af een verbetering heet, ook voldoende rekening " PrJ? Frfedbcrger, hoogleeraar in de gezond. te Greifswald, onderzocht deze vraag * j !, hrrede en heeft zich er nu uitvoerig over i !„ T> vraag was dus : is de tegenwoorrf nMcedin» van vrouwen en mannen gezond? d,g p C ro k Fièrdberger is als hygiënist met den». , Himes -niode zeer ingenomen en hij zal doen wat hij kan, dat zij zoo lang mogelijk stand i i.dt De gezonde wijze, waarop de vrouw v\ch kleedt heeft reeds veel goed gemaakt, wat L oor iog kwaad deed; haast onbelemmerd werken lucht en licht op het lichaam; hiervan «raat een opvoedende werking op het lichaam wit' die ons het Grieksch ideaal doet benaderen ' (|) _ aldus de Professor. Reeds het feit, dat de mode de vrouwen van alle standen dwm«f dagelijks een aanzienlijk gedeelte van liet lichaam — ten minste hals, borst en armcn _ te wasschen, is een hygiënisch voordeel. De hoogleeraar aarzelt zelfs niet de tegenwoordige vrouwenkleeding van top tot teen als hygiënisch té noemen. In plaats van de hooge gesloten laars of van den gesloten lagen schoen draagt de vrouw 4hans een schoen, die slechts hiel en uiteinden der teenen bedekt; zelfs is het leer vaak vervangen door gevlochten materiaal; zoo is aan dit deel van het lichaam, dat de meeste zweetklieren bevat, de beste gelegenheid voor het verdampen van het afgescheiden vocht gegeven. Het been is door den korten rok en de zeer dunne kous bijna rechtstreeks toegankelijk voor de heilzame werking van zon en lucht; nog meer profiteeren armen, hals en oksels. Boven- en onderkleeding zijn zoo dun, dat het lichaam voordurend met versche lucht wordt voorzien en de uitgescheiden gassen en vochtigheid met de warme, langs het lichaam opstijgende lucht spoedig verdwijnen. Ook de moderne haardracht die met de op de hoofdhuid drukkende wrongen, en met kussentjes en valsche vlechten heeft afgerekend, bevordert de huidwerking, evenals het lichte, uit dunne stof of licht stroo vervaardigd hoedje. De lichte kleeding verhoogt ook de bewegelijkheid der vrouw, begunstigt sport; zoo ontwikkelt zich een generatie van vrouwen ,„die geschikt zal zijn een gezond geslacht tot rijpheid te brengen." De moderne mode brengt mede, dat de vrouw, die vroeger zooveel gevoeliger was voor kouvatten dan de man, thans juist meer gehard is. Vroeger waren vrouwen na een bal altijd verkouden omdat zij het décolleté niet gewend waren. Als men tegenwoordig in den trein een raampje wil open hebben, kan men er zeker van zijn dat het in 99 van de 100 gevallen niet meer de vrouw is die last van den tocht heeft, maar dat het protest tegen de zoo heilzame frissche lucht — tocht is immers niets anders — van den kant der mannen komt. Prof. Friedberger is, zooals zich laat begrijpen, over de mode der mannen in het geheel niet te spreken. Dat de heerenkleeding, zelfs in deze periode van sport, zoo weinig de hygiënische richtsnoeren der damesmode volgt, zoekt
