TWEEDE BLAD.
DE COöP. CENTR. NUTSCREDIETBANK,
Wilhelminastraat 4, Breda, verleent c red iet aan den MIDDENSTAND. Kantoor dagelijks yan 10 tot 12 unr.
TWEEDE BLAD.
DE COöP. CENTR. NUTSCREDIETBANK,
Wilhelminastraat 4, Breda, verleent c red iet aan den MIDDENSTAND. Kantoor dagelijks yan 10 tot 12 unr.
Een hoogst belangrijke zaak is bij de aanhangig gemaakte Grondwetsherziening betrokken, n.1. het kiesrecht. Wat de huidige kiesrechtregeling aangaat, is vrijwel de algemeene opinie gevestigd, dat de kieswet-van Houten haar roem, behalve wellicht bij den vader dier wet, al lang overleefd heeft. Deze wet is een lappendeken van bepalingen, betrekking hebbende op toewijzing van het kiesrecht. Wie zich wel eens heeft bezig gehouden met de practijk van het formuleeren-stelsel voor de aangifte als candidaat-kiezer, zal over de vindingrijkheid van no^. Van Houten niet best te spreken zijn. Om het kiesrecht te bemachtigen, moet een lange, ongemakkelijke en vervelende weg bewandeld worden, als men n.1. het voorrecht niet heeft ambtshalve op de kiezerslijst te worden geplaatst in de hoedanigheid van belastingkiezer. Er wordt wel eens gezegd, dat voor de aangiften ten stadhuize bij de candidaat-kiezers
weinig animo heerscht, dat aandrang door anderen moet worden uitgeoefend om de formulieren te doen invullen, onderteekenen en inleveren. Het invullen van de vraagbriefjes om kiezer te mogen worden is voor velen zonder deskundige voorlichting, hoogst bezwaarlijk, zoo niet onuitvoerbaar. Wij hebben de ervaring opgedaan, dat er zijn, die de lagere school met vrucht hadden afgeloopen, zelfs voortgezet lager onderwijs genoten en toch met de handen in het haar zaten om de formulieren naar behooren in te vullen, wegens de omslachtigheid en de duisterheid. De ambtenaren ter gemeente-secretarieën, belast met het in ontvangst nemen en nazien dier formulieren, kunnen treffende staaltjes van vergissingen en misvattingen verhalen. De belastingkiezer alleen behoeft zich niet aan te melden als gegadigde, althans in de gewone gevallen; hem wordt het kiesrecht verzekerd, zonder dat hij zich daarvoor moeite behoeft te geven. Maar behalve de belastingkiezers zijn er huur-, loon-, pensioen-, spaarbanken examenkiezers. Voor de huur- en loonkiezers is het een al zeer ingewikkelde zaak om van hun rechtmatige aanspraken op het kiesrecht te kunnen doen blijken. En wat de spaarbankkiezers aanbelangt, deze worden soms, buiten de kieswet om, op zeer hupsche wijze in staat gesteld om hun kiesbevoegdheid aan de inlegging in een spaarbank te ontleenen. Het doorkruipertje-spelen door de mazen der wet wordt, wanneer de politieke impulsie erbij komt, als een hartstochtelijke sport beoefend ter uitbreiding van het kiezerscorps. Over de onvolkomenheden van de ' i
kieswet-van Houten wat de techniek betreft, is er een zeldzaam eensluidend oordeel in den lande bij alle politieke partijen. En een basis voor een deugdelijke, volledige volksvertegenwoordiging is deze wet allerminst te noemen. Hoe vele staatsburgers zijn niet van het kiesrecht uitgesloten, louter wegens het niet voldoen aan de kenteekenen van maatschappelijken welstand, zooals die vaak op grillige wijze in de wet zijn bepaald. Wij noemen daarvoor als voorbeeld de bepalingen voor woon- en loonkiezers, welke voor iedere gemeente in een tabel onder cijfers zijn gebracht, wat tot schromelijke onbillijkheden leidt. Sinds het in-werking-treden der kieswet-van Houten, in 189Ö, zijn de onvolmaaktheden ervan hinderlijker en ' stuitender geworden voor het billijkheids- en rechtvaardigheidsgevoel. Het is werkelijk tijd geworden, dat de opgedane ondervindingen, nu het vierde lustrum van het bestaan dier wet staat aan te breken, zich gaan uitspreken in daden, om n.1. een andere betere, rationeele kiesrechtregeling in het leven te roepen. De tegenwoordige kieswet gaf in 1910 van de ongeveer 1.375 500 mannelijke staatsburgers van 25-jarigen leeftijd en ouder slechts aan P54.439 het kiesrecht, zoodat meer dan 520.000 personen dit moeten ontberen, terwijl onder deze kiesgerechtigden 90°/ 0 tot de belastingkiezers behoorden. Dus amper 10°/ 0 der kiezers waren toen geen censuskiezers. En na 1910 zal dit cijfer wel niet beduidend gewijzigd zijn. Zoo schenkt het geld, hier in den vorm van belasting, geschiktheid tot medezeggenschap in het landsbestuur door middel van het stembiljet en het intellect, de verstandelijke ontwikkeling worden vrijwel op een smal zoompje
