Ia de zitting van Dinsdag 24 jl. heeft de Minister van Buitenlandsche Zaken meegedeeld, dat hij voornemens is op de eerstvolgende begrooting ƒ3OOO uit te trekken voor Qe opleiding van drie élèves-consul, voor -JVelke betrekking in de eerste plaats in aanmerking zouden komen leerlingen van de Handelsschool te Amsterdam.... te Amsterdam, omdat er geen andere Handelsschool ü,er te lande bestaat.., van de Handelsschool, omdat de leerlingen van die inrichting in hun opleiding stellig de meeste waarborgen van geschiktheid aanbieden, vooral indien, (wat de Minister op den voorgrond stelde,) het programma der lessen met enkele vakken vermeerderd wordt Wij hebben dit plan van den Minister zeer toegejuicht en hopen, dat de Vertegenwoordiging te zijner tijd de aangevraagde gelden zal toestaan, de Amsterdamsche Gemeenteraad nid; weigeren de gewenschte uitbreiding aan Eet programma te geven,.... teneinde op deze ongezochte wijze het prestige der school te verhoogen. Wij weten, dat sommigen er anders over denken, maar koesteren de hoop, dat hun bezwaren niet zullen wegen; dat het aangeboden voordeel over den kleinen geldelijken last zal doen heenstappen, 't Is waar, de meening, dat Amster-, dam niet geroepen is Rijksambtenaren te kweeken, heeft een deugdelijken grond. Ook ib 't onweersprekelijk, dat, nu bij f 180 schoolgeld, de Handelsschool niet eens de helft van de kosten kan dekken, de verhouding nog ongunstiger zal worden, indien er nieuwe vakken, d. i. nieuwe gesalarieerde docenten, bijkomen. Maar is 't geen kleingeestigheid m zulke feiten argumenten te zoeken tegen eene wenschelijke neen, hoognoodigeinrichting van de eenige Handelsschool in ons land. Waar ter wereld zullen onze élèves» consult gevormd worden, indien niet aan de Handelsschool I Ent zou een Gemeentebestuur, 't welk het belang zijner inrichtingen begrijpt, zich zoodanige gelegenheid, om de aandacht op haar te vestigen, mogen laten ontglippen. De Handelsschool, ofschoon een inrichting van Amsterdam, is bestemd voor, net geheele land en kan, mits met onbe«rompenheid ingericht, aan die bestemming beantwoorden. Of is 't te hoog geraamd als wij vooronderstellen, dat de. Handelsschool op minstens zooveel steun, oü de bevolking mag rekenen als een aca demie, die met het gemiddeld cijfer van de drie bestaande zou bevolkt zgn? 't Komt er maar op aan, haar zoo in te richten, dat de geheele handelsstand het nut eener wetenschappelgke opleiding inziet. En daarvoor
is in de eerste plaats noodig, dat geen vak waarbij de handel belang heeft, in het pro gramma worde gemist. Doch men heeft de opmerking gemaakt dat naar de voorstelling van den Ministei de consuls in 't vervolg meer ambtenaars dan kooplui zullen wezen, dat is, „inenschen. die een sober, maar vast inkomen boven hei •wisselvallig bestaan van den handelaar verkiezen/ en daaraan de meening vastgeknoopt; „dat de handel alleen dan kan bloeien, wanneer de kooplui juist niet tevreden zijn met een sober bestaantje, en door hun ijver en kennis en door hun moed zich boven en behalve hun levensonderhoud een fortuin trachten te verwerven.'1' Een inzender in hei Handelsblad maakte zich dezer dagen tot de tolk van dit bezwaar. Hij voegde er deze merkwaardige woorden bij : „Dat kalme en zekere leventje yan den karig bezoldigden ambtenaar moest juist het omgekeerde blijven van hetgeen de koopman verlangt. En daarom zou het gevaarlijk zyn, de jongelui aan de Handelsschool reeds zoo jong al te verlekkeren op dat verguld baantje van consul in den vreemde. Wordt de hoog gewaardeerde koopman in den vreemde tot consul benoemd — uitnemend, maar die man heeft dan zyn sporen verdiend.