Proeve over de betrekking der zedelijke wet tot het genadeverbond, en tot den evangelischen godsdienst.
(50)
het jongfte Gericht, eens eindelijk over alle de Bondgenooten het rechtvaardigend Vonnis zal geveld en uitgevoerd worden, zal de Wet, ten deezen aanziene, en in dat gebruik, ophouden. — De Wet, nevens het Evangelie, 'dient voor de Geloovigen , om hun de uitneemende grootheid van Gods Genade , en de onuitfpreekelijke dierbaarheid van Christus, op zulk eene wijze te leeren erkennen, als waar voor in den Hemel geen plaats zal zijn. — De Wet leert en beveelt ons nu, onze gelukzaligheid te zoeken in eene trapswijze gelijkvormigheid aan haare Geboden, zoodat wij , door haar geloovig te gehoorzaamen, medewerkers zijn onzer zaligheid (q). Maar wanneer die Zaligheid ons eens volkomen zal toegepast zijn, dan zal ook dit gebruik der Wet ophouden; zij zal dan volmaakt in ons hart gefchreeven zijn. — Schoon de Wet eene volmaakte Gerechtigheid vordert, tot onze rechtvaardiging voor God, en wij die door het geloof in Jesus Christus zoeken, en vinden; keurt nogthans de Wet, als de Wet van het Genadeverbond , de aanvanglijke, fchoon als nog gebrekkige en onvolmaakte gehoorzaamheid der Geloovigen,
goed,
F-.ltntvfen II: 12, 13.