taal, uitgaat, heeft men het ook in zijn macht eenheid te brengen in den chaos van voorschriften die het zuiver schrijven regelen. Schrijf zooals je het hoort, zoolang het je niet anders geleerd is, wordt het leidend beginsel: de taak van den onderwijzer is de leerlingen bekend te maken met de afwijkingen, zoodat ze met volle bewustheid afwijken. (Zie § 10 en 11) De verwarring houdt op en tegelijkertijd is het geestdoodende van het onderwijs in het zuiver schrijven verdwenen: de leerlingen moeten voortdurend bezig zijn, doordat ze hun eigen taal steeds vergelijken met die welke ze moeten aanleeren.
Geheel volgens den wijzen paedagogischen regel: leer slechts éèn ding tegelijk, worden die verschillen geleidelijk aangeleerd: één voor één, berekend naar den trap van ontwikkeling waarop de leerlingen staan. Zoo krijgen ze langzamerhand alle vormen die ze moeten kennen. In de oefeningen en dictees komen alleen die woorden en vormen voor, welke ze kunnen schrijven volgens hetgeen ze geleerd hebben. (Zie § lü, 86.) Met opzet is het gebruik der naamvals-n vermeden tot het vijfde leerjaar, wanneer de zaak behandeld wordt. Het eerder bezigen van die n is van volstrekt geen nut: de leerlingen zien zoowel de als den meester, zonderdat ze iets van de oorzaak weten. (Zie § 11, Opm. 11.) Maar wat erger is, het is volkomen verkeerd. Het schrijven dier n, voordat de zaak behandeld is, strijdt lijnrecht tegen alle gezonde methodiek. Het belemmert, zonder eenig voordeel, de toepassing van het beginsel van elke rationeele taalmethode: wijk slechts met bewustheid af van wat je zegt en hoort.
Door het vasthouden aan dat beginsel is deze methode ook van groote waarde voor het stelonderwijs. Het maakt, dat te allen tijde een natuurlijke schriftelijke gedachtenuiting, die niet door de moeilijkheden van den vorm belemmerd wordt, mogelijk is. Meer rechtstreeks is deze methode ook bevorderlijk aan de eigen-gedachtenuiting, doordat de dictees en zinnen een geheel vormen dat tot voorbeeld kan strekken. (Zie § 14 en 27.) Het formeele voordeel, dat de leerlingen zich hun kracht bewust worden, doordat ze kunnen wat ze moeten doen, en dus niet tegen een „opstel" opzien, is zeker niet licht te onderschatten. Daarbij komt nog, dat het zelfvertrouwen niet gedood is, doordat ze verkeerd hebben Ieeren waarnemen
Strien, H. van, "Van spreken tot schrijven : boek voor den onderwijzer behoorende bij de oefeningen voor het zuiver schrijven : -". Hilarius, [1905]. Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSFUBA02:000012687:00004