De B. Unit. Service I n s t i t., geeft ten nutte der Eng. marine eenige ook elders behartigenswaardige mededeelingen omtrent de Fransche vloot, in vergelijking mst da Eigelsehe, — vooral over het F/ansche door Colbert ingevoerde stelsel der reserven. De Fransche regeering heeft zich door dit laatste middel voor oorlogstijd eene reserve geschapen, die al de koopvaardijmatrozen en- schippers omvat, en heeft, doordien zij de matrozen voor de o:rlogsmarine minstens 8 jaren op een oorlogschip laat dienen, tevens het peil der matrozen voor de handelsvloot verhoogd. Earst worden de bemanning van een Eagelsch en van een Fransch oorlogschip en dan de marine reserven van beide landen met elkander vergeleken. I. De scheepsbemanning. Er bestaat een belangijjk verschil in samenstelling van de bemanning tusschen een Fransch en een Engelsoh oor logschip. Het aantal combattanten is bjj het eerste naar verhouding veel grooter dan b(j het laatste, nl. 95% der geheele bemanning, tegen 7 &°/o p en Engelsch, waarvan wederom 9% marine-soldaten ua 10% scheepsjongens zijn Een Engelsch pantserschip, type Vauguard, heelt eenebemanning van ongeveer 41 officieren, 60 marine-soldaten, 46 scheeps' jongens en 814 matrozen, handwerkslieden, stokers, enz. Van de laatste ztjn echter maar 197 eigenlijke matrozen. Er behoo ren daarom 85% der geheele bemanning tot de categorie der non combattanten. Ejn Fransch oorlogschip van ongeveer dezelfde klasse heeft echter maar 6% non-combattanten. Bjj eene scheepsbemanning van 461 koppen heeft een Fransch oorlogschip •lechts 23 non-oombattanten en 488 combattanten, tegen da 844 Eng. combattanten, en bjjna alle Fransche combattanten zijn als matrozen volleerd; in plaats van marine-soldaten bebben zjj matelot s-fusiliers en geen jongens; zelfs van de stokers is een groot deal ah matrozen geoefend. Het is derhalve aan geen twijfel onderhevig, (ook al laat men voor een oogenblik het geschilpunt: of mariniers dan wel geweerdragende matrozen de voorkeur verdienen, rusten,) dat eene Fransche scheepsbemanning voorzoover hare samenstelling betrefr, voor algemeene oorlogsdoeleinden veel geschikter is, dan caeteris paribus eene Eogelsche. Het boven beschreven systeem, wa&rbtj gezorgd wordt, dat een zoo groot deel der scheepsbemanning uit matrozen bestaat, vergemakkelijkt het exerceeren der reserven, en stelt de Fransche natie in staat, hare uitwendige linie van veidediging zoo goed toegerust te houden. Wjj [de Engelschenj moesten baar daarom benijden. Toch geloof ik, zegt de Schr,, dat nauwelijks één van de 10,000 Eigelsohen, of niet meer dan één lid vau het Lagerhuis werkeljjk weet, hoe sterk de reserve der Fransche marine is. Toch zouden zjj het moeten weten met het oog op de eventualiteiten der toekomst [algemeene dienstplicht.] II. de B e s e r v e 0. Het aantal officieren en matrozan, in actieven dienst van F/ankrJjk,eu van die matrozen, wier namen zich op deljjst der inscription maritime bevinden tusschen 20 en 40 jar»n oud zjjn en 8 tot 5 jiran aan boord van een oorlogschip gediend hebben, bedraagt meer dan 68,000 1 Deze matrozen kunnen in geval van oorlog te allen tijde weder opgeroepen worden. Het grootste aantal hunner oefent in Frankrijk de visscherjj, enz. uit. De Fransche koopvaardjjvaart is niet van groot belang, en naar ik geloof stationair wat getal betreft; maar daarvan en uit de overige zeevarende klasse gaan jaarlijks 7000 man bij de Fransche vloot over, worden hier 3 — 6 jaar gehouden en komen op Fransche oorlogtchepen in vreemde wateren. Volgens de wet zjjn zjj van hun 20ste tot hun 45 ste jaar dienstplichtig, maar zjj worden in den regel reeds met hun 40ste jaar vrijgelaten. » In den Krim-oorlog bedroeg het aantal officieren en matrozen in actieven dienst meer dan 63,000. Ia den Duittchen oorlog was het aantal 67,786; daarvan waren er 28 740 in Parjjs. Verder waren in Parijs 28 507 koloniale soldaten (Infanterie en artillerie) excl. 18.000, die in de koloniën gelaten waren. Het ligt voor de hand, dat een groote reserve aan officieren noodig is. Daarvoor is dan ook rijkelijk gezorgd. Meer dan 2000 capitaines de long cours (kapiteins der handelsvloot) en 3000 kustvaarders-kapiteins, die allen 8-5 jaar op da staatsvloot gediend hebben en waarvan de eersten een examen afgelegd hebben, vormen de reserve der officieren. De Etgeliche reserve bestaat in ronde getallen uit: 4000 man kustwacht, vooral pettyofficers en degelijke matrozen. 