijn zij strijdvaardig genoeg om van een mogelijken vijand een machtsontwikkeling te eischen, eenige malen grooter dan waartoe zij bij het behoud van het beginsel der z.g. binnenlandsche verdediging verplicht zou zijn geweest. Dezen ommekeer juichen wij zeer toe.
Ook de marine in Indië zal in de toekomst een macht vormen, waarmede rekening zal dienen te worden gehouden. Tea opzichte van dit deel der zeemacht zijn de eischen niet minder bescheiden dan die ten opzichte der landsverdediging; zes schepen 3) voor een zeegebied als dat van Insulinde! Maar hierbij dient niet uit het oog verloren te worden, dat de eigenlijke verdediging van het grondgebied, waarop wij onze krachten bij een eventueelen aanval van buiten zullen concentreeren, de plaatselijke verdediging dus, blijkens Kon. besluit van 27 Juni 1896 (Staatsblad No. 141) voor rekening van Indië komt. De Memorie van Toelichting op de Indische Begrootiug voor 1897 laat do samenstelling der daartoe noodige strijdkrachten ter zee nog in het midden; wij meenen echter te moeten aandringen op een spoedige oplossing van dit vraagstuk, en verwachten, in verband met art. 1 van genoemd besluit, een krachtige samenwerking van de beide daarbij betrokken Ministers en de Indische Regeering.
De zes bovenbedoelde schepen zijn dus bestemd voor de algemeene verdediging; vermoedelijk gebonden door de beschikbare financiëele middelen, werd het aantal in verhouding tot de oppervlakte van het terrein hunner werkzaamheid en hun in de Memorie van Toelichting omschreven taak zeer klein genomen. De tijd zal intusschen kunnen leeren of met dit getal volstaan kan worden, want eerst over vijf jaren zal de sterkte van het auxiliair eskader, dat thans uit 4 schepen bestaat, op 6 gebracht zijn en eerst over 13 jaren kan het programma van den Minister Van der Wijck uitgevoerd zijn. Aan onzen wensch van geleidelijke versterking wordt aldus in grootere mate voldaan dan wij doelmatig achten.
Wat het type der schepen aangaat, daarover meenen wij het oordeel te moeten overlaten aan meerbevoegden; en hierbij hebben wij in het bijzonder het oog op de Marinevereeniging te Den Helder. Zij heeft thans een taak te vervullen, die zij niet licht mag tellen.
Dat de uitvoering van het programma van jhr. Van der Wijck tot versterking der vloot leidt, ook in Indië, daaraan kan
1) Zie o. a. Gijsberti Hodenpi.il. De werkkring der Nederlandsche marine 1886.
2) Kruisers, die dus het groote voordeel van voldoende snelheid en kolenberging hebben om zich op hun uitgestrekt terrein vrij te kunnen bewegen en een eventueelen vijand veel werk te geven; uit den aard der zaak eischen deze eigenschappen opoffering van gevechtswaarde, tenzij men overgaat tot zeer groote schepen. Voor kleine mogendheden leidt dit weer tot vermindering van aantal en ook dit heeft zijn eischen.
Marineblad jrg 11, 1896/1897 [volgno 7]. Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=dts:2331007:mpeg21:0001