ingezonden Mededeelingen. ^eubelerrr naP«3rkströöt 1 o to o CD DE HUMSUE REVUE Veertiendaa.Tsch Geïll. Tijdschrift voor Nederland ea Koloniën. ONAFHANKELIJK, ONPARTJJDIG. ONBEVOOROORDEELD. DE HOLLANDSCHE REVUE houdt op aangename. overzichtelijke- wijze den lezer volkomen op de hoogte van zijn tijd. Wenscht ge. dat uwe familieleden en vrienden, in Oost- en West-Indië, in Vlaanderen, in ZuidAfrika. in Amerika of' waar ook iu den vreemde het Hollandsche leven kunnen medemaken, bezorg hun dan een abonnement op ,.De Holl. Revue". Het blad voor hen die, in kort bestek, een overzicht wensehen van hetgeen den mensch van degen tijd niet onopgemerkt voorbij mag gaan. Bureaux Red. en Adm.: Wagenstraat 37.
Haagsche courant
- 19-03-1925
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Haagsche courant
- Datum
- 19-03-1925
- Editie
- Dag
- Uitgever
- A. Sijthoff jr.
- Plaats van uitgave
- 's-Gravenhage
- PPN
- 398541485
- Verschijningsperiode
- 1883-2005
- Periode gedigitaliseerd
- 1884-1939
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Koninklijke Bibliotheek
- Nummer
- 12911
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
Advertentie
UIT DE INDISCHE BLADEN. De moord op den theeplanter Doorman.
De theeplanter Doorman van de onderneming Paroeng Koeda in het Tjitjoeroegsche, (Preanger) werd, zooais ons destijds reeds werd geseind, in den nacht van 17 op 18 Febr.. gestoken. Hij overleed tijdens het transport. De I n d. C t. van 18 Febr. bevatte 'n artikel geschreven door den vermoorden theeplanter Doormin. De vermoorde is een oud-Deliplanter, die in dit artikel schrijft over misstanden in de West-Preanger. Het is wel zeer tragisch, dat Doorman daarin opkwam voor de rechten der bevolking, en schier op hetzelfde moment, waarop een harer zijn levensdraad afsneed. Doorman was van oordeel, dat de vereeniging van theefabrikanten misbruik maakte van den docielen Soendanees in de WestPreanger. o.a. door onlangs den prijs voor het natte theeblad terug te brengen van ƒ 14 tot ƒ 8 en ƒ7, waardoor de bevolkinig gedupeerd werd en een winst derfde van zes-zevende deel Dit ondoordacht en oneconomisch plotseling, dwingend optreden der fabrikantentrust. noemde hij een groot 'gevaar voor rust en orde Een later bericht meldde: De moord op den heer Doorman is een zuiver incidenteel geval en geenszins een gevolg van kwaadwilligheid der bevolking. Het stoffelijk overschot van Doorman is in verband met de groote moeilijkheden van het transport, op zijn eigen theelandje begraven. Twee der drie- moordenaars van den heer Doorman zijn door den a,ss. wedana van Bendah gevat. De hoofddader is nog voortvluchtig. Een der gearresteerden bekende en verklaarde, door de eigen familie van Doorman te zijn omgekocht, hetgeen bevestigd werd door getuigen De vrouw en de kinderen van den heer Doorman zijn in verzekerde bewaring gesteld. Alle drie boeven zijn uit Buitenzorg afkomstig. Een hunner heeft nog 15 jaar dwangarbeid te goed. v C. A. Bis. f Wij lezen in de Mak. C t. van 3 Febr. : Hedenmorgen verspreidde zich al spoedig na het binnenkomen van het s.s. Van Spilbergen, het treurige bericht van het overlijden, in den leeftijd van 48 jaar, van den heer C. A. Ris, in leven gezagvoerder van dat stoomschip der K. P. M. Op de thuisreis met zijn schip S5 Januari op de reede van Batoei voor anker liggend, voelde gezagvoerder Ris zich minder lekker, hij was koortsig. Gelukkig was medische hulp aanwezig, en verleende dr. Held zijn hulp. De ziekte liet zich de eerste twee dagen niet ernstig aanzien, doch den 27n werd geconstateord, dat kapitein Ris een longontsteking had, waaraan hij den 29n Januari op de reede van Kendari is overleden. De officieren der Van Spilbergen namen dadelijk maatregelen om het stoffelijk overschot naar Makassar te vervoeren en vervaardigden daartoe een blikken binnenkist, welke helaas niet luchtdicht bleek te zijn, daar te Kendari zelf niet voldoende materiaal was om een goede zinken binnenkist te vervaardigen. De wd. gezagvoerder, de eerste officier van de Van Spilbergen, was nu in verband met den vaartijd, noodgedwongen verplicht de begrafenis van wijlen den heer Ris te Boeton te doen plaats vinden. Deze begrafenis heeft plaas gehad onder groote belangstelling, niet alleen van het varend personeel, de officieren en bemanning van de Van Spilbergen, doch ook van de zijde van de civiele en militaire autoriteiten te Boeton, die allen aanwezig waren, en van de Europeesche ingezetenen en handelaren van die plaats. Wijlen gezagvoerder Ris was een strikt rechtvaardig en uitstekend zeeman, en, als goed zeeman, was hij rondborstig en kwam eerlijk voor