van kiesrechttoebedeeling geplaatst. En toch was het Thorbecke, die in '1844 reeds deze uitspraak liet hooren : »Dat het beginsel van algemeen stemrecht in de staatsgeschiedenis onzer eeuw — hier de 19de eeuw — ligt, schijnt even onmiskenbaar, als dat zij het gestadig, schoon trapsgewijze, zoekt te verwezenlijken. Te lang reeds zijn zeer velen uitgesloten van een bevoegdheid, welke de rechtvaardigheid en het landsbelang eisehen. niet dan in de hoogste noodzakelijkheid aan den staatsburger te onthouden". In lfc50 zeide dezelfde staatsman in de Tweede Kamer: »Ik meen, en dit is en was mijn beginsel, dat wanneer men te kiezen heeft tusschen het insluiten van ongeschikte kiezers en het buitensluiten van-kiezers, die als geschikt schijnen te moeten worden beschouwd, het laatste vooral behoort te worden vermeden." Uit het aangehaalde blijkt dus wel, dat redenen van geldelijken aard geen overwegenden invloed mogen blijven uitoefenen op het toekennen van het kiesrecht, maar dat men in een staat o£f uitbreiding van het kiesrecht, »naar gelang van toenemende verspreiding van kennis en verhoogden burgerzin« moet bedacht zijn. En nu, in 1915, dus meer dan 70 jaar nadat Thorbecke deze opvatting van het kiesrecht had gegeven, is pas het vooruitzicht op uitbreiding van het stemrecht geheel in diens geest geopend. Men kan waarlijk moeilijk zeggen, dat hier met de waarschuwing van den schipper van de trekschuit tot den scheepsjager: «Langzaam aan, dan breekt het lijntje niet", gespot is geworden. De ingestelde staatscommissie tot herziening der Grondwet heeft haar voorstellen, dus ook inzake het kiesrecht, de vorige week aan den minister
van binnenlandsche z.iken doen toekomen. En, zooals bekend is, hebben de drie vrijzinnige partijen en de sociaaldemocraten zich verklaard vóór de invoering van algemeen kiesrecht voor de mannelijke ingezetenen en voor het toekennen van hel stemrecht aan vrouwen, De rechtsche politieke partijen zijn het, evenals over andere staatkundige aangelegenheden, ook over het kiesrechtvraagstuk met elkander niet eens. Wij gelooven echter niet, dat deze laatstgenoemde partijen het zullen wagen, zich tegen het algemeen kiesrecht te verzetten, lettende op de gevolgen hiervan voor den electoralen strijd. Want de groote meerderheid der kiezers staat aan de zijde van de voorstanders van algemeen kiesrecht. En het vrouwenkiesrecht ? Het verheugt ons, dat ook dit niet langer met een breed, magistraal handgebaar als prematuur, als een legislatieve en een historische fout in den hoek blijft geduwd. De generatie van de eerste kiesrechtvrouwen in ons land, dit geven wij gaarne toe, maakte, ook op ons, geen behagelijken indruk; doch onder dit uiterlijk onsmakelijk vertoon zat een kern van billijkheid en rechtvaardigheid, wat thans in wijden kring erkend wordt. De vrouw kan, evenals in het gezin, ook in de maatschappij, ' voor de wetgeving een heilzame kracht | ontwikkelen, en daarop een zegenrijken invloed uitoefenen, zonder verwaarloozing van haar plichten als huisvrouw en moeder. ; Dat er nog velen sceptisch, onvriendelijk staan tegenover Jiet vrouwen| kiesrecht, is een zeer natuurlijk verschijnsel in het algemeen en voor ons land in het bijzonder, waar het conservatisme een taai leven toont. Doch de geschiedenis der volkeren
laat zich niet vormen naar het voorbeeld der conservatieven. Zij mogen al aan het Oosten den rug toekeeren, de dageraad kleurt toch hoopvol de Oosterkim! * * ♦ Het is heden juist de dag, dat in Denemarken aan mannen en vrouwen het algemeen kiesrecht is toegekend.