** Vermoedelijk moet men hier voor sporen* geld lezen. 't Komt on» voor, dat zij, die met deze opvatting van den koopmansstand den voorgenomen maatregel van den Minister veroordeelen, twee zaken verwarren of liever uit het oog verliezen, dat er tweeërlei soort van kooplui bestaat, dat niet allen, die een kantoorkruk bezetten, daardoor reeda voorbeschikt zgn om een aanzienlijke plaats op de wereldmarkt in te nemen. De Handelsschool moet ook de gelegenheid aanbieden tot vorming van bekwame ambtenaren v^or den handel, als wij ze zoo noemen mogen, evengoed als van toekomstige prinsen en koningen. Met ieder is in de' wereld gekomen om een Rothschild of een Pêabódy te worden, ja voor menigeen zou 't beter zyn als h]j de millioenen door die Heeren verdiend nooit in het oog of liever nooit in den neus gekregen had. Wat is eervoller: zyn loopbaan in dën minder voordeeligen rang van consul te eindigen dan wel in de koffie te verdrinken, of tusschen katoenbalen in de klem te raken? En nu, willen we nog niet eenmaal twisten over de vraag of een handelscónsul ooit een ambtenaar zal kunnen wezen in denzin door ons aan de betrekking van geëmployeerden bij een Ministerie óf op een provinciale griffie gehecht; of er niet steeds ruimte zal moeten gelaten worden voor wat men handelsgeest noemt en bij zgne zonen wenscht ontwikkeld te zien? De hoofdzaak is, dat de handel als geheel beschouwd, behoefte heeft aan bekwame consuls; dat 't wenschelijker schijnt zelf deze dignitarissen te kweeken dan gevestigde handelaren daartoe te verkiezen, omdat deze niet steeds den waarborg van een breede opvatting aanbieden. Van de consuls der toekomst zal vrij wat meer gevorderd en verwacht worden, dan van hen, die tot nu toe deze waardigheid bekleedden. Een koopman, die op de gewone manier zijn weg door het leven vond, zal niet dan bij uitzondering aan die eischen voldoen. De Amsterdamsche gemeenteraad zal in de eerste plaats geroepen worden te toonen, dat hij wil medewerken om den nieuwen toestand in 't leven te roepen. De élève-consul is mee bestemd den overgang te helpen vormen en straks de maatschappij, die nog maar al te zeer geneigd is op de oude krukken voort te hinken, den weg te bereiden. De handel van onzen tijd is nog altijd een middel om tot welstand en rijkdom te komen, maar de middelen waarover hij ten dien einde moet kunnen beschikken, zgn van anderen aard dan velen, die hun geld op het kantoor verdienen^ schijnen te weten. Er worden grooter kapitalen omgezet dan vroeger en grooter fortuinen gewonnen, maar de schepen en wagens, die het geld aanbrengen, worden door stoom bewogen en komen uit plaatsen* die men vroeger op de beurs nooit hoorde noemen. Een consul is een raadgever vooi' den handel, die hier en ginds aller belangen dient en het oog houdt op de gevaren, die den nationalen rgkdom bedreigen. Zou Amsterdam, de eerste koopstad van ons land, tegen een paar duizend gulden opzien wanneer't met den Minister kan samenwerken om het consulaat-wezen te helpen maken tot wat het wezen moet ? , Wij kunnen 't niet denken.
