Een taak in betrekking tot het prostitutie-vraagstuk
vol doode prullen, magazijnen van dure, smakelooze snuisterijen; vervelende schijnweelde in ]iuis — te kostbaar een kleedij op straat; steeds minder waar geluk, maar bijkans elke jongen, elke man met voorstellingen van lage zinnelijkheid in zijn zak, plaatjes op lucifersdoozen, op sigarettendoosjes enz., die hen lokken en roepen verkeerde wegen op! Die hen brengen naar bor
deel en publieke vrouwen.
IJverig wordt in den laatsten tijd, ook door vrouwen gewerkt voor opheffing der bordeelen. Sommige steden zijn al zoover, andere zullen
wellicht volgen.
Maar de tegenpartij houdt het hoofd op, bewerende, dat na opheffing, de zedelijkheid nog minder, de toestanden nog erger en ergerlijker
zullen worden.
Zeker is het, dat wij van opheffing der bordeelen alleen, niet alles verwachten kunnen; vooral niet zoolang plaatjes, als hier boven beschreven, schier als dagelijksche kost in de brievenbussen der huizen worden geworpen, of voor de ramen van de meeste „fatsoendelijke" sigarenwinkels hangen, zoodat aan jonge meisjes wordt verboden ooit bij de ramen van deze