ln „DE VLIEGENDE HOLLANDER", maandelijks orgaan van de Koninklijke Luchtmacht, een interview met luitenant-generaal A. B. Wol'ff, die op 16 juni zijn functie van bevelhebber der luchtstrijdkrachten heeft beëindigd. Op de vraag welke problemen hem in 'de afgelopen vijf jaar de meeste zorgen hebben' gebaard, antwoordt de heer Wolff:
„Dat zijn twee zeer met elkaar verwante zaken. In de eerste plaats de steeds toenemende kritiek die veelal ongefundeerd op de krijgsmacht wordt uitgeoefend: soms lijkt het wel op een stelselmatige verguizing ervan. Velen geven de militair er de schuld van dat er een krijgsmacht bestaat, terwijl dit toch een voortvloeisel van een politiek wereldprobleem is én de wil van een democratisch gekozen regering. Zij die zo de mond vol hebben van „democratie" en „democratisering" vallen deze democratie zelf aan en dan over de hoofden heen van hen die in de krijgsmacht dienen. Het andere probleem is dat er, als uitvloeisel van een algemene gezagscrisis in de maatschappij, ook een lichte aantasting van het gezag in de KLu valt te bespeuren. Het ter discussie stellen van het gezag levert op dat men vooral in vredestijd wat luchtiger gaat denken over het opvolgen van orders. Dit heeft b.v. het vorig jaar reeds vliegongevallen met dodelijke afloop tot gevolg gehad. Ook bij ongevallen op de weg en in de werkplaatsen blijkt dat men de orders niet altijd serieus neemt. Ik wil er echter op wijzen dat het in de KLu nog maar kleine tëndenzen zijn; maar als men niet tijdig het grote gevaar daarvan inziet dan komen er nog meer ongelukken van. Vooral' omdat ik ervan overtuigd ben dat 99,9 procent van de Nederlandse militairen in geval van nood zijn taak goed zal verrichten, is de tendens om het bij het uitvoeren van onze vredestaak niet te doen juist zo gevaarlijk. (...) Internationaal wordt de KLu algemeen gewaardeerd. Nogmaals, de KLu-man wordt in het algemeen nog weinig beïnvloed door gezagscrises, maar er zijn tekenen aan de wand. De moeilijkheden ontstaan daarbij veelal door beïnvloeding van buitenaf".
..DE VLIEGENDE HOLLANDER", maandelijks orgaan van de Koninklijke Luchtmacht, lc van den Boschstraat 8, Den Haag.
"TIJDSCHRIFTEN GEZAGSCRISIS". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/06/27 00:00:00, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612234:mpeg21:p018
"De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/06/27 00:00:00, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612234:mpeg21:p018
Moet de viissionaris maar naar huis gestuurd worden? Drs. Eildert Bruining, verbonden aan het Pastoral & Research Institute of Tanzania ziet nog wel degelijk een taak voor de missionaris. In DE BAZUIN zegt hij: „De missionaris heeft een heel belangrijke rol te spelen: het is voor Nederland van levensbelang contact te hebben met de Derde Wereld. Communicatie is essentieel: Heil heeft direct met „allemaal" te maken.
Rijke landen worden steeds rijker en arme landen steeds armer. Je kunt dat erg vinden, bij de pakken gaan neerzitten en zeggen dat het een hopeloos proces is. Maar als je er zelf niets aan doet maakt 't je kapot en vreet het je op. Gewoon voor eigen bestwil kun je niet met je handen in de schoot blijven zitten.
Als er serieus over bekering gesproken moet worden, dan heeft het zin het naar je zelf te trekken: mogelijk ben je zelf te ethno-centrisch en hebben je eigen mensen thuis een alleen maar egoïstische economisch - politieke wereldbeschouwing. Daarom heeft ons land mensen nodig die naar elders trekken, om ons dan te kunnen vertellen 'wat er elders in de wereld gebeurt. En niet gebeurt. Mensen die ons geweten wakker kunnen schudden.
In verschillende landen worden de missionarissen naar huis gestuurd: „missionary go home..."