15000 man Boyal Naval Bessrve en 2000 kustvrijwilligers, de eersten degeljjke zeelieden, waarvan ongeveer 9000 in Engeland, de laitsten visschars. 1000 man Boyal Naval Artilleiy Volunteers, 6000 man marine soldaten in kazernen. De oudere gepensionneerde matrozen en mariniers zou men waarschtjnljjlr, evenals in onz;n oorlog met Busland, tot vervanging der kustwacht in hunne stations, voor de havenschepen en als takelmeesters in de depóïs gebruiken. De reserve van officieren bestsat uit: 102 luitenants der Boyal Naval Beserve onvolkomen gevormd. 91 tweede luitenants „ » 74 Midshipmen. » * en ongeveer 200 chief officiers der kustwacht, die uit de matrozen bevorderd zjjn. Eindelijk komen hierbij: gepensioneerde marine offioieren. Er is niet aan te twijfelen, dat, wat degelijk gevormde matrozen betreft, de Franschen er beter aan toe zijn dan wij, waarschijaljjk 100% beter, vooral wanneer men bedankt, dat bij een oorlog met een Enropeetche mogendheid of met de Vereenigde S aten, Engeland vele oorlogschepen in alle weralddeelen te zenden en ijlings gehuurde stoomschepen te bemannen heeft, die met een aanzienlijken voorraad en met stukken geschut voorzien moeten worden om de handelsvloot als convooi te kunnen dienen. Wat de reserve a&n offio'eren bstreft, zjjn de Franschen verreweg in het voerdeel tegenover de Eagelschen. Men zou kunnen zeggen, dit groote reserven aan matrozen en offioieren nutteloos zjjn, wanneer er geen schepen voor aanwezig zjjn; dat de Eng. pantservloot de Fransche in aantal overtreft, in individueels sterkte evenwel kaar mindere is, en dat de Eigelschen tevreden kunnen zjjn, als zij hun vloot kunnen bemannen en met officieren voorzien. Maar pantserschepen kunnen verkocht, gekocht, geleend en genomen worden. De Tu'ksohe pantservloot, die in getalsterkte de derde van Europa moet ztjn, en naar ik meen door Engelschen gebouwd is, zou even schielijk en onverwacht van eigenaar kunnen verwisselen als de aandeelen in het Suez-kanaal van den Khedive, en het aantal F/ansche oorlogsschepen in weinige minuten door de overzending van eenige woorden per draad van Parjjs naar Konstantinopel (??) verdubbeld worden. Men kan zeggen, dat Frankrijk thans uit eigenbelangen dus uit de krachtigste beweegredenen Engelands beste bondgenoot is, en uit politieke noodzakelijkheid vele jaren blijven moet. Dit blijft intusschen altijd nog oen vraag. Zeker is Du\tschland echter niat in zulk een toestand en zou, wanneer het door Engeland bijv. in bondgenootschap met Busland erg in 't nauw gebracht werd, licht aan Frankrijk een lokaas voorhouden, dat het onfeilbaar op zijne rijde zou brengen, namelijk de teruggave van eenige zijner laatste veroveringen. De overtuiging breekt zich meer en meer baan, dat algemeene dienstplicht, zjj het dan ook in eenigstius veranderden vorm, geljjk in Frankrijk en in Duitschlaud, ook in Engeland ingevoerd zal worden. Dit mag practisch zijn of niet, ea zoo het practisch is, wijs of niet; wanneer het echter beproefd wordt, dan zullen de bevaren klissen hun deel er aan hebben, en hun dienst zal natuurlijk te water ztjn. In dat geval zullen onze reserven van de handelsmarine, kustvaarders en schippers, wanneer f ij als de Fransche reserven gedisciplineerd en geoefend ztjn, hen in aantal belarg jjk overtreffen, en da marinesoldatan zouden dan kannen uitsterven of als koloniaal corps voor de koloniën aangewend worden. Wanneer de vraag van den algemeenen dienstplicht door de regeering overwogen zal worden en de toepassing daarvan op de vloot ter sprake komt, dan zal het nut der vorenstaande overweging wellicht in 't oog springen.