de schrijver in de grootere standvastigheid der heerenmode, die bovendien nog in een land wordt geschapen, dat op dit gebied bijzonder conservatief is. Zeker ligt het ook aan de goede kwaliteiten der stoffen en aan dergelijke factoren, dat de uiterlijk zoo sympathieke Engelsclie heerenmode over de geheele wereld gevolgd wordt. Maar dat, wat voor het koelere, en meer gelijkmatige Engelsche klimaat past, past niet elders, waar het klimaat een meer continentaal karakter heeft. Het is in de laatste jaren wel iets beter geworden; de hooge boord, het gesteven overhemd zijn verbannen en cok de lage schoen vindt meer ingang. Maar welke onzinnigheden vindt men nog altijd ! Terwijl de borst der vrouw onbelemmerd blijft, is voor den man juist het hooge vest mode; en na de hoedlooze mode, is het aan de stroohoeden-fabrikanten gelukt, den strooien hoed op te dringen als nooit te voren. Waarom draagt de man niet, evenals de vrouw, in den zomer een lichten hoed en sandalen; waarom geen kniebroek als de Trioier, en, als het warm is, geen halve kousen ? In plaats van de dubbele laag van hemd èn onderbroek zou zeker aan een „conibination" de voorkeur zijn te geven. De arm van den man kan, evenals de dracht der vrouwen, in den zomer, geheel vrij blijven; en hetzelfde geldt voor den hals. Waar de zon komt, komt de dokter niet I Geen ondoelmatiger kleedingstuk, vooral in den zomer, dan de boord. Dit kleedingstuk is er in de laatste tien jaar wel op verbeterd, maar het blijft ondoelmatig. Een staande boord, die goed zit, is ook een hygiënische paradox. Want de boord, die past, moet goed aan hemd en hals aansluiten, en zulk een aansluiting belemmert de warme vochtige lucht te ontwijken, om van den druk op de bloedvaten van den hals te zwijgen. De das doet er dan nog het hare aan toe om de speling tusschen boord en hals te belemmeren. Het verschil tusschen vrouwen- en mannenkleeding komt ook goed uit als men het gewicht bepaald. De kleeding van een echtpaar — dezen zomer te Greifswald gewogen — gaf de volgende uitkomsten : Man 3229 gram. Vrouw 741 gram. Intusschen behoeft men geen moeite te doen verbetei-ng van de mr.nnenkleeding te verkrijgen met behulp van academische betoogen en propaganda van gezondheidsapostelen. De mode vindt haar doel in zichzelf. Zij laat zich niet dwingen ten behoeve van een doel een middel te zijn. De mannen van het mode-vak moeten hier den toon aangeven; zij zullen moeten beproeven zich los te maken van de Engelsche mode cn zeiven een mode te scheppen, die ten minste een doelmatige zomerkleeding voor mannen mogelijk maakt. De hygiënist blijft hierbij bescheiden op den achtergrond. Dat de man door zijn beroep tot zware kleeding gedwongen is ,is niet juist. Wie zwaren lichamelijken arbeid verricht, ontdoet zich van zooveel kleeding dat hij zoo min mogelijk zweet. Zoo iemand transpireert pas als hij zich 's Zondags naar de mode kleedt en uit wandelen gaat. Wij gelooven, dat er veel waars is in hetgeen prof. Friedberger zegt, maar tevens, dat het velen nog heel wat strijd zal kosten vóór zij toegeven, dat de dunne kleeding der vrouw van tegenwoordig zoo Voortreffelijk is als de hooglc-eraar zegt. De te dunne kleeding in een vochtig, kil klimaat heeft toch immers reeds heel wat slachtoffers der mode gemaakt „
"Hygiëne en Moderne Kleeding.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1925/10/14 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000112376:mpeg21:p005
"Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1925/10/14 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000112376:mpeg21:p005