De redenen zijn corrtplex: vaak wordt hij gezien als een ongewenst verlengstuk van een voorbij koloniaal bewind, als een sta-in-de-weg voor self-reliance of als alleen maar een negatief criticus van wat een jong land probeert op te bouwen. Om heel andere redenen is het jechter goed dat hij terug gaat naar huis: „wij" in Nederland hebben hem nodig. De missionaris kan de broodnodige brug slaan tusseh twee werelden en voorkomen dat ze nog verder van elkaar afdrijven. Heil betekent dat mensen bij elkaar komen, elkaar verstaan, begrijpen en waarderen.
Als missionaris moet je ook het recht verdienen om in een ander land te zijn. Je mag geen parasiet zijn. Je jnoet iets te bieden hebben in welk vak dan ook. We hebben altijd maar teveel verondersteld. Misschien gaan wij als missionaris nu de meest moeilijke tijd tegemoet en staan we voor de meest moeilijke en delicate taak: de jonge kerken helpen zichzelf te worden. De sleutelposities hebben wij aan lokale mensen overgegeven, maar toch is het proces van „africanisatle" in de kerk nog nauwelijks begonnen: teveel zijn de leiders van nu een produkt van onze westerse traditie. Wij hebben geleerd onze eigen achtergrond te relativeren, en juist omdat wij van een andere wereld komen, kunnen wij hen helpen hun eigen identiteit te vinden. Een uiteindelijke oplossing van de malaise heeft ook met geloof te maken. En met hoop: dat Christus alles in allen mag zijn."
DE BAZUIN, weekblad. Ondiep 6, Utrecht
"BROODNODIGE BRUG". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/06/27 00:00:00, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612234:mpeg21:p018
■Over de oudere docent, „vergeten man in de onderwsvernieuwing" een interview met drs. J. Moora, oud-rector uari de rijksscholengemeenschap te Lochem, in RESONANS. Het gaat in dit artikel om leraren bij het vroegere v.h.m.0., wat niet wil zeggen dat er zich in andere sectoren van het onderwijs geen -problemen zouden voordoen. Drs. Moora:
„De in%'oering van die Mammoetwet heeft iedere docent voor een geweldige portie zelfonderzoek geplaatst: hoe moet ik het doen en brengen? Er waren 65-jarigen .die zeiden „jammer dat ik dit niet meer kan meemaken". Voor anderen was het bereiken van de 65 een verlossende (school)bcl. Toch heb ik in het begin weinig gemerkt van mensen die het niet konden bolwerken. Ik vond dat als een oudere docent het nieuwe systeem niet aan kon, maar hij goed was in zijn vak, dat hij het dan maar liever op de oude vertrouwde manier moest blijven doen. Toch was het duidelijk beter geweest als er een stuk wetenschappelijke research, ook per vakgebied, aan de invoering van de mammoetwet vooraf was gegaan. Dan waren er tenminste richtlijnen geweest. Er werd nu wel erg veel eigen "initiatief en vindingrijkheid gevraagd. (..) Toen kwam met de onderwijsvernieuwing een vloedgolf van maatschappelijke vernieuwing en democratisering aanzetten. Die werd door de leerlingen met redelijke vragen geëist. Het probleem was echter dat op deze vernieuwingsgolf • op jde scholen weer een politieke golf volgde, die door sommigen werd gebruikt als koevoet voor de totstandkoming van maatschappelijke . veranderingen. Dat had met de Mammoetwet niets meer te maken. Het is deze beweging die oudere leraren en ook wel rectoren nekt. Het was de druppel die de emmer deed overlopen. De politisering heeft grote onrust gebracht. De jongere leraren staan hier weer dichterbij, die zijn flexibeler en leven minder op de routine van jaren. Maar veel ouderen worden hier moedeloos onder. Daardoor treedt nu ook op scholen met betrekkelijke rust een zekere regressie en moeheid op. (..) .
