De gouden poort
Radboud.
De Bisschop schijnt tehuis in d'onderaardsche Helle!
De edelen lachen.
AUSON1US.
Laten zij beven, zij, die andere goden dienen
Dan den alléén waarachtigen God, die is de God
Van Jezus Christus onzen Zaligmaker,
Die op de aarde nederdaalde om
De menschheid te verlossen
Van harer zonden schuld.
Dat allen Hem aanbidden! —
Dat het Uwer Majesteit behagen moog'
De Kerk het recht te geven
Tot het eind der dagen
Tienden te heffen van alle voortbrengselen
Des landbouws, van de veeteelt en den handel;
In Majorem Dei Gloriam.
Behaagt zulks Uwer Majesteits onuitputtelijke
Edelmoedigheid?
Godfried.
Neem, Priester, zoo lang men U nemen laat.
Het volk mompelt ontevreden.
Ausonius.
Ik dank Uwe Majesteit. Ik zal met al mijn Geestelijken bidden voor Uw rust en 't heil van Uwe Friezen.
Godfried.
Bid, Priester, zoolang je bidden kunt. —
Meester Lucas en gij andere kunstenaars,