"Als 't maar gewaardeerd wordt!...". "Het nieuws van den dag : kleine courant". Amsterdam, 1874/04/03 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 16-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010061775:mpeg21:p001
"Het nieuws van den dag : kleine courant". Amsterdam, 1874/04/03 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 16-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010061775:mpeg21:p001
4) 'Beken het maar,* zeida zij, zijn stilzwijgen wet goed begrijpende; *op deze vraag blijft ge mü het antwoord schuldig.* -; .-?. 6 "O.InesU riep hij uit. *Als eerst een uit uw «^gen bloed ontsproten kind op uwen schoot ligt, Zij maakte eene afwerende beweging, maar hij //Dan zult gij gevoelen wat het zegt een eigen «ind te hebben, wiens eerste lachje u in verrukking brengt. «'Eenmaal waren op Agnes ook zulke van geluk stralende oogen gevestigd, de kleine armen 5i°eg zy dan om haren hals en lispelde: *yees dus niet boos op haar, dat zij met dit «roord niemand meer kan toespreken u ines had ter nauwemood naar hem geluisterdpÜnt gedachten zich alleen by dit eene "Als gij zeggen kunt: *ztf is uw kind niet,// waarom erkent gij my dan als uwe vrouw xu An hier bleef het b§. Hy trok haar tot zich, W>a , gerust 8téUen, zy kuste hem en zag nem door hare tranen lachend aan. En toch was "+j met drt alles geen stap verder gekomen. den °^ 7ad°5 haar Vei?-aten Ilad> SinS »*«» u«n grdoten turn, waar zy Agnes met haar schoolboek in de hand rondom het breede grasperk zag Wandelen, maar zij vermeed haar en sloeg een zypadin. Met een vluchtigen blik échter had het kind de treurige uitdrukking der schoone oogen harer stiefmoeder gezien en als door een magnetische kracht gedreven, steeds hare les leerend, had ook zy langzaam voortwandelende hetzelfde pad gekozen. Ines stond voor een in den hoogen muur aanwezig poortje, dat door klimop bijna geheel bedekt was. Met droomengen blik rustten hare oogen daarop en zij wilde opnieuw hare eenzame wandeling voortzetten, toen zij het kind haar zag naderen. Zy bleef nu stilstaan en vraagde: i.Apes, welk poortje is dit?_ .Dit is de ingang naar grootmoeders tuin!// „•Naar uwe grootmoeders tuin? — En uwe grootouders zyn immers reeds lang dood!// //Ja, reeds zeer lang.//
Inmiddels was de oude dienstbode in den tuin getreden; op het hooren van deze twee stemmen, had zij zich gehaast in de nabijheid van moeder en dochter te komen. *Er is bezoek, Mevrouw,» zeide zij. Ines lei liefkozend de hand op Agnes wang. * Vader is een slecht tuinier,» zeide zij, al voortwandelende; _wy beiden moeten deze wildernis in orde laten maken.# Rndolf kwam haar in de vestibule reeds te gemoet. //Gij weet, mijn lieve Ines, dat het Morentiner quartet zich heden avond zal laten hooren; de dokter en zyne familie zijn binnen en ze dringen er op aan dat wij ook zullen gaan.*/ Toen zij bij hunne gasten gekomen waren, liep het gesprek zeer levendig over muziek; verder over alle mogelijke huiselijke zaken, en de verwilderde tuin werd voor heden vergeten. 's Avonds had het concert plaats — Haydn en Mozart waren de revue gepasseerd; ook de laatste aceoorden van Beethovens C mol quartet waren afgespeeld, en in plaats van de plechtige stilte, die gedurende de muziek heerschte, vernam men nu het gefluister der toehoorders inde ruime zaal. Rudolf stond naast den stoel zijner jeugdige gade. '#Het is geëindigd, Ines,* zeide hij, zich tot haar nederbuigend; «-of hoort gij nog steeds die liefelijke tonen?* Steeds luisterend zat z§ nog daar, en hield de oogen ndar het orchest gericht, waar nu slechts de ledige lessenaars stonden. Eindehj'k vatte zi^de hand van haren echtgenoot, stond op en zeide. /?Laat ons nu heengaan,
Rudolf.- By het uitgaan der zaal, werden zij door den dokter en zijne vrouw opgehouden; het was de eenige familie met wie Ines, tot nu toe, kennis had gemaakt. * Welnu,* zeide de dokter, innig tevreden, «gaat nu met on§ mede, wij wonen toch in uwe nabijheid; na zulk een genotvollen avond, moet men , nog een uurtje bij elkander zijn./. Rudolf had er veel lust in; maar zijne vrouw < trok hem zachtkens bij den arm en za<* hem smeekend aan. Hij begreep haar volkomen. //Ik laat de beslissing aan hoogeren rechter over v zeide hij schertsend. ' Ines wist den anders niet zoo licht te bevredigen dokter een ander avondje toe te zeggen. Toen ztf aan de deur hunner vrienden afscheid S ' ziJ ™& //Wat hadt ge toch heden avond tegen den dokter en zyne vrouw?// vraagde Rudolf. S '%Siït* Zl baanden arm van haren man. „ Jffi V_U al tet schoone> ik dezen avond hoorde, dat ik het liefst met u alleen wilde /ajn.// den°hJP°ediS mogelijk Wl»dden ze hunne schre(Wordt vervolgd.) Erratum. In dei> aanvang van dit verhaal, den laatsten regel van de eerste kolom, wordt gesproken van een iajna zestienjarig meisje; dit moet zijn; achtjarig.