Do Raad van Leraren heoft in het georganiseerd overleg met de regering al gesproken over functioneel leeftijdsontslag. Daar zitten nogal veel problemen aan vast. Er is nog altijd een tekort aan leraren. Voorts is er het materiële nadeel voor de man zelf t.a.v. zijn pensioénhoogte. De mogelijkheid bestaat om met uitgesteld pensioen eerder weg te gaan, als je dat zelf wilt of bij afkeuring. Maar het is niet attractief om er eerder uit te stappen. Ook de algemene vereniging van schoolleiders is doende dit punt opnieuw aanhangig te maken. Ik zelf zou er voor zijn om daarvoor in aanmerking komende rectoren en leraren een speciale taak bij het onderwijs te geven. Laat ze niet voor de klas staan, maar geef ze administratief werk of laat ze research verrichten. Vooral op het administratieve vlak is veel werk zich bezig op te stapelen. In ieder geval moet iemand die op b.v. zijn zestigste weg wil, daarvoor de kans krijgen. Overigens, je hebt ook leraren van 35 aio al „oude zielen" zijn. Leraren die blijkens een keuring fysiek niet meer 100 pet. zijn zouden minder lesuren moeten behoeven te geven. Maar dat is natuurlijk niet de oplossing."
RESONANS, algemeen onderwijsblad postbus 58, Groningen.
"VERGETEN MAN". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/06/27 00:00:00, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612234:mpeg21:p018
PROCES haalt een streep door het gezin. Letterlijk, want op dc omslag van het juninummer, dat aan dc constructie vader-moeder-kinderen is gewijd prijkt wel het woord „gezin", maar dat is doorgestreept. Toch is het niet zozeer het'gezin als wel dc maalschappij waarop Proces kritiek uitoefent. Dc maatschappij zelf dwingt het gezin het oude model te blijven hanteren. Uit een der artikelen (van drs. Jan van Hulst) dit citaat: .
„Opvallend aan de thans in onze samenleving ondernomen experimenten, welke alternatieven trachten te stellen t.a.v. het gezin — de reeds funktionerende kommuncs, de anti-autoritaire kindercrèches — is, dat zij juist breken met het beslotenheidskarakter en de geborgenheidskultuur van het gezin. De krèche haalt het kind al vroeg weg uit de moederarmen; de kommune spreidt de opvoeding en verzorging van het kind over meer dan twee personen. Het feit, dat die kinderkrèches doorgaans ook anti-autoritair heten te zijn, en dat kommuncs meestal een politieke ideologie impliceren met een verzet tegen de heersende gezagsstruktuur, achten wij geen bijkomstigheid. Ons gezin is als zodanig autoritair; de gezinsvorm willen wijzigen, is zich (anders) opstellen tegenover dc autoriteit.
Tegen de pogingen om een ingrijpende verandering aan te brengen in onze gezinsvorm hoort men de veroordelende waarschuwing, dat het niet verantwoord is te experimenteren met (het geluk van) kinderen. Dit verwijt wordt onvoldoende weerlegd met de opmerking, dat het een uiting is van angst voor en verzet tegen verandering — wat het inderdaad ook is. Toegegeven dient te worden, dat de bedoelde experimenten vele onzekerheden en risiko's inhouden. Maar temidden van deze onzekerheden is dit in ieder geval wel zeker: kinderen met een gerust hart toevertrouwen aan ons gezin is zoal niet onverantwoord dan toch zeer riskant. Dc kans, dat zij levenslang vanuit hun ouderlijk milieu gestigmatiseerd worden, is onverantwoord groot. Wil men deze kans verkleinen, dan zal men iets anders moeten proberen. Wetenschappelijke zekerheid of men pp de goede weg is, kan pas gegeven worden — zo dat al mogelijk is — als men het waagt op weg te gaan. Experimenteren met kinderen, wat kan dat betekenen? Wil dat zeggen: bepaalde vermeende waarden, een ideologie, zodanig najagen dat de belangen van het kind er aan ten offer 'vallen? Kan men staande houden, dat zoiets niet gebeurt in onze gezinnen en wel op een nauwelijks kontroleerbare of korrigeerbare wijze?
Dit alles is geen beschuldiging aan het adres van de ouders. Hun goede bedoelingen worden niet in
twijfel getrokken. Zij doen hun best. Maar de vorm van ons gezin maakt het hun wel moeilijk om gewoon (?) het „goede" te doen. Zij zitten in een situatie, die hen juist over het pad der goede bedoelingen verleidt tot vormen van „kindermennerij". Dat de ouderliefde een soort anti-bioticum zou zijn, waardoor zij gevrijwaard blijven van de fouten die beroepsopvoeders slechts moeizaam en gedeeltelijk weten te vermijden, is oen onbewezen, maar wel mooie gedachte voor het slapen gaan."