De locomotief
- 18-01-1877
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Geen auteursrecht. Er rusten geen rechten meer op dit object.
- Krantentitel
- De locomotief
- Datum
- 18-01-1877
- Editie
- Dag
- Uitgever
- De Groot, Kolff & Co
- Plaats van uitgave
- Samarang
- PPN
- 400383802
- Verschijningsperiode
- 1863-1956?
- Periode gedigitaliseerd
- 27-2-1869 - 30-6-1903
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Koninklijke Bibliotheek
- Nummer
- 15
- Jaargang
- 26
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
De Fransche en de Engelsche Vloot.
Herinneringen aan N. Zembla.
Door den heer Charles Gardiaer, op het landgoed the Temple, b(j Gorin, Oxfordehire, die in den zomer dezes jaars met zijn stoomjacht de winterhaven van Barendse op Nova Z m v la bezocht, zjjn, zooals men weet, voorwerpen, welke van de Nederlandsche overwinteraars afkomstig zijn, bijeenverzameld en door tusschenkomst van den luit. ter zee 2e kl. L. B. Koolemass Beynen aan de Nederlandsche Begeering ten geschenke aangeboden. Wij noemden er slechts twee, maar ziehier de ltjst, zooals de cfficxele Staatscourant ze levert: Een fragment van een manuscript, volgens opgave, in een kiuithoorn gevonden [vermoeide'ljk een journaal]; een liedjaiboek [Hollandsch]; vijf koperen munten [4 Hollandeche duiten en dubbela duit]; negen fragmenten rood vlaggtdoek en één zwart met wit kruis (vermoedelijk stukken van eene Amsterdamiche vlag); een looden inktkoker; twee ganzenvederen schrijfpennen; een stukje rood lak; een houten stempel; een fragment van een lederen poriefeuiUe (klep met slothaak); een koperen teekenpasser; een Amsterdamsche el; een fragment van een verdeelden maatstok (vermoedelijk afkomstig van een in dien tQd gebru kt wordenden graadboog, om zonshoogten te malen; da verdeeling is blijkbaar eene gradenverdeeling, en ock de gedeeltelijk leefbare inscriptie geeft aanleiding om te vermoeden, dat het een instrument geweest is om zonshoogten te meten); een piek mat een steel en een dito steel zonder piek; een hellebaard met steel; een fragment van een geweerslot, waarin een stuk vuursteen; een fragment van een metalen kruithoorn, met overblijfsel van de sluitingsveer; vijf metalen en een houten mu?ketmaten, waarvan eenige met lederen bekleediog en een met kruit gevuld; een stel kettingkogels; vier ijzeren kanonskogels (drie van 0.07 meter middellijn en 1.83 kilogr. zwaarte en een van 0.058 meter middellijn en 0.751 kilogr. gewicht), vier kleine looden kogeltjes (van de grootte van gaczenloopen); een houten vorm met stamper (naar gissing gebezigd om musketpatronen te vervaardigen); acht ichaarbeitols; een blokschaaf; twee breeuwtjzers; een kalifaathamer mat steel; een avegaar; twee hou ten booromslagen zonder boorijzers; een ntjp;ang; een dissel zonder steel, een jjz^rjn spanzaag zonder zaagblad; twee steekbeitels; twee houtdrevels; vier priemen; twee fragmenten van kleine hamers; drie houten steelen, waarvan 1 bjjlsteel en 1 trekzaagsteel; een fragment van een soheepjbjjl; een defecte houten passer; met overbljjfseien van een ijzeren boog, waarlangs de beenen zich bewogen; een groote en een ïleine tjzeren passer; een pak vetkaarsen (20 stuks); een treeft met nog slechts ééi poot; een ijzeren vuurstang; een schuimspaan; drie tinnen lepels; vijf tafelmessen en drie heiten van messen; vier houten mokken; een houten trechter; een houten vetbak; een bodem van een spiouterhakje; twee fragmenten van looden potten; twee deksels van nappen, waarvan een gedeeltelijk vergaan; twee schulpen voor veit; een fragment van een koperen kandelaar; vier kaarsenstekers; een houten bal; een dobbelstsentje; een grendelslot; een hangslot; twee kogeUloter; drie sleutels; twee koperen kranen; een koperen schaal [vermoedelijk van een weegschaal]; een stukje Bussisch leder [nog kenbaar aan den e ; genaardigen reuk 1 ; een stuk dierenhuid [pergamant^; drie schoenen; een jjz^ren vingerhoed; een koperen knoop; twee wambuisknoopar; twee baenen knoopjes; een schinkel [tros van 7 c. M.] met twee sehinkelhaket; een losse schinkelhaak; een kloen ongeleerde l(jr; een idem schiemansgaren; een idem z«ilga< rei; een handlood van 2.5 K. G.: fragmenten van drie éénschijfiblokkec; drie ijzeren roeidollen en het fragment van een vierde; eao tromsto*; een stuk soldeer; twee houten pompemmerr; een borstel (luiwagen^; een looden bekleeding van een spuigat of iets dergelijks; twea hengsels (waarschijnlijk van eene kist); een koite scharnier; tvee lange scharnieren; een greep van een deur (klopper ; een platte haak, een overva'; een looden gewicht van eon hangklok; eene kleine dubbele harpoen; een zwara harpoen met ring, voor den werptros; zeventien stuks houten en metalen voorwerpen, waarvan de bestemming moeieljjk te gisten is.
