De gouden poort
Radboud.
Zwijg!
Hobbe.
Kaïn! Smijt mij in 't donker hol Waar de beide onschuldigen versterven.
Ik zal niet zwijgen, vóór 't volk De gansche waarheid weet.
Radboud.
Neemt hem gevangen! „ . „
° ° Het volk mort en gehoorzaamt niet.
Hobbe.
Kaïn! Moordenaar van koning Godfried!
Van Ausonius! Wreed cipier van Lucas En van Alma, die langzaam, zeker sterven.
Moordenaar! Geen koning! Kaïn!
Radboud
treedt op hem toe en dreigt hem met zijn gebroken zwaard.
Hobbe,
neemt zijn grooten hamer.
Pas op, want de tijd is nu gekomen!
Het Volk.
Hobbe, bedenk... het is de Koning.
Hobbe.
Wat Koning! Moordenaar van al 't schoon
Dat ons eens lief was! Verderver van onze kracht,
Onzen trooster, onze toevlucht.
Hij was 't die den Koning doodde! Mara zette hem aan!