De jonge priester
X.
l)f vorige», HERMAN.
H e r m a n.
Meneer pastoor mag ik me even aan u presen-
teren Mijn naam is Herman Dommelaer
Trippels.
U is Grote hemel Mijn
naam is Trippels —
Herman.
Ik ben blij, «lat ik u thuis tref — — Meneer Goltz kent mij wel — — — —
Goltz.
O ja — — — heel goed.
Trippels.
En wat is er van uw dienst, meneer'?
Her man.
Ik zou graag met u een enkel woord spreken, eerwaarde — — —
Trippels.
Mij spreken? — U mij spreken
Neem dan even plaats — — — en maak t kort
Her in a n.
Heel graag 't Is u natuurlik wel bekend,
dat wij de arbeiders trachten doen beseffen — waar het kan — «lat hun lot alleen te verbeteren
is door eigen kracht — — — —
Trippels.
Zo-iets, jawel -