"FEUILLETON. De tweede Vrouw. TH. DOOR EODOOR STORM". "Het nieuws van den dag : kleine courant". Amsterdam, 1874/04/03 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 16-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010061775:mpeg21:p001
AMSTERDAM, 2 April, 't Was Maandag in Engeland alles dankbaarheid yoor de troepen der Ashantijnsche expeditie, —. in 'tpark van. Windsor en in de beide Huizen van 't Parlement. De revue wordt door de bladen uitvoerig beschreven. Ze constateeren evenwel met smart dat zoovele manschappen door ziekte belet waren aan de plechtigheid deel te nemen en dat van de aanwezigen zoovelen er ongezond en koortsig uitzagen. In 't Parlement heerschte op het punt van 't votum zeldzame eenstemmigheid. De Hertog van M___m_____.m...i,, ____, ! _!
Richmond stelde het voor en 't werd ondersteund door den Heer Granville en den Hertog vau Cambridge. In 't Huis der Gemeenten werd liet door Disraëli voorgesteld en op welsprekende wij 23 ondersteund door Gladstone. Disraëli wenschte de aanleiding tot den oorlog enz. enz. buiten spel te laten, zeide hij, maar men kon begrijpen dat tusschen de beide tegenstanders gedurende het debat nog al eene enkele Seitenhieb werd gewisseld. Ook in 't Huis der Gemeenten werd het votum met algemeone stemmen goedgekeurd. De Ashantijnsche aangelegenheden werden in de zitting van Maandag in beide Huizen overigens nog meermalen ter sprake gebracht. Lord Grey richtte tot de Regeering de vraag welke politiek nn in 't vervolg ten opzichte der Goudkust zou worden gevolgd, maar de Minister van Koloniën verklaarde hierop vooralsnog niet te kunnen antwoorden. De geheele quaestie moest nog e_rnstig worden overwogen. Lord Lauderdale maakte bij deze gelegenheid de opmerking dat de Eantijnen een volk van lafaards waren, alleen de vrouwen uitgezonderd. Toen de Minister, van Oorlog 't voorstel deed om de getalsterkte van 't leger te bepalen op 128,994 man, wenschte de Heer Wilfrid Lawson dat dit cijfer met 10.000 zou worden verminderd. Hij weidde breed uit' over de Ashantijnsche espeditie en trachtte naar aanleiding daarvan te betoogen dat öorlogvoeren eigenlijk niets gaf. Wat had men •— vroeg hij — door de kostbare Ashantijnsche expeditie eigenlijk gewonnen? Niets anders dan een oude parasol en een verdrag dat al niet veel meer waard was. — Wilsons amendement werd met 2.6 tegen 45 etemmen verworpen. In North-Stafiordshire zyn de eigenaars der kolenmijnen tot eene schikking gekomen. In South- Staffordshire evenwel is de strike nog algemeen. Men schat het aantal werkeloozen op 14 a 15000 man. Te Parijs begint men, waarschijnlijk om zich de verveling der vacantie te verdrijven, voor de zooveelste maal zich bezig te houden met de quaestie van de samensmelting der beide centra. Aanleiding daartoe heeft gegeven een bezoek van Ernest Picard bij Maarschalk Mae-Mahon en nauwlijks is dit geschied of men heeft reeds een nieuw Ministerie gereed. Het Rechter centrum zou expresselijk nog te Parijs zijn gebleven om met de Linkermiddeiiparty te onderhandelen. Met name d'Audiffret-Pasquier, de President, zou door het resultaat der jongste verkiezingen, bijzonder zijn getroffen en van plan zijn De Broglie