• V ' Houden de boomen hun bladeren lang, Voorspelt een winter koud en lang. —o— October nat, Veel kool in 't vat. —o— ' ' Is het water thans helder en klaar, Dan komt de winter vroeg in 't jaar. —o— Als de muizen zich diep in den grond beI geven, Wij zuSen een strengen winter beleven, Maar blijven z' op aarde zorgeloos en vrij, t Geeft een winter zonder vorst er bij. ——O— Met klett'rende regen en wind uit het West, Buldert October: dit is mijn orchest! Maar geeft hij reeds vorst en den wind uit het oost, Houdt de winter geen stand, dus dit zij ons tot troost. —o— Een donkere October geeft een lichten November en een blijde Kerstmis. —o— Op 31 October (Hervormingsdag) lichte maan I (wat dit jaar het geval is), Dan is 't met de duisternis ras ge-daan; Dan wijst zij November en meer tot hun I plicht, En geeft het een winter vol leven en licht. —o— 1 October. 't Kwartaal is om, geef op den buit: October maand van wijn ; Of zou 't aan brandstof, kleeding, fruit, Ras uitgegeven zijn ? Dan zal reeds als 't November is De wijn zijn waterkoud En in December al mooi wis De ham van puur hout. * * ♦ i-: \»f ■ j i ONZE GEZONDHEID. Frissche lucht en licht zijn voor de gezondheid van het menschelijk lichaam zeer noodig. Bedorven, verbruikte lucht is een sloopend vergif, waarom men woon- en slaapkamers niet genoeg luchten kan. ' Een ventilator nioet dicht onder de zoldering zijn en recht naar den schoorsteen opMgen. Een ventilator zijwaarts, ineens naar L Uiten, is doelloos, daar dan koudere buitenlucht
instroomt. In ziekenkamers is frissche lucht, en in de meeste gevallen veel licht noodig. Onaangeme reuk wordt verdreven door het ophangen van in terpentijd gedoopte lappen. IJs is in een ziekenkamer zeer nuttig cn kan in een wollen doek gewikkeld, zeer lang bewaard blijven. Een goed middel om onaangename reuk te verdrijven is: azijn-zure kalk met ecnige druppels zwavelzuur, een liter water met een eetlepel terpentijnolie in een flesch vermengd, zoo lang geschud tot het mengsel er als melk uitziet en in de kamer verdampt, is ook een desinfecteermiddel. Een kamer, die gedesinfecteerd moet worden, moet men eerst eenige dagen laten doortochten. Dan wordt in een metalen schotel zwavel gebrand, deuren en vensters gesloten en eenige dagen gesloten laten. Versch gebrande en gemalen koffie is eveneens een goed desinfecteermiddel. Kalklucht in de kamer verdrijft men door gloeiende kolen of cokes open neer te zetten. In een kamer waar een patiënt met eene besmettelijke ziekte ligt, moet men niet langer blijven dan noodig is, Men wisselt daarna van kleeding en hangt deze in de tocht en vooral in de zon. Wie zich aan koude wasschingen gewent, verhoogt den weerstand van zijn lichaam tegen kouvatten. Menschen met een gevoelige huid beginnen het beste met water van 20 gr. en dan langzamerhand kouder. Kinderen moeten zoo vroeg mogelijk hieraan gewennen, omdat dit een voorbehoedmiddel is tegen een heele rij kinderziekten. De beste tijd voof afwasschingen is 's morgens vroeg na het opstaan. Zorg dat de plaats, waar gij slaapt, zooveel mogelijk toevoer van versche lucht krijgt. Bedenk dat ge daar een groot deel van uw leven doorbrengt, dat ge daar uitrust van de vermoeienissen van den dag en krachten moet krijgen voor den volgenden dag. Werk 's zomers zooveel mogelijk met open ramen. Bij goed weder 's winters, moet de kamer meermalen per dag worden gelucht door het gelijktijdig openzetten van deuren en ramen. Stel u niet bloot aan tocht, vooral niet als ge verhit zijt. Wacht u voor het inademen van stoffige of slecht-riekende lucht. Vermijd het maken van stof in de kamer en daarbuiten. Adem met gesloten mond. Neem in uw vrijen tijd veel beweging in d» vrije lucht, ,» .
