Wielenga te Kampen in dankbare herinnering zal houden. Noemde ik reeds vele namen, het zou schuldig verzuim zijn, indien ik vergat welke diensten eene vriendelijke hand mij bewees bij het overschrijven der notulen van den Kerkeraad te Sluis, welwillend door den tegenwoordigen Kerkeraad dier gemeente in bruikleen afgestaan; maar ook, indien ik geen melding maakte van de vele diensten mij bewezen door het personeel der Universiteits-bibliotheken te Leiden, Utrecht, Groningen en Amsterdam en door dat der Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage en van het Stedelijk Archief' te Utrecht. En eindelijk, dat de heer C W. Bruinvis, geineente-archivaris te Alkmaar, mij op allerlei wijze vriendelijk tegemoet kwam, verwondert zeker niemand die dezen kundigen en welwillenden man kent.
Eer ik eindig, moet ik nog een opzettelijk woord richten tot twee reeds genoemde geleerden. De eerste is mijn hooggeschatte promotor, Prof'. C. II. van Riiijn. De welwillendheid, welke gij mij steeds hebt betoond en de belangstelling, al behoorde mijn onderwerp niet tot uw eigenlijk studievak, waarmede gij uw oog over dezen mijn arbeid hebt laten gaan, zullen bij mjj steeds in dankbare herinnering blijven. Wees nog voor vele promovendi, wat gij voor mij geweest zijt.
En de tweede naam, welken ik nog wil noemen, is die van Dr. A. S. E. Talma. Wat uwe studeerkamer voor mij geweest is, hoop ik nooit te vergeten, en wat ik gedurende mijn studententijd en ook later nog in den intiemeren kring van uwe huiskamer heb genoten, zal steeds met dankbaarheid herdacht worden.
En voorts aan vrienden eu kennissen, aan oudere en jonge ambtgenooten een broedergroet. Make God ons allen getrouw in den ons toevertrouwden werkkring.
Vaartwel!
Krull, Aijelt Folkert, "Jacobus Koelman : eene kerkhistorische studie : -". Campen, 1901. Geraadpleegd op Delpher op 25-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSFUBA02:000011528:00010