91
en „in het Egyptische evangelie, want zoo is het door sommigen genoemd, wordt het bij monde des Heilands heimelijk en geheimzinnig zoo voorgesteld, alsof deze zelf den leerlingen openbaart, dat een en dezelfde Vader is en Zoon en heilig Pneuma." (Epiphanius 62:2; vgl. Matth. 28:19.) „Hij, die zegt," zoo leerden (Hipp. 5:8) de Nahassenen, „dat alles uit één bestaat, hij dwaalt; wie zegt uit drie, spreekt waarheid, en zal van alles uitlegging geven." En ze hielden staande, dat eene drieledigheid der ziel reeds geleerd was door de 'Assyriërs'; Pietro Galatino heeft nog omtrent 1525 beweerd, dat hij te Lecce in de Napelsche provincie van dien naam, een Joodschen targoem had gelezen, waarin het „Heilig Heilig Heilig" van Jez. 6 :4 was overgezet als volgt: „Qaddisja Abba, qaddisja Bera, qaddisja Roecha Qoedsja". In Alexandrië heeft eene persoonsverbeelding van het aetherische aan allerlei 'ingewijden' voor den geest gezweefd, en „de heilige boeken van Hermes over den verlichten mensch en diens wegwijzer den zoon Gods" worden (Berthelot 232) nog genoemd door latere alchimisten; het Nahasseensche evangelie heeft tot verkeering van Wijsh. 2:12—22, Jerem. 26, Jez. 53 en Ps. 22 in eene heilbrengende goddeüjke lijdensgeschiedenis den zoon Gods als waren 'opvolger van Mozes' ten tooneele gevoerd en (Epiph. 62:2) bij monde van dien Jezus, Jezua of Jozua1 eene goddelijke drieëenheid geleerd, die de kroon en de zwakte van het Christendom is gebleven. Uit het oorspron-
i) 'iowsüe Sb JfoOv (Orig. 10 l 379 Lomm.) heet Jezua in Neh. 8:18 en Jezus flq«eSc) in Septuagint, Hd 7 : 45 en Hebr. 4:8. VgL Joh. 5:46. En in de Perzische vertaling der groote Arabische kroniek van Tabari (839—921)
. . i -i t j _ ,]— \Ê—„
Bolland, G.J.P.J., "De oorsprong der Grieksche wijsbegeerte : eene geschiedkundige schets met eene toegift voor vrijmetselaren : 1". Adriani, 1921. Geraadpleegd op Delpher op 16-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB02:100002351:00007