Kommentaar op den Brief aan de Romeinen
doxologie van den Christus tegelijk een protest tegen zijn verwerping door de Joden, evenals H. 1:25" tegen
densche afgoderij gericht is.
Zoovele voorrechten hadden de Israëlieten. Nochtans was hunne verwerping niet onmogelijk. Zelfs waren er antecedenten in hun geschiedenis, die huu aanleiding gaven juist op deze mogelijkheid bedacht te zijn: vgl. de verwerping van Ismaël, vs.-6—9, die van Ezau, vs. 10-13.
Vs 6—13: Twee antecedenten, die de vrijmacht Gods, zelfs ten opzichte van het uitverkoren volk, bewijzen.
Vs. 6—9. Ismaël en Izaak.
Vs. 6-8: „Maar niet zóó, dat het woord Gods is teniet gedaan; want niet allen, die uit Israël zgn,
zijn Israël *), 7 en omdat ziJ Abraham'8 z Zfln' zijn zij allen (nog) geen kinderen, maar: „In
Iza&k zal u het zaad genoemd worden ; 8 dat
is: niet de kinderen des vleesches zijn kinderen
Gods, maar de kinderen der belofte worden voor
zaad gerekend."
Het woordje li duidt een tegenstelling aan tusschen vs. 5 en vs. 6. Beza vertaalt, alsof er oliv u stond: het is niet mogelijk, enz. Het woord Gods zou dan de onvermijdely e verwerping van het joodsche volk aankondigen.
i8 hier niet van de noodzakelijkheid, maar van de mogelijkheid van die verwerping sprake, terwijl er ookgeen^T*, nog minder een oliv re gevolgd door een infinitief staat. Vreemd, dat op ohv volgt Sn. Twee constructies schijnen
1)D„a *rT[, *
te r\)men