zijn meening uit. Steeds opgewekt en vol levenslust was hij bij het personeel zeer gezien. In hem heeft de K. P. M. een goed en kundig zeevaarder, en het personeel der K. P. M\ een humaan en rechtvaardig chef en kameraad verloren. Doodslag op een assistent. Op de onderneming Medang Ara in het Tamiangsche, is, zooals reeds telegrafisch werd gemeld, de assistent Buhning door een Javaanschen koelie met een mes zoo ernstig gev stoken, dat hij spoedig daarna aan de ingetreden verbloeding overleed. Wij lezen in de D e 1 i C t. van 9 Februari nader: De bewuste Javaansche koelie had den dag tevoren vergunning gevraagd om een zieken kameraad in het hospitaal te bezoeken. Dit verzoek werd door den heer Buhning geweigerd. De koelie stoorde zich echter niet aan dit
verbod, liet zijn werk in den steek en ging toch. Den dag daarna, dat was Zondagmorgen, was hij echter weer op de rol aanwezig, om opnieuw aan het werk te gaan. De betrokken assistent vroeg den koelie daarbij waar hij den dag te voren was geweest. De koelie antwoordde, dat hij toch naar het hospitaal was gegaan, waarop de assistent hem een klap om het hoofd gaf. De koelia vroeg vergiffenis, hij erkende schuld te hebben en beloofde beterschap, 'doen de assistent, blijkbaar vertoornd over het overtreden verbod, sloeg den koelie opnieuw. Hoe dikwijls weten we niet, doch ten min ste een andermaal. Toen greep de koelie naar een mes, dat hij bij zich droeg, hij waarschuwde den assistent en toen deze daardoor niet afgeschrikt op hem toetrad, ontstond een worsteling, waarin de koelie den assistent, een vrij robuste figuur, bij zijn been wist te grijpen en te doen struikelen. In die worsteling kreeg de iisnstent een messteek in de ziide, die waarschijnlijk niet ernstig was, doch een tweede steek trof ongelukkig in de hartstreek en maakte in korten tijd een eind aan een jong menschenleven. De koelie deed geen poging om zich aa.n de gevolgen van zijn daad te onttrekken en latei met het stoffelijk overschot van zijn slachtoffer geconfronteerd, liet hij duidelijk berouw merken en getuigde hij dat het nooit zijn bedoeling was geweest, den toewan aldus te treffen. De koelie stond als een goed en betrouwbaar werkman bekend, terwijl het slachtoffei reeds verscheidene jaren in het land was, op verschillende ondernemingen werkte en bij zijn maatschappij stond aangeschreven als iemand, die goed met het werkvolk kon omgaan. Nog gistermiddag had te Kwala Simpang onder groote belangstelling de ter aarde bestelling plaats. Aan de groeve voerde de directeur der Société, de heer Hallet jr., het woord, waarna de heer Tulleken, vroeger administrateur van den verslagene op MataPao, hem herdacht en een collega woorden van sympathie sprak. ten tragisch ongeval. In den nacht van Zaterdag 15 op Zondag 16 1'ebruari is de heer J. S. Morrison, werkzaam bij de accountantsfirma Mc. Aulifi'e, Davis & Hope te Medan, op een zeldzame tragische wijze aan zijn einde gekomen. De jongeman, bekend staande als een zeer rustig en ernstig mensch, was, lezen we in de ,,D e 1 i G r t., Zaterdagavond met vrienden, waaronder ook dames, in een der plaatselijke hotels aan tafel geweest, had gedanst en keerde laat in den nacht, naar we meenen met logees, huiswaarts. Men begaf zich te bed, doch blijkbaar heeft de heer Morrison nog even een luchtje willen scheppen, waarvoor hij op de eerste verdieping van zijn huis uit zijn slaapkamer naar de voorgalerij op diezelfde hoogte gelegen, is gegaan. Deze voorgalerij is door een eenvoudig houten hekje afgescheiden, van ongeveer een meter hoogte. Hoe het feit zich precies heeft toegedragen, of de heer Morrison op het hekje is gaan zitten en achterovergeslagen is, dan wel dat hij daarover leunend plotseling door een duizeling bevangen is, zal wel nooit opgehelderd worden, doch het droeve feit is, dat de tuinman des morgens tegen zessen, den heer Morisson beneden in den tuin vond liggen, blijkbaar over de balustrade der voorgalerij heengeslagen. Onmiddellijk werd geneeskundige hulp ingeroepen, doch dr. Bergsma, die spoedig ter plaatse was, kon slechts den dood constateeren, veroorzaakt door het breken van den nekwervel. Waarschijnlijk is de ongelukkige jonge man bij den val van de hoogte vau 5 meter, op zijn nek terecht gekomen en vrijwel onmiddellijk aan dé gevolgen daarvan overleden. Ook de inmiddels gewaarschuwde politie stelde een onderzoek in, doch bevond dat er geen enkele reden was om aan iets anders dan een tragisch ongeluk te denken. De tarwe op (Ie Delist-be Hoogvlakte. Over de resultaten van de huidige proefaanplanten van tarwe op de Hoogvlakte van Deli, kan de D e 1 i C r t. melden, dat