De gouden poort
Oord, de Leegte; in zich ziet Hij terug op ajnen Vader, Parabrahma, de Onbekende; en m t schouwspel van dit Eenige Wezen, ziet hij de oneindige gestalten van 't aardsch heelal als begraven in een
15. ^droomt van schoonheid, van een ideale SchePP'^ waarin Liefde is de Koningin; hij droomt van sch ding in een minnend en in een veel-bemind oer-
16 En'^Hij, de groote Koning, Zion, de Hemelsche, de Ideëele Mensch, hij schept nu om zich heen de volh^ld van zijn licht, de Lichtzee, 't Pleroma, wonderbaarlijk, wonderheerlijk; oorsprong, doel van alle schoon.
II.
KAREOL
1 In zalige pracht blonk het Pleroma, Kareol het wondre Land; opgestapeld in den glans van een geheel denkbeeldig licht lag gansch de schat van
niet te zeggen paarlende paleizen, stralend in een
schemering van marmer wit. ... „oonHp
2 Tot in d'oneindigheid daar strekten zich e g rijen; de vijvers, tuinen, lichtpaleizen, tempels voor de smart en tempels voor de vreugde; ^en voor de rhythmen, tuinen voor den zang en voor de g
en kolonnades, eindelooze, voor de kleuren, rijk hangen met begloeide edele tapijten.
3 Tot in d'oneindigheid daar klommen blinkende terrassen, en elk terras bekroond met een betooverend
4. DeXonnen sprongen, zeer vreemde vogels, schitte-