te doen vallen. De gemeenteraad van Versailles is ontbonden, omdat hij geweigerd heeft 37.000 francs beschikbaar te stellen voor inrichtingen van liefdadigheid, door geestelijken bestuurd. Omtrent Rocheforts ontvluchting en diens verdere plannen worden allerlei geruchten verspreid. Van de Parijsche bladen zijn er natuurlijk reeds dadelijk eenige bereid om verraad! te schreeuwen en te beweren dat de autoriteit (o. a. een broeder van Jules Simon) Rocheforts ontvluchting heeft begunstigd. Anderen willen dat een rijk Engelschman expres voor hem een schip heeft uitgerust en hem is komen afhalen, 't Meest waarschijnlijk is zeker dat Rochefort en de zijnen zich
in het schip hebben verstopt en zóö zïjü wegge 3 komen. Rochefort zou over Amerika terugkomen. Een ondernemer zou hem namelijk hebben verzocht daar eene serie lezingen te komen honden, —| tegen 15.000 francs per avond. Voor eenige dagen had de President van den Duitschen Rijksdag, de Heer Forckenbeck, een langdurig onderhoud met den Keizer en terstond heette het dat dit bepaald geloopen had over de aanhangige legerwet. Men meende zelfs zeker te weten dat de President vervolgens een bijeenkomst had gehad met de meest invloedrijke leden der nationaal-liberale partij, —> een feit dat door den officieusen correspondent der Rólnische bepaald wordt tegengesproken. Waarschijnlijk is het een gevolg van die geruchten wat thans uit Berlijn wordt gemeld, namelijk dat de vooruitzichten der legerwet beter zijn geworden en dat er nog altijd hoop blijft bestaan op eene minnehjke schikking, terwijl alle geruchten omtrent een conflict — dus heet het verder ¦—¦ als zeer twijfelachtig moeten beschouwd worden en waarschijnlijk met boos opzet worden verspreid. Von Bismarck vierde gisteren zijn 59ste geboortedag en ontving bij die gelegenheid van alle zijden bewijzen van sympathie. De Koning van Beieren zond hem per telegraaf eene felicitatie. Ledochowski heeft wederom een vonnis gekregen. De rechtbank te Posen veroordeelde hem wegens eene serie van onwettige aanstellingen van geestelijken bij verstek tot eene geldboete van 1000 thaler of gevangenisstraf. Uit Munchen wordt gemeld, dat zich aldaar weer gevallen van cholera beginnen voor te doen, gemiddeld 3 è. 5 per dag. Het Oostenrijksch Huis van Afgevaardigden heeft, na de begrooting en de financiëele wetten definitief te hebben goedgekeurd, zijne zittingen tot den I4den April a. s. verdaagd. De Groote Raad van het Zwitsersch canton Grauwbunderland, vroeger anti-revisionistisch gezind, heeft de nieuwe grondwet goedgekeurd en met 41 tegen 19 stemmen besloten haar in een manifest aan het volk aan te bevelen. Van het oorlogstooneel in het Noorden van Spanje wordt d.d. 30 Maart door den correspondent der Indépendance gemeld, dat de militaire operatiën voorloopig zijn gestaakt, aangezien Serrano eerst versterking wil afwachten. Intusschen wordt Bilbao door de Carlisten op 't hevigst gebombardeerd. De Republikeinen versterken hunne positiën. Zij hebben onderscheidene nieuwe batterijen Opgericht. Het ontbreekt hun tiiet aan levensmiddelen en ammunitie, 't Schijnt dat de Regeering alle troepen uit de andere provinciën, die ze eenigszins missen kan, naar