de oogst ev zoo goed voorstaat, dat de cijfers, welke daaromtrent gepubliceerd zullen worden, bijzonder zullen meevallen. Zelfs staat men min of meer verbaasd, van hetgeen op dit oogenblik te verwachten is. Merkwaardig is op zichzelf, dat na de eerste uitplant van 10 vierk. M. op 36 Januari 1923, thans, twee jaar later dus, reeds 30.000 vierk. M. was uitgezaaid. Een staaltje van een zeldzaam snelle vermeerdering. Ondertusschen blijft het o.i. zaak om de rerultaten over een lange reeks van jaren af te wachten, mede in verband met de eventueele productiviteit van den bodem, eer men tot uitplan tingen op groote schaal overgaat. Vooral in Indië zijn meermalen door te snel voortbouwen op bij proeven bereikte resultaten, ernstige teleurstellingen voorgekomen. Droevig ongeluk. De correspondent van het S o e r a b. lldlsbl. te Djember meldde d.d. 14 Februari, dat om drie uur 's nachts, op Kambipoedji de heer A. van Gorkum, tabaksemployé bij de Landbouwinaatschappij in volle vaart met zijn motorrijwiel met zijspan, waarin de kornet zat, tegen een voor hem uitgaancien tjikar is gereden, waardoor zijn borstkas is ingedrukt. De ech'tgenoote van den heer v. G., die n:et een kennis later per auto uit de soos huiswaarts ging, vond twee mensehen op den weg liggen, en kwam tot de ontzettende ontdekking, dat het haar man met den kornet was. Beiden werden in de auto gelegd en naar de kliniek te Djember vervoerd. Tijdens het transport is de heer van Gorkum overleden. De kornet is licht gewond. Grootsche plannen. Het A. I. D. meldt, dat een schema ontworpen is voor de opening van het achterland van Moeara Bliti en het bovenland van PaJembang en Benkoelen voor den grootlandbouw, waartoe de aanleg van een spoorlijn van Moeara Klingie naar Padangoeloelanding noodig is. De persoonlijke onderzoekingen van de heeren dr. Rutgers en Pekelharing hadden tengevolge, dat de aandacht van 't departement
van Gouvernements-bedrijven op dezen spooraanleg werd gevestigd. In de betrokken streek zijn 100.000 bouws in erfpacht uitgegeven, waarvan slechts 7000 bouws werden beplant H'et geheele gebied is voor den grootlandbouw geschikt, zelfs wellicht met tabak en suikerriet te bebouwen. Voor de zekerheid van het transport is beidoelde lijnaanleg noodzakelijk. De kosten worden geraamd op 5i millioen gulden. Aangedrongen wordt op uitvoering in 1927, waarvoor in dat jaar een millioen noodig zal zijn. Moord te Pangkala» Socsoe. Men meldde d.d. 10 Februari uit Pangkalan Soesoe aan de S u m. Post: Gisteravond is aan boord van het scheepje van den havendienst, de H i 1 d a, een vechtpartij ontstaan tusschen den inlandschen machinist en den stuurman, welke vechtpartij beëindigd werd doordat de machinist den stuurman met een mes een steek in de hartstreek toebracht. De moordenaar meldde zichzelf aan bij den havenmeester met het mes, waarmee hij den doodelijken steek toebracht, in de hand. De havenmeester heeft zich met den controleur onmiddellijk naar het slachtoffer begeven. De stuurman, eveneens een inlander, leefde nog en wees den machinist aan als de dader. Deze erkende trouwens zelf den moord begaan te hebben. Hij is gearresteerd. Een vrouwenperkara schijnt het motief geweest tc zijn tot dezen moord. Foei... knapen ...!! Onder den titel Gedenkboek 1808-1923 der Indonesische Vereeniging verscheen, zooals men weet, een verzameling van opstellen voil wrok en haat tegen het Nederlandsche gezag, do „vreemde overheerscners''. Wij schreven er destijds reeds over. Het merkwaardige van dit boek was de volslagen anonimiteit. Commissie van redactie, drukker, auteurs der diverse artikelen (12 in totaal) alles hult zich in een sfeer van volstrekte naamloosheid ... De Java bode dreef er aldus den spot mede: Wel knapen. zijt ge vijftien jaar in uw Verbond vereenigd . . . ? En wordt vajiwege dezen dag het Moederland en het gezag eens anoniem gesteenigd ... 1 Welja .. welja.. . waarom ook niet? Ik hou wel van die grappen ! Belastert maar eens anoniem een vaderlijk en ruim régime. Wie kan je beter trappert . . . 1 Gelukkig wie den jongenskiel met zooveel zwier kan dragen . . . en die zijn zakken heeft gevuld met steentjes en een katapult om Meester te belagen . . . Wat is het een intens genot om op z'n kop te mikken . . . En kijkt hij om. . . en krijgt hij praats, dan zit je netjes op je plaats. . . maar in-je-zelf te stikken... O . .. wondre anonimiteit. . . die men op school geleerd heeft. . . De rakker met z'n grooten mond, die dit Gedenkboek schreef loopt rond Net-of-die-niks-beweerd-heeft. . ." Komt. zingen wij 't Wien-Neerlandsch[Bloed voor 't kras betoon van zoovéél moed . . .