VLUG LEZEN. Dr. Schaepman moet verbazend vlug hebben kunnen lezen. Eens ontmoette hij in den trein (een kennis, die veel van babbelen hield. De doctor begon met hem een gesprek, doch middelerwijl haalde hij uit zijn groote jas een pas verschenen brochure, die hij met een bouwbeen begon open te snijden. De ander praatte door en Schaepman antwoordde trouw op zijn vragen, terwijl zijn schitterende oogjes door zijn brilleglazen over de bladzijden vlogen. Eensklaps scheurde de doctor de brochure, die nog al lijvig was, in twee gedeelten, reikte het eerste gedeelte aan den babbelaar over en zei: — Kan ik je dienen, ze is interessant. Toen las hij de tweede helft op zijn gemak. Nauwelijks had de ander een paar bladzijden van het eerste gedeelte gelezen of Schaepman riep, terwijl hij het vouwbeen wegstak en de halve brochure op de kussens wierp: — Geef mij je krant zoo lang, die daar uit je jas steekt! Hij had de brouchure reeds geheel in het hoofd. , • • * IN DE KERK. De Deensche hofprediker John Lassenius, die in 1692 te Kopenhagen stierf, had sedert langen tijd tot zijn groote verontwaardiging bespeurd, dat het grootste deel zijner gemeente gedurenda zijn preek insliep. Op zekeren Zondag, toen dit weer 't geval was, hield hij plotseling in .ijr. preek op, ajalde een bal uit zijn zak er. begon daarmee >p den kansel te spelen. Zoo iets buitengewoons wekte natuurlijk Je aandacht der wakenden op, die de slapenden aanstieten, en ;n korten tijd waren allen wakker en keken met groote verbazing naar den kansel. Dit was 't juist, wal Lassenius wenschte. Hij hield dadelijk met zijn spel op en begon een echte strafpreek, waarin hij o.a. zei: „Wanneer ik u üeden heilige en gewichtige waarheden verkondig, dan schaamt gij u niet, u aan den slaap over te geven; maar wanneer ik me als een dwaas aanstel, dan zijt ge geheel oog en oor". NIET GESTELD OP FOOIEN. Een Amerikaansche generaal, William Lordlow, moest een verbetering in den toestand eener rivier doen aanbrengen. Hij werd bezocht door een aannemer, die bij wijze van introductie met zijn visitekaartje een bankbiljet van honderd dollar op de tafel legde. Lordiow liet niet merken, dat hij erg had in deze onbeschaamdheid en merkte kalm
op, dat de besprekingen allicht beter zouden slagen onder het genot van een sigaar. Hij bood dus den aannemer een sigaar aan. Vervolgens keek hij rond, alsof hij lucifers zocht, kon er schijnbaar geen vinden en nam toen het bankbiljet, dat hij schielijk boven de gasvlam hield, waarna hij kalm zijn eigen sigaar aanstak en het brandende stompje den aannemer overreikte, die niets beter wist te doen, dan met bloedend hart zijn sigaar op dezelfde wijze aan te steken. • NAAR \vEMBLY. Een afdeeling van een Londensche vakvereeniging zou een uitstapje naar de wereldtentoonstelling te Wembly maken. In de vergadering rees de vraag, of men de vrouwen en verloofden der leden ook zou meenemen. Een stemming maakte echter uit, dat de dames thuis moesten blijven. Slechts drie stemmen werden voor vrouwelijke deelneming aan den tocht uitgebracht. Na afloop der vergadering brachten 120 liefhebbende leden aan hun vrouwen en liefhebbende meisjes een getrouw verslag vaa het verhandelde uit en 120 teleurgestelde vrouwen en meisjes vroegen ,,en wie waren die andere twee, liefste 1" • ^ GOEDE UITWERKING. A.: — Hoe is dat kistje sigaren, dat ik je gegeven heb, je bevallen ? B: — Oh, dat heeft me milddadig gemaakt! A : — Hoe zoo / B : — Ik heb ze allemaal weggegeven, toen ik er zelf een opgerookt had 1 DUBBELZINNIG. — Zij moet woedend geweest zijn over de manier, waarop haar huwelijk in de krant vermeld stond. — Hoe zoo, stond haar leeftijd er dan bij vermeid ? Neen, maar er stond bij dat haar man, een bekend verzamelaar van antiquiteiten was. • MISLUKTE AANKNOOPING. Hij was aan het strand al een poosje achter haar aangeslenterd en besloot ten slotte haar. met het gewone praatje aan te spreken: — Neem me niet kwalijk, juffrouw, maar ik meen, da tik uw gezicht al eens meer gezien heb. — Kan best wezen. Ik ben er als eens meer mee buiten geweest, antwoordde de jonge dame en keerde hem den rug toe. ♦ •