18 Ze reden naar de stoomboot die haar naar Parijs moest brengen. De moeder zei: »lk zou zeggen, je hebt een Franschen roman onder je arm. Is dat zoo ?« Ik antwoordde bevestigend, waarop zij vroeg : »'l'oe, mag ik 'm hebben, dan kan wijn dochter op de boot zich er wat mee oefenen in 't Fransch.» Natuurlijk gaf ik haar het boek en wij namen afscheid. Tien minuten geleden kwam ik weer voorbij dien boekwinkel en haalde een ander exemplaar van datzelfde boek. Uier is 't. Je hoeft de eerste bladzij maar te lezen om te weten hoe de rest zal zyn. 't Is, geloof ik, het vuilste boek, dat ooit in 't Fransch werd geschreven — in ieder geval één der vuilste. Ik zou mij schamen het de slechtste vrouw in handen te geven — en ach, ik gaf 't zonder eenige schaamte aan dat lieve, jonge meisje. Wat ik je raden mag, geef nooit een boek weg alvorens het ingezien te hebben.* Uit Susy's biographie. Mama en ik gingen boodschappen doen en Papa generaal Grant opzoeken. Na de boodschappen gingen we samen terug naar het logement, en vonden in onze kamers op tafel
staan een vaas met prachtige roode rozen. Mama, die dol op bloemen is, riep uit: «Van wien zouden die wel zijn ?» We keken tegelijk naar het kaartje, gestoken tusschen de rozen, en zagen met Papa's hand in het Duitsch erop geschreven: «Liebes Geschenk an die mamma». (Ik weet zeker dat ik niet schreef »on«, en aan • Geschenk» niet zooveel letters ten kostte lei. — S. L. Clemens). Mama was verrukt. Papa kwain thuis en gaf Mama haar spoorkaartje. Daarna brachten we een paar boeken, werden opgezocht door majoor Pond, waarna Mama en ik gingen koffie drinken. Na de koffie pakken, en tegen drie uur brachten we Mama naar den trein. We zaten een minuut of vijf bij haar in den wagen, namen afscheid, en de trein vertrok naar Hartford. Ik was voor 't eerst van mijn leven zonder Mama van huis, hoewel ik al dertien was. Papa en ik reden terug naar het logement, kregen een bezoek van majoor Pond, en gingen toen de brug naar Brooklijn zien, waarover wij naar Brooklijn spoorden en van Brooklijn terugwandelden naar New York. Wij genoten van het prachtige uitzicht en zagen de brug uitzetten onder de felle hitte van de zon. 't Was heerlijk, maar we kwamen aardig moe in het logement terug. Den volgenden ochtend stonden we bijtijds op, ontbeten, en gingen met e.-n vroegen trein naar Ponghkeepsie. 't Was een prettige reis naar I'oughkeepsie. De Hudson was prachtig gehuld in rnooien mist. Toen we te Poughkeepsie aankwamen, regende 't vrij hard, 't geen ik erg jammer vond, daar ik graag de gebouwen van Vassar-college van buiten had gezien, en dat kon nu niet. 't Was een heel eind rijden van het station naar Vassar-college, en Papa en ik zaten al dien tijd gezellig te praten en te lachen oVer het vloeken der Duitschers. Papa heeft vooral schik in dien Duitschen uitroep:
• 0 heilige Maria Mutter Jezus!» Jean heefteen Duitsche kindermeid en dit is éen van haar uitroepen. Een tijd geleden riep Jean om een haverklap: «Ach Gott!, maar Mama hoorde't, ergerde er zich aan, en stak er een stokje voor. Dit brengt mij weer levendig voor den geest, dat aardige kleine Duitsche meisje — een zacht, onschuldig, plomp schepseltje met perzikachtige wangen ; een braaf meisje, aan wie geen kwaad haar was, niettegenstaande de vloeken, waarvan haar mond overliep. Zij was niet veel meer dan een kind. Zij was nog geen vijftien. Zij was pas uit Uuitschland gekomen en kende nog geen Engelsch. Zij schermde aldoor rond met groote woorden, en ik had er zooveel schik in, dat ik er niet aan dacht haar terecht te wijzen. Ik voelde volstrekt geen behoefte haar te verklappen. Eigenlijk deed ik mijn best, dat zij niet betrapt zou worden. Ik gaf haar den raad haar godsdienst uitingen te beperkeD tot de kwartieren der kinderen, en drukte haar op 't hart vooral niet te vergeten, dat mevrouw Clemens op weekdagen iets tegen godsdienst had. De kinderen klonk het vloeken van het kleine meisje gewoon, behoorlijk en gepast, omdat zij aan die soort van taal in Duitschland gewend waren geraakt, en zij geen kwaad erin zagen, 't Spijt mij, dat ik die krachtige uitdrukkingen vergeten ben. Ik heb ze lang als een schat in mijn geheugen bewaard. Maar één herinner ik mij toch nog, omdat ik die zoo dikwijls heb gehoord. Het haar der kinderen was een waar kruis in het leven van dit kleine schepsel. Zij trok en sjorde met haar kam, en begeleidde bet werk met een ongepast gebruikmaken van Gods naam. Had zij eindelijk haar driedubbele taak volbracht, dan haalde zij weer adem, en zond haar dankbetuigingen naar den Hemel, waar die tehuis behoorden, in dezen