De Indische Faculteit te Utrecht en Leiden.
Onder bovenstaand hoofd en onder het motto „^4 zult geen vaiscne getuigenis sprekei} tofceu uwen naaste", hebben zeven bij üe stuvoor tien induschen dienst betrokken Leidscne huogieeraren, O. van Vohenhoven, A, W. .Nieuvvennuis, C. Snonck Hurgruujc, Pi», S. van Konkel, H. T. Loienbranuar, O. A, J. Hazeu en JN. J. Krom, xn 1) e Gids van Februari een verweer geplaatst tegen de betichtingen, waaraan zij s.nds een jaar o: drie zonuer ophouden blootstaan en welke naar hun indruk hierop neerkomen: dat hun onderwijs en verder optreden een oproerigen geest zou kweeken tegen liet JN' ederiandsch gezag in Indië en een vijandigen geesc tegen het groot-kapitaal aldaar; dat zij de staatsinrichting van Nederlandsch-Indië zouden willen hervormd zien in een ongerijmde en noodlottige richting; en dat zij het regsc ringsbeledd in zake Indië 'zouden verdacht maken en tegenwerken. hen indruk van kracht maakt het artikel vaa d© .beiusche heeren met, net verweer is zwak, de veraeaigmg is ietwat zieiig. Het is ook niet fa.r. Vvant den insider is duidelijk, dat mannen als prof. JSieuwenhuis en prof. Krom, die niemand zal rekenen bij de „Leiduabe school", welke wordt beticht van renegatenwerk, uit louter coilegial.teit het artikel hebben onderteekend. Het is verkeerd in-dit opzicht te generaiiseeren, het is verkeerd en misleidend, en misleidend is dan ook de inhoud van dit G i d s-artikel. Het „Leidsche gevaar" is kort en goed prof. Hazeu ; hij wa3 reeds een ongewenschte figuur in de jaren, dat hij in Indië „adviseerde". ' * . De invloed, weike van aezen hoogleeratar öitgaat, is herhaaldelijk funest gebleken, we herinneren aan zijn nouumg tegenover de Javaansene stuuenten tijuens de Jubueuwieestea van nare majesteit. nat is natuurlijk niet motitujü voor tivu neer nazeu gewoctsi,, ziju raede-hoogleeraren te Leiden er toe te bewegen zijn verweer in oe Gids te onderteekenen. Daarom is het goed de waarde van deze verdediging der „ueidsche school" met betrekking tot onze koloniën niet al te hoog san te slaan. Jiaar aanleiding van het artikel in de Gids heett mr. i. A. JNederburgh, een zeer hoogstaam. jurist met een schitterende Indische carrière een „verzoenend artikel" geschreven en den bladen aangeboden : „Geeh aanslag op Leiden of Utrecht". Het spreekt vanzelf, dat in deze beschouwingen het standpunt van het curatorium dei: nieuwe Utréchtsche Indische faculteit uiteengezet wordt. Wij laten hier verder mr. Nederburgh aan het .woord. Het verweerschrift ,,De aanslag op Leiden" in ,,De Gids" van Februari 1925 geeft aanleiding tot twee verklaringen. Wanneer de „valsche getuigenis", de «reeks betichtingen", waartegen de zeven Leidsche hoogleeraren-onderteekenaars van dat weerschrift zich te weer stellen, hen in hun goeden naam als eerlijke dienaren der wetenschap aantastten dan verklaar ik dit oprecht te betreuren en verscheidenen hunner zelf sinds lang te kennen als mannen, die uitmunten door groote kunde en door toewijding aan wat naar hun overtuiging goed is. Waaneer zij niets meer hadden gezegd aQ: »wij hebben steeds te goeder trouw, naar ons beste weten en onze overtuiging gebroken en gehandeld", — en hieraan zal, Keen ik, niemand twijfelen — dan was dit j v °ldoende geweest om hun persoonlijkJ*® 1 van blaam te bevrijden. Mijn tweede verklaring heeft betrekking op een zaak, die met de Leidsche in nauw verstaat: de stichting, die ten doel heeft aan de Utrechtsche universiteit hoogleeraren te stellen voor dezelfde vakken van Inische studie, die nu alleen volledig worden gedoceerd te Leiden, welks universiteit daar °or feitelijk het monopolie heeft van wetenschappelijke opleiding voor Indische rechterHl£ e en bestuursambten. | Elk monopolie heeft een gevaarlijke zijde, n dit te meer naarmate de personen, aan