ZOO GOED ALS NIEUW. — Luister eens, Marie, zei mevrouw tegen haar nieuwe dienstmeisje, je moet vooral erg voorzichtig wezen. Dit porcelein is al meer dan twee honderd jaar in de familie en Marie: *— O mevrouw, wees U maar gerust. Ik zal er niemand iets van zeggen, In ieder geval ziet het er haast nog net zoo goed als nieuw uit. ♦,* GEZOND. — Dat varkenshok staat te dicht bij het woonhuis, zei het lid van de gezondheidscommissie, — dat is ongezond. — Och kom. meneer, antwoordde de boerin, •— het staat er al twaalf jaar en er is nog nooit een varken in doodgegaan, * . * VOLKOMEN GELIJK. — Getuige, wanneer gij voor de Rechtbank moet verschijnen, zeide een president tot een slechtgekleeden getuige, is het uw plicht in een zindelijker en betamelijker kleeding voor den dag te komen. | — Ik ben even goed gekleed als u, antwoordde de getuige. — Wat bedoelt gij daarmede ? vroeg de rechter op vergramden toon. — Wel! gij komt hier in uw ambtskleed ot wel uw werkpak, en ik in het mijne. PROBAAT MIDDEL. — Ik wou, dat ik maar wat wist voor mijn slapeloosheid. Ik heb nu in geen vijf nachten een oog dicht gedaan ! — Weet je, wat je doen moet, boksen leeren. Toen ik pas begon, kon ik een week lang geen oog open krijgen. J* > •0» • « TROEF. Een geneesheer zei eens spottend tot een stratenmaker, die bezig was de kleine openingen cn spleten van de zooeven gelegde straat met zand te vullen: — Ja, ja, slecht werk moet men met zand bedekken. — Zeker, dokter, antwoordde de stratenmaker, juist als bij u. ; ( JONGENSLOGICA. De onderwijzer: — Veronderstel, dat iï de school verlaat, een man mij tegen komt, die mij neerslaat, op den grond, zoodat öc voor dood blijf liggen. Wat zou daar het gevolg van zijn ? I Algemecne stilte. Eindelijk gaat er een vinger omhoog'. — Een vrije dag. meester!
"Mengelingen. OUDE ZEGJES EN WEERVOORSPELLINGEN OMTRENT OCTOBER.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1925/10/14 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000112376:mpeg21:p005
Jullie weet, dat vogels buitengewoon gaarne gebruik van water maken, meer om te baden dan om te drinken. Dit behoeft niet sterk te verwonderen als men bedenkt, dat ze aan hun veerenpakje een buitengewone zorg besteden. Bij den wilden vogel ziet dat pakje er dan ook ongerept uit, alleen in den drukken tijd, dat er jongen te verzorgen zijn, hapert er wel eens iets. Nu zijn er buitengewoon veel terreinen, waar geen water, maar wel vogels zijn; en de vraag of daar een drinkbak voor de vogels nu bepaald noodzakelijk is, is moeilijk voor beantwoording vatbaar. Wil men, waar geen water is, evenwel een drinkbak voor vogels plaatsen, dan is dat, zooals je begrijpt ,nooit verkeerd. Men kan zulk een vogeldrinkbak eigenlijk overal plaatsen, tot in kleine stadstuintjes toe en zelfs in de onmiddellijke nabijheid van sloot of gracht. Wanneer men het water helder houdt, en den bak zoodanig bouwt, dat de vogels op een stevigen bodem tot de gewenschte diepte, dat is bijna tot hun r.chouders in het water kunnen gaan, verkiezen ze den bak boven den sloot. Verder kunnen in parken en bosschen bakken worden gebouwd. In het bosch zoekt men de plaatsen uit, waar veel vogels broeden, dat is in gemengde beplanting, bij voorkeur van struiken. Is de bak eenmaal geplaatst, dan is spoedig de geheele vogelbuurt met de nieuwe badplaats bekend. Plaatst men een bak al te dicht bij een woning, dan zal men zekere schuwe vogels niet onder de geregelde bezoekers kunnen tellen. In 't bosch moet een plaats worden gezocht, waar hij in den herfst en winter niet vol c'oode bladeren geraakt, want deze maken het water voor den vogel onbruikbaar. Flinke, groote en diepe bakken geraken zelfs in een warmen zomer bijna niet leeg, al verliest het water dan veel van zijn bruikbaarheidPlaatst men bij den bak een dak van gegolfd plaatijzer van ongeveer 2 M2 op vier paaltjes — slechts enkele decimeters hoog — en voert men het daarop gevallen regenwater met een
