86
„Wat ?" vroeg Suus, maar eer iemand antwoorden kon, vroeg Adriaan of Absdale ook tennis speelde.
Dat was een onderwerp, waar Adriaan 't graag ■over had, vooral tegenover leeken op dat gebied, zooals Absdale erkende er een te zijn. Want •dan had Adriaan gelegenheid om te geuren met vreemde uitdrukkingen, Engelsche spelbenamingen die hij op het gehoor zóón beetje had leeren uit-spreken. Doch waarvan hij voor het meerendeel de beteekenis, noch de spelling kende.
„We hebben een club hier", vertelde hij „ik zit in 't bestuur, Hetty is presidente."
„Maar er zijn in Arkelo toch weinig jongelui," meende Absdale.
„O, toch.." zei Alida „en er zijn nog al eens introducé's."
„We hebben hier laatst een vriend van Daniël gehad", vertelde Adriaan „als u die had zien spelen, kolossaal... kolossaal... als je die kerel forehand stop volley's zag maken.. kolossaal... en een unique smash ... en zijn drives... geweldig, zeg!'
Absdale knikte met veel bewonderende waardeering voor de prestaties van dien heer.
„Hij heeft ons nog les gegeven", ging Adriaan nog even voort, „mij heeft-ie een speciale backhandslag willen leeren,maar ik kon hem niet te pakken krij gen".
„Jammer", zei Absdale op deelnemenden toon.
Sinclair, F. de, "Het noodlot van Lukas Absdale : -". Van Holkema & Warendorf, [1919]. Geraadpleegd op Delpher op 08-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB02:100003331:00007