PROCES, westers kuituur-kritisch t schrift, Bilderdijklaan 7« a, Bllthoven.'
"ANTI-AUTORITAIR". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/06/27 00:00:00, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612234:mpeg21:p018
Tot zover „Vijven en Zessen", een prikkelend geschreven boek. Eind 1968 is er een centraal instituut voor toetsontwikkeling (CITO) tot stand gekomen. De prille ontwikkeling van deze instelling werd in de publiciteit echter verdrongen dooi de acties voor andere onderwijsomwentelingen, die niet alleen de examencijfers zouden raken, maar de examens zelf; niet alleen beoordelingskwesties, maar de hele inhoud van het onderwijs. Bij de contestatie gaat het weer om een strijd tegen „Het Systeem", maar nu in de betekenis van het gehele maatschappelijk bestel. Wat prof. De Groot betreft: hij raakte in conflict met deze stroming door haar wijze van actie voeren. „Studenten, stuurt uw demagogen weg!", schreef hij een jaar geleden in „Het Parool." Wegens zijn werk voor de commissie-De Moor op het gebied van de spreiding van het wetenschappelijk onderwijs is hij kortgeleden benoemd tot .persodnlijk hoogleraar" — wat inhoudt dat hij aan de universiteit niet meer zal doceren. Maar daarmee is de problematiek van „Vijven en Zessen" niet van de baan. Rapportcijfers en examencijfers roepen herhaaldelijk vragen op — wat is er waar van het „willekeurig, ondemocratisch en inefficiënt weg-selecteren", waar De Groot het over had? Bij Wolters-Noordhoff N V (die ook „Vijven en Zessen" heeft uitgegeven) is onlangs een boekje verschenen dat zo klein als het is — 56 bladzijden — het geruchtmakende geschrift scherp ontleedt en er kritische kanttekeningen bij maakt. De titel is: „Grote schoolmaak". Het 'commentaar is samengesteld door een werkgroep van aanstaande leraren met als eindredacteur dr. J. S. ten Brinke die in Utrecht de didactiek van het Nederlands doceert. „Grote schoolmaak" komt tot de conclusie dat de school met de voorgestelde veranderingen praktisch niet uit de weg kan.
De Schoolmaak-wcrkgroep heeft de voorstellen van prof. De Groot zorgvuldig opgesplitst, bekeken op welke toestanden ze slaan, nagegaan of het wantoestanden zijn en onderzocht of veranderingen de zaak niet nog erger zouden maken.
"Weg-selecteren". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/06/27 00:00:00, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612234:mpeg21:p018
lIET CONTACTORGAAN van de rooms-katholieke kerk in Nederland en het Nederlands humanistisch verbond is sterk uitgebreid naar dc kant van de kerken. Verdere uitbreiding naar dc kant van de niet-godsdienstige 1 e v ensbcschouwelUke groeperingen hebben tot nu toe nauwelijks resultaat opgeleverd. Behalve de rooms-katholieke kerk hebben intussen ook enige protestantse kerken via het contactorgaan gesprekken geopend met het Nederlands humanistisch verbond.
Tot deze kerken behoren de evangelisch-lutherse kerk. de algemene doopsgezinde sociëteit en de centrale commissie voor het vrijzinnig protestantisme. De gereformeerde kerken
zullen op korte termijn beslissen over eventueel toetreden. Het contactorgaan heeft de afgelopen maanden een studie gewijd aan de algemene school, de opbouw van nieuwe woongebieden, de geestelijke gezondheidszorg, het jeugdwerk en het vormingswerk.
"Humanisme". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/06/27 00:00:00, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612234:mpeg21:p018
DE LUTHERANEN gaan niet naar Brazilië. Zij hebben definitief besloten de assemblee niet te houden in Porto Alegrc maar in Genève. De'vergaderdagen blijven gesteld van 14 tot 24 juli. In de verklaring van de lutherse wereldfederatie wordt de hoop uitgesproken dat de Braziliaanse lutherse kerk begrip zal opbrengen voor het besluit. Volgens de verklaring hebben de lutheranen van Porto Alegre afgezien, omdat de Braziliaanse regering de wens te kennen had gegeven dat president Medici moest worden uitgenodigd. De federatie wilde Medici niet uitnodigen, omdat dan de schijn nou worden gewekt dat de lutherse kerken zich akkoord verklaren met het Braziliaanse bewind.