wie het is toevertrouwd, uitmunten. Op wetenschappelijk gebied geldt hierop geen uitzondering. Juist wanneer de leeraren eener óénige school over buitengewone gaven beschikken, zelfs van geniaien aanleg zijn en v.egsieepend spreken, ontstaat in bedenkelijke mate gevaar vo»r zekere eenzijdigheid, overdrijving, ja zelfs voor doordrijverij. Dat er een luti.. ucinöiusopvatt.ng oesuiat, dat ééne richting cte heerschcnde is, kan moeilijk voorkomen of argekeurd woxxien; maar er bestaat onderscheid tusschen iieerschappij en alleenheerschappij. Bij de eerste blijft een minderheid in de gelegenheid zich te doen hooren, wellicht eenmaal de overhand te verKrijgen; bij alieeimeer&cflappij eenter gaat de kans te loor, dat de verschilhebbenden elkaar behoeden voor uitersten en aldwaiingen, waarin men aan beide zijden bij gebrek aan weerstand zoo licht kan vervallen. Su is het ter voorkom.ng van zulk een ongewenschte alleenheerschappij nuttig, ja nooaig, dat aan beide zijden met gelijke wapelit yll rLilll NVOiUCli gobl^CuCll. »V üUlioCi dclil \.iQ eene zijae wordt beschikt over een spreekgestoelte, waarnaar < iq atuueei enden worden verwezen, over mannen die zich wijden aan de zaak, waarover het gaat, en die door hun ftoogieeraarsnmbt een bijzonder recht van spreken krijgen, terwijl aan de andere zijde personen staan, die niet bepaald geroepen zijn om z:ch op die zaak toe te leggen en daarover het woord te nemen, dan zijn de partijen ongelijk, niet tengevolge van de ongelijke waarde hunner verschillende opvattingen, maar door ongelijkheid der voorwaarden, waaronder de strijd der meeningen worat gevoerd. Hoewel ik graag toegeef, zelfs vooropstel, dat het bij hoogcr onderwijs in vakken als Staatsrecht onmogelijk is de politiek geheel onaangeroerd te laten, moet ik er toch op wijzen, dat de politieke verschillen in dezen met de eenige, zelfs niet de voornaamste zijn, die opheffing van het onderwijsmonopolie wenschelijk maken. Ten aanzien van de politiek (vooral van de partijpolitiek) zaï de leeraar wel streven naar groote beperking en onzijdigheid. Er zijn echter tal van andere vraagstukken — aangaande de beteekenis van bepalingen, haar nut, den graad harer toepassing, enz. — waarbij de politiek niet —, maar het algemeen belang toch wel dege^, lijk betrokken is en waarover verschillend gedacht wordt. Ook ten aanzien van deze is het zeer gewenscht, dat ,,de Leidsche school'' niet de alleenheerschende zij; niet (ftndat zij te laken is, integendeel: omdat zij te uitmuntend is om zonder tegenwicht ongevaarlijk tè blijven. Wanneer voor de stichting eener „Indische faculteit" te Utrecht andere dan de hier genoemde redenen zijn aangevoerd, dan drukken deze naar mijn inzien (en ik heb daar goede gronden voor) niet de overtuiging uit van de meerderheid der stichters en zeker niet de overwegingen van degenen, die instemden met dat voornemen, die het zelfs wilden ondersteunen. Die steun zou niet zijn verleend, wanneer de bedoeling van de stichting was leeraren te doen optreden zonder hen volkomen vrij te laten om hun ambt uitsluitend naar hun wetenschappelijke overtuiging te vervullen. Dat de stichters behooren tot degenen, die in Indic belangstellen ook omdat zij daar belangen hebben, dat zij te zamen do gelden verschaften, zonder welke een r ,Indische faculteit" te Utrecht niet kan bestaan, niemand zal het ontkennen ; maar dat zij zoo dom zo'Uden zijn te verwachten door hun stichting een instelling tot behartiging hunner bijzondere belangen te kunnen verkrijgen, is (ronduit gezegd) een onzianigQ veronderstelling. Zij mogen eigen belangen hebben, door deze stichting hebben zij een algemeen belang gediend. Zij deden afstand van alle macht om invloed uit te oefenen op het werk der faculteit en brachten dusdoende iets tot stand, dat, zooals hiervoren is aangetoond, zeei gewenscht is ter bevordering van gezonde wetenschap en praktijk. De leuze zij dus: geen aanslag op de Leidsche school, maar ook geen aanslag op de stichting Indische faculteit te Utrecht. Beiden xuoeten, besloot mr. Nederburgh zeer terecht,
iu eeriijken wedijver werken aan hetzelfde doel. In de Eprste Kamer heeft de vorige week de heer de Muralt enkele hartige woorden gesproken over de kwestie Utrecht-Leiden, welke men in het Kamerverslag heeft kunnen lezen. Hij wees op het groote gevaar, welke in de eenzijdigheid van de Leidsche opleiding is gelegen en hij toonde ook aan, dat dit gevaar verre van denkbeeldig is. Ook van dezo zijde dus het pleidooi: voor den goeden gang van zaken in onze overzeesche gewesten is de stichting van een tweede Indische faculteit beslist noodzakelijk. Gewenscht en noodzakelijk in het belang van de inheemsche bevolkingsgroepen, die in ethische luchtkasteelen van Leidsch maaksel geen broodwinning vinden èn in het belang van het Moederland.
