Verhandeling over de toekomende waereld.
f9
VERHANDELING ovër de
Daarop werd het koningrijk van Salomon ten vollen bevestigd ; en hij regeerde, gelijk met grooten vrede, zó ook met eene zeer uitneemende heerlijkheid. Van deeze denkbeelden is ontleend het fchilderachtig voorftel,- met hetwelke David hief zijne laatfte woorden befluit. Daar zouden, onder de regeering van Vorst Mesfias, Salomons tegenbeeld ^ mannen Belials zijn, die zig tegen zijnen perfoort en zijne regeefing zouden aankanten, gelijk aan fcherpe doornen; doch die ook daarin aan dezelve zouden gelijk zijn , dat zij van tijd tot tijd zouden weggeworpen, dat is, door den dood van de aarde weggedaan worden; terwijl hun eindelijk lot zou zijn,- dat zij, op eenen hoop bijéén vergaderd, ganfchelijk verbrand zouden wofden ter zelfder plaatze.
Doorgaands vindt men de vervulling van deeze voorzegging in het eindelijk oordeel Gods over de ongeloovige Jooden, de verwoesting van ftad en tempel door de Romeinen , en den ondergang van het Joodfche gemeenebest; daaraan verbonden. Maar leest men ergens in de gewijde Orakelrolle zo vroeg van dit oordeel? Voldoet deeze opvatting ook Wel aan den nadruk der woorden , in welke deeze vooffpelling begreepen is? En eindelijk, hoe komt, daar David' van den Mes/ias fpreekt, als het tegenbeeld van dien Vorst, die met zo veel voorfpoed en rusr
té