"Brazilië". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/06/27 00:00:00, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612234:mpeg21:p018
AMSTERDAM, 27 juni — Vóór de contesterende studenten in actie kwamen, was er een hoogleraar die pleitte voor „een goed voorbereide onderwij som wenteling": prof. dr. Adriaan D. de Groot van de Amsterdamse universiteit. Eind 1966 verscheen van zijn hand „Vijven en Zessen", een boek dat hij zelf „nogal opruiend, zo men wil provocerend" noemde. Prof. De Groot (mcthodenleer, in het bijzonder van de toegepaste psychologie) riep op tot een landelijk protest „tegen de beoordelings- en beslissingspraktijken in ons paternalistische onderwijs: tegen de ondoorzichtige en subjectieve wijze waarop vijven en zessen worden gehanteerd, tegen de rechteloosheid van leerlingen en studenten, tegen de ongecontroleerde macht van de leraren en tegen de gedweeheid waarmee wij dit alles in Nederland tot dusverre maar hebben aanvaard. Het gaat daarbij niet tegen personen, maar tegen het Systeem".-
Punten van kritiek 0.a.: het is niet mogelijk alles wat men van een leerling weet in één getal uit te drukken — in ons cijfersysteem wordt een fatale grens tussen voldoende en onvoldoende getrokken, maar wat de minimum-eisen zijn. ligt niet objectief vast — bijna altijd werkt de school met do veronderstelling dat een deel van de leerlingen het wel niet zal kunnen volgen en bijna nergens wordt in het onderwijs het punt bereikt waarop do leraar zonder meer opdracht heeft ervoor te zorgen dat hij een bepaalde groep leerlingen een bepaalde leerstof eenvoudig bijbrengt — zittenblijven en zakken zijn dan eens een gevolg van déze cijfers en dan eens van die — de cijfergewoonten van verschillende docenten kunnen sterk uiteenlopen.
Als voornaamste euvel van „Het Systeem" wees prof. De Groot aan: do permanente selectie met rekbare maatstaven. De remedie zou moeten bestaan in de ontwikkeling van objectieve „studietoetsen". Deze proefwerken moeten zo worden samengesteld dat na de beantwoording van de vragen de „score'' van de leerling volkomen zakelijk kan worden gemeten. Als iemand een „selecticdrempel" gepasseerd is, dient er een periode te volgen Waarin niet geselecteerd wordt. De leerlingen zün geschikt bevonden en de leraar heeft als eerste taak allen die werken „mee te nemen". Het onderwijs van de docent is „aangenomen werk". .......
~De schoolcijferschaal van 1 tot en met 10 is een merkwaardig stukje nationale cultuur", schreef prof. dr. A. D. de Groot enkele jaren geleden in zijn boek ~Vijven en Zessen". Na het uitkomen van deze uitgave verscheen in een onderwijstijdschrift (..Methodrie") deze foto-tekening.
"„Grote Schoolmaak" na „vijven en zessen" REKBARE MAATSTAVEN BIJ CIJFERS EN EXAMENS Van onze onderwijsredacteur TON ELIAS". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/06/27 00:00:00, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612234:mpeg21:p018
Uitgesproken kritiek heeft men op de suggesties van „Vijven en Zessen" inzake een negatieve instelling van schoolleiding en leraren., Het bock sprak over het voortdurend onderwijs- Bcven-met-een-selecticve-slag-om-de-
arm. Dit wekt de indruk dat de individuele leraar een onvoldoende op het eindrapport achter de hand houdt als een middel om leerlingen kwyt te raken. In feite is echter die negatieve instelling niet aangetoond; het blijft bU insinuaties.
Maar van de overige misstanden die prof. De Groot signaleerde, zegt „Grote schoolmaak" dat ze minstens in gematigde vorm inderdaad voorkomen. Terecht heeft „Vijven cn Zessen" erop gewezen dat de school — het gaat hier vooral over de leraren van de moeilijke vakken — de leerlingen nooit een succesgarantie geven, ook niet als ze na het passeren van een tbarrière hard blijven werken. Blijft wel de vraag of het wegsnijden van dit euvel niet tot andere misstanden leidt.