HET WEKELIJKSCHE VERHAAL. Het „Handschoentje".
.bootsman aan boord van de . . . was nooit Voor voor >.uitgaande hr.adsohoentjes". toè.i^ï 10 ^ ez , e te™ onbegrijpelijk is, diene de Wrri ali 0I11 ^' T > handschoentjes" aan a Wn V ^ n onze niailbooteu wordt, verstaan het althans niet in gezelschap van op «'^genoot reizende, gehuwde meisje, dat a.s j=: r,aai ' haar echtgenoot niet vvien zij, zoois, ijL „met den handschoen" getrouwd iieisLo gaaa de handschoentjes" zijn de gehuwde Ijootf j U P onze uitgaande booten, dat zijn de ®at' j . Tan Holland de reis naar Indië maken. Voo» i~ e van de . . . niet vriendelijk «eU h'niij-,^hoentjes" was, had zijn reden, Hijbjksniovati 9 ora trent het huwelijk en liet liuweVr °uw mfi ' hooge opvattingen. Hij had een in pas sq „i IF* kinderen in Amsterdam en of hij °f SueraiSf > ln -^'Ri ers < in Colombo, Port Sa-id R^ii hem J a '-, z n . vouw en z'n vijf kinderen ginwa' " j J 11 *- de gedachte, ofschoon een aan "^schap" komt bootsman vaak in „raar ge0 1d&r ( ' tniet in mijn hersens ha '.en naar P^nèse v 0l ? ° m te kijken, an rnain ïaif geen dao-'p,, bootsman ons, toen' we W® 1 waron U a " l f^ ua eeu beetje vertrouwd met ■®dcUnïA T , geraakt op onzs morsen- en avondé i over het schip. __ Maar die handsohoontj«s
vau tegenwoordig, wete die veel van liuwe.ajki-meraal ... ük spreek uit ervaring, meneer, ik heb 'r misschien we. zeshonderd overgevaren, jawei, zeshonderd, wanti dat goed trouwt maar raVk tegenwoordig. Maar op de honderd Ikomm© er niet «vijf bij d'r man an zooais, nou ja, u begrijpt wel, zooa.s ae er an motte korrnne .. Zcoals de rheraail van 't huwelijk het voorschrijft. — Kom, kom, dat is wel wat somber, bootsman , . . D® bootsman grinnikt® en keek ons aan met een blik, die medelijden met ons onverstand veii-ied. — Ziet uwes die daar, ze staat nou net tusschen da sleepen aan bakboord, ze dTaagt rekke, z*jo groot als de zei.en op eeu werrie . . . Heib u wel 'ns ei n zeil op een werrie gezien, meneer? Nee? Ik ook niet. Ze is nou twee dagen an boord en zs heb voor niemand nog een lachje over ge» had. Maar nou mot u 'ns ziien, ais we in dlo Rouie Zee benne. Ik ken dat soort. Ik begrijp niet wat de mannen er in zien; ze heb een mond zoo groot, dat ze zelf 'r iets mee in d'r oor kan fluisteren, nou, en d'r spraak, nee, m'n jongste praai beter ... \\ e waren heilig voor ons zelf overtuigd, dat de bootsman overdreef. Het „handschoentje" in kwestie had onze aandacht reeds gehad en 't was ons opgevallen, zoo zedig en ingetogen haar optreden was Haar 'zachte blauwe oogen hadden de glans van oogen, die enkel maar mooie en lieve dingen zien en als ze tegen de railing tuurde en niteiff over zee, dan meenden we iets van haar visioen te zien : een wit huis in de bergen, haar man, een hartelijk planter, een lief interieur .... In het Suez-kanaal was ze niet meer alleen. Ze
wandólde druk met 'n jong officier, met. wien ze in Port Said ook aan den wal was geweest. En den avond na iSuez, toen we onze wandeling op het sloependek maakten, stond ze daar gezellig te praten met een aardig controleurtje. — Hoe is-ie, zei de bootsman hatelijk in het voorbijgaan tegen ons. _ Heb ik 't u niet gezeid ? Op dat oogenblik hadden we nog weinig lust, den bootsman gelijk te geven. In de eerste dagen echter op den Indigchen oceaan kwam er meer lijn in het gedrag van het handschoentje. De secretaris van eeu bankdirectie was favoriet geworden. Den avond vóór we in Sabang waren, was er een feestje in zeer intiemen kring, dat wel iets van een verlovingspartijtje had. Den volgenden moigeu, een stralenden morgen, voer de boot de baai van Sabang binnen. We hingen over de railing en genoten van 't sublieme gezicht. Toen zagen we plots een kleine prauw de sroote boot naderen. Eeu jonge man, een ruiker hloemeu in de hand, stond voor-in; bij sprong uit de prauw op de trap langszij van het schip. Een hoera'tje ging op toen hij boven kwam. Hij zocht z'n vrouwtje, bii zocht op de dekken, in de sailons, in de gangen. En altijd hield hii nog don ruiker omvat. Toen kreeg eeu oude Indische dame kassian met den armen stakker, op wiens gelaat de stralende gelubsexpressie van de maandenlang verlangde ontmoeting alreeds bestorven lag. De Indische dame vertelde ..het geval". Het prauwtje voer weer weg. De ruiker dreef op 't kalme water van de baai, flets als een verloren illusie. ..Ons handschoentje", meneer, zei de bootsman. Tk hob 't u oramers gezeid ... Ze kenno niks van de meraal van 't huwelijk.. •
Een ontzettend auto-ongeluk.
