De gouden poort
Alma,
fluisterend.
Waar?
Lucas,
eveneens.
Daar!
Alma.
Ah!
Lucas.
Hij schijnt bedroefd.
Alma.
Hij spreekt.
Lucas.
Sst!
Godfried,
luid.
Een, twee,... zes schepen .., de zon daalt.
... Zes schepen. In de verte, heel in de verte
Nog meer schepen ... Zeven .., acht... negen
O, wat een donkere zeilen hebben die...
Tien, elf, twaalf... twaalf schepen in de verte.
... De zon gaat onder. Een zachte wind bolt de zeilen
En stuurt ze als met lichte hand.
In gouden kleuren glanst de zee
En er is gespartel en gestoei van vlokken schuim,
Als spelende meeuwen, een zomeravond.
De golven gloeien als edelsteenen;
Dan is de zoute geur zoo heerlijk in den mond
Als zomerzon die de huid bruin brandt...
En de zang van de zee ... een machtig rhythme...