Overtuigend acht men aangetoond dat de manier waarop werk beoordeeld wordt, afhankelijk is van de persoon van de beoordelaar en van zUn stemming op het moment van beoordelen. Wanneer twee beoordelaars onafhankelijk van elkaar eenzelfde werk nakijken, stemmen hun oordelen »nooit volledig overeen; een leraar is ook niet in staat zijn beoordeling een tweede keer volledig te herhalen. Onder de soorten werk waarover moeilijk overeenstemming te bereiken valt, zijn er vele die in Nederland voor selectiedoeleinden gebruikt worden: opstellen, complexe geschiedenisvragen, vertalingen enz.
Of een leerling al dan niet overgaat, is ook afhankelijk van de stemming in de leraarsvergadering, zei prof. Dï Groot. Dat ,is niet bewezen, maar waarschijnlijk is het wel, zegt „Grote Schoolmaak". Bovendien vindt men dat overtuigend bewezen is dat het al dan niet krijgen van een voldoende mede afhankelijk is van de groep waarvan een leerling deel uitmaakt. Hier zit men met het verschijnsel dat al jaren geleden gesignaleerd werd in de „wet van Posthumus", Verder constateert de Utrechtse werkgroep mét De Groot dat de zwaarte van twee over dezelfde stof, en van - twee examens nooit gelijk is.. —
Maar wat nu? Volgens de ideeën van De Groot ontvangen leerlingen die over de toelatingsdrempel zijn gekomen, een papiertje voor het met succes overschrijden van de volgende drempel in de daarvoor vastgestelde tijd. De leerlingen krijgen enkele coaches (leraren) toegewezen om hen onderweg te helpen. Als een .leerling geen zin heeft, doet de coach zijn best de jongen of het meisje toch mee te laten trainen. Blijft de leerling echter weigeren, dan wordt hem z'n papiertje ontnomen.
Voor het slagen van deze Nieuwe School is een positieve instelling van vitaal - belang, aldus „Grote Schoolmaak". Zonder die instelling zou er een uitvoerig gebruik van de ijverclausule gemaakt kunnen worden; onvoldoende geholpen leerlingen kunnen weggestuurd worden onder het voorwendsel dat ze niet gewerkt hebben. Niet-werken is trouwens geen voldoende grond voor het hanteren van de ijverclausule: het kan de schuld zijn van de school die de leerlingen niet voldoende gemotiveerd heeft. Zo zou men dus precies datgene bereiken waar De Groot zich tegen kant: het bevoordelen van de goede leerlingen boven de slechte en dan ook nog met rekbare maatstaven. Het oordeel „niet ijverig" is immers gebaseerd op een indruk. Een punt waarop „Grote Schoolmaak" en „Vijven en Zessen" elkaar wel zullen kunnen vinden, is dat een betere opleiding van de leraren de beste waarborg is voor een ..contract van samenwerking" tussen docenten en leerlingen.
Dat de school een te geringe verantwoordelijkheid aanvaardt voor het succes van haar leerlingen, is een aperte misstand. Maar een school die wel een succesgarantie wil geven, zal een scherpe vóórselectie op haar leerlingen 'gaan toepassen. Dat is een kwalijk neveneffect: de school geeft hiermee haar rol op van kansengeefstcr voor twijfelgevallen. Dr. Ten Brinke c.s. stellen voor dat de school ook leerlingen van wie niet met zekerheid vaststaat dat* ze. ongeschikt zijn, zal toelaten zonder hun evenwel een succesgarantie te geven.
"Insinuatie". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/06/27 00:00:00, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612234:mpeg21:p018
Het „selecteren met behulp van rekbare maatstaven" vindt ieder verkeerd. Hoogwaardige studietoetsen kunnen hierin verbetering brengen, maar het Utrechtse commentaar wijst op bezwaren die daar weer aan verbonden zijn.