goot naar den bak, dan blijft het water door herhaalde natuurlijke verversching zeer goed bruikbaar. Nog beter zal de bak dienst doen als men er een reservoir aan bouwt, dat het overtollige water opvangt. Een klein ondiep gleufje zorgt voor de overloop van het water uit den bak in het reservoir. Van een deksel voorzien, houdt dit het water zeer langen tijd versch. In droge tijden kan men er uit bijvullen of verfrisschen. Met al deze voorzorgen kan het niettemin soms nog noodig zijn den bak een enkele maal te reinigen, b.v. van algen. Vuil water gebruikt de vogel niet graag. Men kan den bak met allerlei materiaal omgeven en daarop en daarin planten en bloemen aanbrengen; een deel van den bak kan men reserveeren voor waterplanten, kortom, op niet te kleine schaal uitgevoerd, kan men hem tot een onmisbare versiering van tuin of park maken. Als men eenmaal besloten is tot het aanbrengen van een dak voor waterafvoer, is het een kleine moeite daar een hutje van riet of ander eenvoudig materiaal onder te bouwen, zoo soliede, dat de vogel den in dat hutje verscholen waarnemer niet kan vermoeden. Door een opening in den wand kan men dan van het succes van den bak voortdurend genieten; men kan er velerlei dingen zien, vooral als men er nog voedsel strooit, en ten slotte kan men er veel leeren. Men leert er talrijke individuen onderscheiden en hun rui nagaan. Behalve vogels komen er. wespen, bijen, waterkevers, reeën, eekhoorns. Een heel enkelen keer gebruiken hermelijntjes den bak, als hij groot genoeg is voor dat doel, als zwembassin, waarin hun zwarte staartpluinipjes allerlei bogen beschrijven. In ieder geval blijft het maken en nauwlettend gadeslaan van een drinkbak voor vogels zeer interessant. Ik kan je zulks dan ook warm aanbevelen te doen. Tot morgenavond.
"ONS HOEKJE". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1925/10/14 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000112376:mpeg21:p005
Een foes'tel met ingebouwde spoelen, Meer en mier treedt zoowel bij amateurs als fabrikanten de vraag naar voren een radio-toestel te ccnstrueeren met ingebouwde spoelen. Velen wenschen de uitwisseli/ire, uitwendig gemonteerde honingraat spoelen vervangen te zien door een stel spoelen, vast in het toestel gemonteerd en voorzien van één of meer schakelaars buiten op de frontplaat aangebracht. Hierdoor wordt de bediening veel eenvoudiger, terwijl het toestel veel beter hanteerbaar wordt bij transport. Zeer zeker is deze wensch gerechtvaardigd; tegenover eenige voordeelen staan echter grootere technische nadeelen. Menig amateur heeft reeds zijn krachten geprobeerd aan een dergelijk toestel; velen zijn voor de moeilijkheden teruggeschrikt en zijn teruggekeerd tot het oude; slechts weinigen zijn erin geslaagd werkelijk een toestel te bouwen, dat voldoet. In hoofdzaak liggen de technische bezwaren in de ontvangst der kortere golven. Om een toestel met ingebouwde spoelen te maken alleen voor Hilversum, Daventry en Parijs, kost weinig moeite; men kan zijn gewone honingraatspoelen in het toestel plaatsen, en de primaire en terugkoppelspoel op een asje draaibaar opstellen. Zelfs zou men eenige aftakkingen kunnen maken op de honingraatspoelen. Veel beter is etihter de terugkeer tot de oüdfcrwctsche, tlak geworden cylinderspoclen. Zij worden gewikkeld met katoenof zijdedraad op een goed gedroogde en gesc'hellakte kartonnen koker. De primaire en terugkoppelspoel kunnen ook op stukjes koker gewikkeld draaibaar gemaakt worlen aan beide zijden van de secundaire spoel. De assen van deze spoelen worden doorgelaten door de froctplaat en voorzien van een draaiknop. Zoodoende komt men tot dien dubbelen variometer. Met dezen dubbelen variometer nu kan men resultaten verkrijgen, welke zeker die met de honingraatspoelen overtreffen. De reden hiervan ligt in de veel geringere eigen capaciteit