Omtrent het verschrikkelijk ongeluk, — waardoor de Haagsche familie Drijver zoo zwaar getroffen werd — bij de halte Ngebong aan de tramlijn Djokja—Magelang, waar een auto door een tram werd gegrepen, ten gevolge waarvan 3 personen gedood en 2 zwaar gewond werden, en waarvan wij reeds telegrafisch enkele bizonderhedeu gemeld kregen, geelt Al a t a r a m van 13 Februari het volgende uitvoer.ge reiaas: L/ti icuuii.e .L/i'ij»or, oestaaixde uit den heer •L/i'ijver, iUin -enip,oye van oenoaugpit o v, vroeger u x j u i a o a r. geplaatst, uueh uou laamutu t^ pp oeuangpxfcoe, zeil, juiövT . unjver uiet iiu-ar vierjarig dochtertju en de mouuer van dun uoer unjver, mevrouw JJrijver u.t tien ria^ig, ecutguiiuoie van den daar gevesteden en zeer Dependen arts Drijver, uigaven zien JJunderuag iü rebruari per auto voor een veertienciaagsch verlof naar Kaïi-oerang. De auto werd bestuurd door een Inlanaschen chaurteur. . Dei weg van de onderneming naar den hoofdweg voert tusschen riettuinan door, waarvan de rietp .Uimeii op het laatste gedeelte van zoodanige hoogte zijn, dat geen uitzicht bestaat ter weerszijden. Juist op het moment dat de auto den zijweg verliet en de trambaan wilde oversteken om op den grooten weg Djokja—Magelang te komen, kwam de tram aanrijden uit de richting Magelang. Voor iemand wist wat er gebeurde, had de tram de auto gegrepen, sleurde den wagen een vijftiental meters mede, om die vervolgens geheel te verbrijzelen tegen den berm van den weg, half onder de locomotief. De inzittenden werden er alle uitgeslingerd en vervolgens door de tram overreden. De heer en de oude mevrouw Drijver waren op slag dood, mevrouw Drijver heeft nog kort geleefd, doch is in den tijd, dat dr. Mervennee van Djokja naar de plaats van het onheil onderweg was, gestorven. De chauffeur werd zwaargewond en er bestond weinig hoop op, dat de man het er nog lévend zal afbrengen. Ook diens overlijden wordt elk oogenblik verwacht. Het vierjarig dochtertje werden beide beenen gebroken, terwijl het kindje een eware hoofdwonde bekwam. Er bestaat echtfer kans op beterschap. Nadat telefonisch deze inlichtingen waren opgekomen, vertrokken wij naar de plaat8 des onheils, schrijft M at. In de verte zagen wij reeds een massa menschen aau den kant van den weg staan, nog een enkel oogenbik en daar zagen wij in een sloot terzijde van de tramrails een vormlooze massa stalen platen, spaken en aan flarden gescheurde kussens. Die bijna onherkenbare massa was alles wat van den Overlandwagen was overgebleven. . . Iets verderop, iu het gras lag het stoffelijk verschot van de familie Drijver, man, vrouw, en moeder. Zorgvuldig toegedekt met enkele matten en stukken zeildoek. Tusschen de rails lag een dot vrouwenhaar, terwijl aan de rails nog bloed en overblijfselen van een menschenlichaam kleefden. De overige bijzonderheden zullen wij den lezer besparen.
