De sluier
— Niet ? wat heeft-i dan wèl gehad ?
Die briefiesschrijverij behelst niets dan leugens, hij
heeft ons om de tuin geleid, 't is van a tot z allemaal geloge, hij is Dinsdag niet thuis gebleve, hij is Dinsdagmorge uitgegaan, hij is ook niet bedlegerig geweest, daar is allemaal niks van aan, niks, niks....
— U antwoordt niet op m'n vraag, pa wat heeft
Maurits dan wèl gemankeerd als 't geen influenza is geweest !" herhaalt Nancy geprikkeld.
— Dat doet 'r voorloopig niet toe," antwoordt haar vader ontwijkend, ,,de zaak is op 't oogenblik, dat-i ons voor de gek heeft gehoude en dat ik me niet voor-de-geklaat-houde, allerminst door iemand, die hier gastvrijheid geniet; je oom is dat volkome met me eens."
— Ja, lieve kind, je vader heeft recht van spreke ; de bewijze zijn 'r, dat Maurits zich onbehoorlek heeft gedrage.
— Dus u verkiest me niet te zegge, pa," hervat Nancy, zonder op de beaming \an haar oom acht te slaan, „waarom Maurits deze week niet bij ons is geweest ? Daar moet
toch 'n réden voor zijn."
— Vooreerst kan ik je dat nog niet zegge, omdat 'k 'm zelf nog niet gesproke heb ; maar voor één ding wil k je waarschuwe : als 't me blijkt, dat-i behalve 'n bedrieger ook 'n deugniet is, versta me goed, als dat na onderzoek blijkt dan kan 'r nooit iets van 'n huwelek tussche