De Groot wil alleen het objectiefmeetbare mee laten tellen voor selectie: een leerling mag dus niet kunnen slagen of zakken op vakonderdelen waarbij men geen studietoetsen kan gebruiken. Dit houdt het gevaar in dat bepaalde onderwijsdoelstellingen langzaam maar zeker aan waarde inboeten. En bovendien zijn er ontwikkelin-
gen aan de gang die een deel van de onderwijsresultaten minder goed meetbaar maken..Er is een tendens naar meer eigen en diepergaand onderzoek door de leerling of een groep leerlingen. Ook groeit de interesse voor denken oplossingsmethoden; dit gaat gepaard met een dalende belangstelling voor meer vastliggende leerstof. Eer. en ander maakt de speelruimte voor de antwoorden van de kandidaat zo
groot, dat objectief toetsen erg moeilijk. zo niet onmogelijk wordt. „Groto Schoolmaak" geeft dan ook als „amendement" bij De Groots voorstellen dat belangrijke doelstellingen die niet objectief getoetst kunnen worden, toch ook in het examen vertegenwoordigd moeten zijn.
"Niet meetbaar". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/06/27 00:00:00, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612234:mpeg21:p018
Een kanttekening van andere aard is dat men vreest dat het bij jongr leerlingen niet goed zal uitpakken wanneer er lange periodes zijn waarin de cijfers niet meetellen. In de hogere klassen van het voortgezet onderwij* kan dit wel anders liggen, maar in de lagere zal het moeilijk worden de leerlingen aan het werk te houdrn zonder de stimulans van meetellende cijfers.
De voorstellen van prof. De Groot kunnen in hun extreme vorm niet toegepast worden, concludeert het commentaar. Het is goed dat hij zijn
„Vijven en Zessen" geschreven heeft: het was nodig om onze hecht doortimmerde maatschappelijke structuur in beweging te brengen. Maar wat Do Groot probeert te presenteren als een waterdicht systeem, stoot telkens lek op de werkelijkheid van de school, ook van de goede school, aldus „Grote Schoolmaak".
In een geleidewoord noemt prof. dr. R. S. Mossel dit boekje een „genuanceerde en serene benadering"; hij spreekt ook van „het noodzakelijke rustige moment in een ietwat emotionele discussie". Ik denk dat de discussie over onvoldoendes, zittenblijven en zakken altijd emotionele trekken zal houden; ook zal met „Grote Schoolmaak" (dat gelukkig niet louter sereniteit uitstraalt) het laatste woord in dë beoordelingskwestie niet gezegd zijn. Maar ik zou wel willen dat alle strijdbare onderwij sgeschrif ten voorzien werden van zulke overzichtelijke kanttekeningen. Het is erg leerzaam in de laatste regels van dit commentaar te lezen dat men genoegen zal moeten nemen met een systeem-met-gaten.
"Gaten". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/06/27 00:00:00, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612234:mpeg21:p018
VOLGENS HET JAARVERSLAG van het Nederlands Bijbelgenootschap kunnen de bijbelvertalers het werk nauwelijks aan. Als zij hun huidige tempo aanhouden, kunnen in 1979 in Azië ongeveer 56 miljpen Bijbeluitgaven worden verspreid. Wegens de snelle groei van de bevolking is dit veel te weinig. Daarom is besloten alle krachten in te spannen om al in 1975 minstens 75 miljoen uitgaven in Azië te verspreiden.
Het Nederlands Bijbelgenootschap is direct of indirect betrokken bij 25 vertaalprojecten in de Derde Wereld. Volgens de jongste statistiek van de Wereldbond van Bijbelgenootschappen is de Bijbel al vertaald in 244 talen, het Nieuwe Testament in 324 en Bijbelgedeelten in 845 talen. Er wordt nu gewerkt aan 610 vertalingen onder verantwoordelijkheid van de wereldbond. In vrijwel alle talen van enige omvang is al iets van de Bijbel verkrijgbaar. Wel zijn er nog tweeduizend talen waarin niets van de Bijbel aanwezig is. maar het percentage van de wereldbevolking dat die talen spreekt bedraagt minder dan vijf. Bovendien spreken velen van hen nog andere talen, waarin de Bijbel geheel of gedeeltelijk wel is vertaald. Op den duur moeten er in iedere grote taal minstens drie vertalingen komen: een kerkbijbel, een bijbel voor mensen die wenig. of nooit in een kerk komen en een studiebijbel waarin de grondtekst zo dicht mogelijk wordt benaderd. Verleden jaar werden voor Bulgarije, Roemenië en Rusland 66.500 exemplaren van Bijbels en Nieuwe Testamenten afgeleverd. Bovendien waren 116.000 exemplaren in voorbereiding. Nederland stelde geld beschikbaar voor de aankoop van papier. Het ledental van het Nederlands Bijbelgenootschap bedroeg in februari 243.156. De leden brachten samen ruim één miljoen gulden bijeen. De adjunct-secretaris van het ec-
nootschap, ds. Ype Schaaf, is onlangs na een bezoek van vijf weken uit Indonesië teruggekeerd. In Indonesië ligt een bijbelvertaling klaar om te worden gedrukt. Deze zal zowel in de protestantse als in de rooms-katholieke kerken worden gebruikt.