tusschen de windingen onderling; immers de kleine honingraatjes zijn veel slechter dan do basketspoeltjes voor kortegolf-telefonie! Tusschentijds zij even opgemerkt, dat de boven beschreven dubbele variometer bruikbaar is voor een inductieven ontvanger; voor een koomans-ontvanger (dus met hoogfrequentversterking) mag de primaire niet gekoppeld worden met de secundaire, en dient dus apart opgesteld te worden. Zoodoende is dus een enkele variometer noodig, alleen voor de koppeling tusschen de secundaire en plaatspoel. Eenige practische gegevens zullen hier niet misplaatst zijn. Voor een bereik van 250 —G00 meter (sec. condensator 500 c.M.) is een secundaire spoel noodig van b.v. 9 c.M. doorsnede en bewikkeld met 38 windingen katoendraad van 0.5 m.M. Antennespoel 25 windingen (de condensator, zoowel serie en parallel te gebruiken) op een koker van 6 c.M. diameter (breed c.a. 3.5 c.M.), zelfde draad. Terugkoppelspoel 30 windingen (liefst uitpiobeeren) op eenzelfde kokertje. De beide draaibare spoelen moeten zoover mogelijk in het omwonden gedeelte van de secundaire spoel gedraaid kunnen worden. Om nu een toestel te maken met grooter meetbereik, b.v. tot 2600 meter, kan men op
een dergelijke manier te werk gaan. Men. wikkele een secundaire spoel van 300 windingen; koker-diameter b.v. 12 c.M. Aftakkingen naar een schakelaar worden aangebracht op 30—75—150 windingen. De schakelaar krijgt dan 4 contacten. Aan die zijde waar de eerste 30 windingen liggen, komt de terugkoppelspoel, gewonden op een koker van 8 c.M. diameter, 180 windingen met aftakkingen op 40 en 100 windingen. Deze laatste maten zijn vrijblijvend, daar zij voor ieder toestel anders zullen blijken te zijn. In sommige gunstige gevallen kan slechts één aftakking voldoende zijn. De primaire spoel krijgt ook 180 windingen met aftakkingen op 25—60 en 120 windingen. De aftakkingen worden met soepele snoertjes naar de schakelaars overgebracht. Een toestel als dit zal zeker even gemakkelijk bedienbaar zijn als een honingraattoestel; bovendien zijn de koppelingen ge>makkelijk regelbaar door hun knoppen op de frontplaat. Ook een koomans-ontvanger laat zich met succes met ingebouwde spoelen bouwen. Het schema moet een kleine wijziging ondergaan; de terugkoppeling dient plaats te hebben op een deel der antennespoel, en niet, zooals gewoonlijk. op de secundaire spoel. Men kan dan bovendien volstaan met één terugkoppelspoeltje voor alle golflengten van het geheele
bereik. Weliswaar is de afstemming iets lastiger, doch groot is dit bezwaar niet. De secundaire spoel bestaat weer uit een koker, zooals hierboven beschreven. De primaire spoel bestaat uit het koppelspöeltje van 35 windingen (eerste aftakking) en een koker met 150 windingen met aftakkingen op 40 en 75 windingen. De condensator moet zoowel in serie- als parallelstaod geschakeld kunnen worden. Een 1000 c.M. condensator verdient aanbeveling; sec. condensator 500 c.M. Het terugkoppelspoeltje kan eveneens als het antenne-koppelspoeltje 35 windingen hebban. Deze beide spoeltjes kunnen in variometervorm uitgevoerd worden; ook een tweetal spinnewebspoeltjes, die over elkaar te draaien zijn, kunnen goede diensten bewijzen. Overigens blijft het geheele schema hetzelfde. De primaire en secundaire spoel mogen niet in het minst met elkaar gekoppeld zijn; de onderling loodrechte stand is het beste. Zooals men ziet is men hier in het land der onbegrensde mogelijkheden; er valt veel te experimenteeren, terwijl een standaardtype niet bestaat. Wij .kunnen ook niet iedereen aanbevelen direct met een dergelijk toestel te beginnen, niet wat het gemakkelijke bedienen betreft, maar speciaal om ihet moeilijker bouwen. Toch (hopen- wij deze en gene eenige waardevolle aanwijzingen gegeven te hebben, te meer daar het onderwerp zeer interessant blijft.
"Uit de Radio-Wereld. XV.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1925/10/14 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000112376:mpeg21:p005