zilveren lepel in den «brandewijnskom» gezet en jeder — de dokter het eerst — schepte uit den rondgaanden kom een lepel vol. Zóó ging het bij ieder.
De dienstboden stapten daarna op en gingen naar hun ouders, en vandaar naar verder familie en vrienden. En bij al die visites ging de brandewijn met rozijnen rond! Die niet wist van maathouden gebruikte te veel dien dag: men zag op den eersten Januari altijd veel dronken volk langs de straat...
Daar bestond nu geen gevaar voor; want brandewijn was veel te duur en rozijnen en suiker waren eenvoudig niet te verkrijgen geweest. Zelfs de lange Goudsche ontbraken; want er was geen tabak.... Toch kwamen ook heden de knechts en de meid «nieuwjaar wenschen», maar de stemming in de kamer was somber, hetgeen slechts een weinig veranderde, toen de dokter de gegronde hoop op betere tijden in 't licht stelde en — aan allen de gebruikelijke nieuwjaarsfooi uitreikte!
En hoe werd bij Jantje van Dijk de nieuwjaarsdag gevierd?
't Oude mensch had weer bijna niet geslapen dien nacht. Toen ze uit de kerk kwam, had Geert haar moeten ondersteunen en Wasi had haar kerkstoof gedragen: ze scheen in de laatste maanden tien jaar ouder geworden' Wel waren ze spoedig naar bed gegaan; (want wie had er in deze omstandigheden pleizier in om «van 't oude in 't nieuwe te zitten»?) doch geslapen had moeder
Faber, Jan, "Een Rus te Delfzijl : of De laatste Franschen in ons land : -". Kampen, [1909]. Geraadpleegd op Delpher op 23-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSFUBA02:000011520:00012