het Noorden zal zenden. Ondanks de groote Verhezen Ï9 dus, alles wel beschouwd, door Serrano nog geen noemenswaardig resultaat verkregen. De dapperheid der Carlisten trouwens evenaart den ijver der Regeeringstroepen — die op 't oogenblik zich moeten vergenoegen met de positiën te behouden, welke, ze in de eerste drie dagen aan da Carlisten ontweldigden. In deze drie dagen zouden niet minder dan 1750 soldaten zijn gedood, schoon 't heet dat Serrano zijne manschappen zooveel doenlijk spaart. Verder wordt nog gemeld, dat de troepen wel het dorp Murrieta hebben vermeesterd, maar niet de op eene hoogte gelegen kerk, welke in de macht der Carlisten is gebleven. — Over de werkeloosheid der vloot, die 't voorbeeld van wijlen het eskader voor Carthagena schijnt te willen volgen, wordt nog steeds zeer geklaagd. In de telegrammen hierachter zal men de laatste bijzonderheden vinden, o. a. dat de Carlisten beweren dat er een wapenstilstand is gesloten van drie dagen. 't Blijkt dat Manuel Cespedes, ex-President der Cubaansche Republiek, van wiens gewelddadigen dood onlangs melding werd gemaakt, gevallen is als het slachtoffer van verraad. Een der zijnen, een gewezen negerslaaf, die aan hem zijne vrijheid te danken had, heeft hem aan de Spaansche vrijwilligers verraden, die hem na eenigen tegenstand hebben afgemaakt. — Cespedes was in Spanje opgevoed en aan eene Spaansche universiteit gepromoveerd. In 1868 verklaarde hij Cuba onafhankelijk en stelde tevens zijne 4 a 500 slaven in vrijheid. Het volgend jaar benoemde men hem tot President der Republiek. Sedert dien tijd was zijn leven éen aaneengeschakelde reeks van moeiten en opofferingen. Al zijne goederen verloor hij, al.de zijnen werden gedood, tot hij Zelf door verraad van een zijner vrienden viel. Omtrent Kalakua, den nieuwen Koning der Sandwichs-eilanden, worden door den New-Vork- Herald eenige belangwekkende bijzonderheden medegedeeld. Hij heet David van zijn voornaam, is 40 jaar oud, heeft reeds verscheidene gewichtige betrekkingen bekleed en is van een oud, aanzienlijk geslacht, welks leden o. a. het recht hebben om bij klaarlichten dag fakkels voor zich te doen uitdragen. Intellectueel moet hij verre beneden zijn voorganger staan. Z. M. moet slechts eene goede, gewone school-opvoeding hebben genoten. Op politiek gebied moet hij behooren tot de zoogenaamde partij der reactie, d. i. hij wil niets ¦weten van vreemde inmenging of van eene annexatie bij de Vereenigde Staten. Z. M. is gehuwd maar heeft geen kinderen, 't Volk vindt dat hy onderscheidene zonderlinge gewoonten heeft— waaronder ze ook rekenen dat hij geen misbruik maakt van sterken drank, gelijk de meesten zijner landslieden en Lunalilo zaliger. Sterft hij, dan zal hij waarschijnlijk worden opgevolgd door aijn jongeren broeder, die zeer knap moet wezen en allicht spoedig tot den troon kan geroepen worden. Immers Koning Pavid __. 200 heette het in dè laatste berichten —' wordt tfög stéèd. mèt móöïd bedreigd.
"Buitenlandsch Nieuws.". "Het nieuws van den dag : kleine courant". Amsterdam, 1874/04/03 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 16-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010061775:mpeg21:p001