vorm: »Gott sei Dank ich bin fertig mit 'm Gott verdammtes Haar!» (Ik geloof niet, dat ik den moed zou hebben dit te vertalen). Uit Susy's biographie. Eindelijk kwamen wij aan Vassar-college, dat er prachtig uitzag, met zijn mooie gebouwen en terreinen We gingen naar de voordeur en schelden aan. Het jongemeisje, dat ons opendeed, vroeg wat wjj verlangden. Blijkbaar werden wij niet verwacht. Papa zei baar waarom hij kwam en we werden in de spreekkamer gelaten. Wij wachtten, niemand kwam, en we bleven maar steeds wachten, zonder dat er iemand kwam. 't Was tamelijk vervelend en Papa riep uit: «'t Is 'n mooie boel hier!» Eindelijk hoorden wij voetstappen in da lange gang en juffrouw G., de dame die Papa uitgenoodigd had, trad de kamer in. Zij begroette Papa heel vriendelijk, en beiden zaten samen een oogenblikje aardig te praten. Gauw daarop kwam de directrice binnen, die zeer vriendelijk en beleefd was. Zij wees ons onze kamers, en zei dat wij gewaarschuwd zouden worden als het eten op tafel was. Wij gingen in onze kamers en hadden eeu half uur weer niets te doen dan te kijken naar den regen, die tegen de ruiten spatte. Eindelijk werden wij geroepen om te komen eten, en ik ging naar beneden zonder Papa, daar die nooit midden op den dag eet. Ik zat aan tafel met de directrice ea had er schik in al de jonge meisjes de eetkamer te zien binnenstormen. Na 't eten lieten de jonge dames mij het «college» zien, en Papa bleef rooken in zijn kamer. Tegen het avondeten ging Papa naar beneden en at met ons mee ; 't was een lekker souper. Daarna gingen de jonge dames naar haar kamer, om zich te kleeden voor de lezing. Papa ging naar zijn kamer en
ik bleef bij de directrice. Ten laatste kwamen de gasten, maar Papa bleef in zijn kamer, totdat hij geroepen werd. Papa las in de kapel, 't Was voor 't eerst van mijn leven, dat ik Papa hoorde lezen — in 't publiek. Toen hij op de verhooging kwam, herinner ik mij, dat menschen achter mij uitriepen: #0, wat ziet hij er gek uit! Wat is bij grappig!« Ik vond Papa wel erg grappig, maar volstrekt niet, dat hij er gek uitzag. Hij las: «Een hard geval« en «De gouden Arin», een spookgeschiedenis, die hem als kleinen jongen in 't Zuiden verteld was. «De Gouden Arm» had Papa mij reeds vroeger verteld, maar 't was zoo griezelig, dat ik niet prettig vond 't nog eens te moeten hooren. Ik nam mij voor mij ditmaal niet weer bang te laten maken ; toch gebeurde 't, en erg ook. Papa deed de heele zaal vol menschen griezelen en opspringen als éen man. Het andere verhaal was ook heel grappig en boeiend ; ik vond 't een verrukkelijken avond. Toen Papaklaar was met lezen, gingen wij allen beneden in de eetkamer wat gebruiken, en daarna werd er gedanst en gezongen. Eindelijk gingen de gasten naar huis en Papa en ik naar bed. Den volgenden ochtend stonden wij bijtijds op en gingen met een vroegen trein naar Hartford, waar wij om half drie aankwamen. We waren blij weer tehuis te zijn. Hoe goedig neemt zij die afschuwelijke behandeling op ! 't Is een heerlijke en bekoorlijke eigenschap ; een eigenschap die veel waard is, om alle ergernissen en ondervonden onbéschof theden weg te cijferen en alleen te denken aan de genoten genoegens. Susy bezit die eigenschap, 't is éen der kleinooden van haar karakter, die zij regelrecht van haar m ieder heeft, 't ls een eigenschap, die bij mijn geboorte achterwege bleef. (Wordt vervolgd.)
Veranderingen in advertentiën gelieve
men steeds den dag voor de uitgave in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering kan worden ingestaan.
" ■ • • • ■ . ' De Goede naam onzer zaak waarborgt U een coulante POSTHGHU S'B EII. — „UW PARADIJS 9? Grootste inrichting voor De Slaapkamer 1 , Kraamkamer, Ziekenverpleging en Toiletfafel. (jtinnehenstraat 124.