Met den eersten oog-opslag kon men zien, dat hier een noodlottige samenloop van omstandigheden den dood van drie menscheu en wellicht van nog een vierde moet hebben veroorzaakt. Haaks op de tramrails, welke langs den grooten weg van Djokja naar Magelang lig gen, voert een ondernemingsweg door de riettuinen naar een employé-woning van Medarie, welke door de familie Drijver van Sendangpitoe zou worden betrokken, daar de tuinemployé Drijver juist naar een afdeeling gelegen in Kedoe was overgeplaatst en hem deze woning van Medarie. welke toch ongebruikt stond, welwillend was afgestaan. Voordat de familie het nieuwe huis zou betrekken, zouden zij eerst van een maand verlof in Kali Bening gaan genieten, maar alvorens dien tocht met hun auto te aanvaarden, zouden zij eerst hun toekomstig home gaan zien. De tuinopzichter Wijtman van Medarie, die toevallig in de buurt was, toonde hun een en ander, waarna de Drijver's afscheid van hem namen en wegreden. Doch niet, dan nadat Wijtman hen nog gewaarschuwd had voor de gevaarlijke situatie bij den tramovergang, want de Medariers wisten, dat daar op diezelfde plaats, waar men de van Magelang komende trams door 't hoog opstaande riet niet kon zien aankomen, reeds eerder bijna ernstige ongelukken waren voorgekomen. De auto moet door de locomotief gegrepen en volkomen platgerold zijn tusschen de machine en den berm van den weg, welke daar ter plaatse ongeveer een nieter hoog is. De inlandsche chauffeur werd op den weg geslingerd. Vermoedelijk ook het vijf- a zesjarige meisje. De anderen werden vermor zeld. De oude mevrouw Drijver kreeg de wielen dwars over het lichaam, terwijl een der beenen van den heer Drijver totaal was afgereden. De oude mevrouw Drijver en de heer Drijver waren op slag dood, terwijl de jonge mevouw Drijver aan den kant van den weg lag te kreunen iu haar doodstrijd. Haar beide beenen waren afgereden. Een automobilist van Djokja, die toevallig voorbijreed, snelde toe en wilde de arme vrouw helpen, ,maar hij had niet anders dan het vuile slootwater bij de hand. Hulp kon hier evenwel niet meer baten. De inlandsche toeschouwers hielpen intusschen hun rasgenoot. Het trampersoneel had den vernielden wagen van de baan geworpen en was verder, zonder naar de gewonden om te zien, doorgereden . . . Op deze meer dan schandelijke houding van den inlandschen tramconducteur, wiens plicht het was geweest om de gewonden mede te voeren naar ds naasl.bijzijnde gelegen plaats waar geneeskundige hulp geboden «kon worden, heeft M a t. de aandacht gevestigd. Hij heeft op een meer dan schandelijke wijze zijn plicht verzaakt. Dat geen menschelijke hulp voor de drie ongelukkigen meer kan baten, doet hier niets aan af. Nu moest de heer Wijtman het deerlijk gekwetste kindje in zijn bendy tillen en zoo verder rijden naar het hospitaaltje van Medari, waarlangs de tram nota bene ook moest gaan. De Europeesche toeschouwers traden dadelijk krachtig op. Een hunner snelde naar het station Tempel en belde vaudaaruit dr. van Mervennee in Djokja op, die een goed kwartier later op de plaats van het onheil aankwam. Wijtman waarschuwde zijn administrateur, de heer MacDonald, die onmiddellijk, telefeoneerde om een dokter en toevallig ook dr. van Mervennee aan het toestel kreeg. Voorts werd het B. B. in Djokja en de veldpolitie gewaarschuwd, want de familie Drijver had met liet oog op het verlof de noodige koffers en tasschen medegenomen, welke geheel uit elkaar gerukt over den weg verspreid lagen. Dr. van Mervennee trof de jonge mevrouw Drijver aan toen het leven wegvlood. Ook hij stond hier hulpeloos, want eenige oogenblikken later gaf zij den geest zonder verder bij kennis te zijn geweest. Hierna kon eerst aandacht worden besteed aan de twee zwaar gekwetsten, die intusschen door de góede zorgen van de omstanders, zooals geschreven, naar het hospitaaltje van M e d a r i waren overgebracht, terwijl later een vrachtauto kwam om het stoffelijk overschot van de drie rampzaligen naar het militair hospitaal in Djokja te vervoeren. Het ongeluk heeft onder de Medariers en Sendang Pitoers, die Drijver hebbend gekend diepe verslagenheid gebracht. Laat in den middag vernamen wij nog, dat het meisje het bewustzijn verloren had. Arm, klein weesje, dat nu niets meer heeft dan haar grootvader, dr. Drijver, die in de Laan van Meerdervoort alhier woont en eerst kort geleden zijn echtgenoote naar de kinderen in. Indië had gezonden. Wijlen Willem Frits Drijver was nog een jonge man van 29 jaar oud en in den Helder geboren. Zijn 26-jarige echtgenoote was de vroegere mej. Hendriks Romeyn en uit Gorkum geboortig. Een bericht in M a t. van 16 Februari meldde nog omtrent den toestand van het 4-jarig kindje Drijver, dat die zich naar omstandigheden gunstig laat aanzien. De voetwond van het kindje ziet er ongunstig uit, terwijl de koorts opgekomen is, doch de behandelende geneesheer blijft alle hoop op behoud nu nog koesteren. Met den chauffeur is het veel ernstiger gesteld, daar hij tot Zaterdag het bewustzijn nog niet herwonnen heeft en dus kunstmatig al dien tijd gevoed moest worden. Zoolang er leven is, is er nog hoop op behoud, maar de medicus blijft den toestand van dezen patiënt donker inzien. De begrafenis der drie slachtoffers had onder groote belangstelling en op indrukwekkende wijze te Djokja plaats. Er waren ruim 30 kransen.
Het Koloniaal belang
Het Koloniaal belang is een algemeen Nederlandsch belang