Vorig jaar is hard gewerkt aan de nieuwe Bijbelvertaling in het Fries. Van het Oude Testament zijn proefvertalingen gereed van Deuteronomium, Jozua, Ruth, 1 en 2 Kronieken, Estheten van honderd psalmen. Van het Nieuwe Testament zijn Matteus 1 tot 10, Marcus, Lucas, Johannes, Handelingen 1 tot 7, de beide brieven aan de gemeente van Korinthe en de drie brieven van Johannes in proef gereed.
"Bijbelvertalers voeren tempo op Het leven der kerken". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/06/27 00:00:00, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612234:mpeg21:p018
HET HERVORMD PERSBUREAU geeft een vakantietip voor Amsterdam: een bezoek aan het Bijbels museum van oudheden. Hemonylaan tegenover nummer 19. Vele tienduizenden hebben sinds de oprichting in 1925 genoegen beleefd aan deze interessante en tevens leerzame bijbelse modellen, maguettes en archeologische vondsten. Met name de grote gouden tabernakel is een uiterst zeldzaam model. Het museum is iedere werkdag, behalve donderdags, geopend van tien tot twaalf en van twee tot vijf uur.
"Vakantietrip". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/06/27 00:00:00, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612234:mpeg21:p018
JODEN MOETEN TOT het christendom worden bekeerd, zoals alle heidenen en er is geen ruimte voor een dialoog met Israël, vindt een van de drie blanke Afrikanerkerken van Zuid- Afrika, de Nederduits hervormde kerk. Zij heeft op haar driejaarlijkse algemene vergadering geweigerd haar traditionele houding ten opzichte van de joden te herzien.
Ongeveer vijfhonderd afgevaardigden wezen zonder omwegen een rapport af van do Nederduits gereformeerde raad voor de zending onder de joden. Hierin werd gepleit voor een dialoog met Israël in plaats van de joden over één kam te scheren met heidenen en hen te willen bekeren tot het christendom. Aanvaarden van dit rapport zou een dolksteek in de rug zijn voor tachtigduizend christenen die in Palestina» leven, zei een dominee.
Verscheidene anderen verwierpen als onbijbels de opvatting dat joden en christenen dezelfde God aanbidden. In het rapport van de zendingsraad stond onder meer: „Voor een dialoog van betekenis moet worden erkend dat er historische oorzaken zijn van de scheiding tussen christen en jood; dat de Bijbel voor de iood bestaat uit het oude Testament" en voor de christen uit het Oude en Nieuwe Testament", aldus het rapport. „Beiden aanbidden dezelfde eniglevende God van hemel en aarde en van alle mensen. De joodse en christelijke wereldgodsdiensten moeten zich daarom onthouden van pogingen elkaar te bekeren. Eizijn waarheden die voor beide gelden en dit moet de richting aangeven voor een toekomstige dialoog."
De verwerping van het rapport deec een van de afgevaardigden, prof. E Mulder, waarschuwen tegen pogingev verschil te maken tussen de God var de jood en van de christen. Als voorbeeld noemde hij de jeugdleider vai de Nazi's, Baldur von Schirach, die ui het vierde hoofdstuk van het evangelit van Johannes de woorden wilde lichten „want het heil is uit de joden.'
"Jood en heiden". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/06/27 00:00:00, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612234:mpeg21:p018