Katoennijverheid in Britsch-Indië.
Aangaande die nijverheid worden in de onlangs verschenen handelsstatistiek van dat land over 1874—75 de volgende bijzonderheden medegedeeld. Uit het Vereenigd Koninkrijk werden in dat jaar katoanen manufacturen ingevoerd voor eene waarde van 19,421,840 pd. st., zijnde anderhalf millioen meer dan in het voorafgaande jaar. Echter is sedert eenige jaren de markt in BritschIndië door de Mvnchester koplieden met deze goederen overvoerd, terwijl daarentegen de veelvuldige klachten over slechte hoedanigheid de vraag aanzienlijk hebben verminderd en de Inlandsche katoennijverheid in dezelfde verhouding hebben doen toenemen, fp het einde van 1874—75 was het get.tl in werking zijnde katoenfabrieken reeds 48, en waren er bovendien ondarsoheiden nieuwe in aanbouw. Van deze fabrieken werden er in de provincie Bombsy alleen 40 gevonden. Haar fabricaat wordt door de inlanders boven het ingevoerde verkozen. Ook zeer vele jutespinnerqen zijn, vooral in Bengalen en Bombsy, aanwezig, ea voeren zulk eene concurrentie met da spinners in het moederland, dat zells in 1874—75 een fabrikant te Dundee zijne spinnerij aldaar opgeheven en naar de omstreken van Calcutta verplaatst had. De waarde der in Rritsch Indië ingevoerde machioeriëa beliep sedert 1850 — 51 in 1854—55 48,110 pd. st., en was in 1874—75 reeds tot 711,000 pd. st. geklommen, zoodat die van de jaa'lQks ingevoerde machineiiën in de laatsta tien jaren gemiddeld 66,300 pd. st. bedraagt. Het ruwe katoen is het voornaamste artikel van den uitvoerhandel van Britsch-Ind'ë. Ia 1874—75 werd uitgevoerd voor 15,257,342 pd. st. (tegen 13,212,241 pi. st. in het vorige jaar); indien men de grootere behoefte der inlandsche fabrieksnijverheid in het oog houdt, zal men uit deze cijfers de toeneming der teelt opmaken.
Gemengde Berichten.
— Men verwacht eerlang een nieuw werk van mrs. Bas* cher S'owe „Footsteps of the master." — Directeuren der Ned. Maa'cchappjj ter Bevordering van Njjverheid hebben zich bjj adres gewend tot Z. M. den Koning, om de wenscheljjkheid te betoogen, dat vaa Begeeringswege het natuurwetenschappelijk onderzoek van Neder!. Indië worde uitgebreid, door lo. eenige jongelieden, voldoende vertrouwd mat de mineralogie, botanie en zoölogie, aan te stellen als Bjjks-natuuronderzoekers in Nederl.Indië en hun als zoodanig een billijk honorarium te verleenen; 2o. omtrent bijzondere onderwerp».n de voorlichting in te roepan van den hoofdingenieur, chef van het mijnwezen, den directeur van 's lands Plantentuin te Buitenzorg en den inspecteur honorair der cultures; 83. een Bjjksinstelling voor zcölogie op Java te vestigen en aan den directeur daarvan de leiding der onderzoekingen in dat vak op te dragan; en 4o. dan aspirant-Bijksnatuuronderzoekers gelegenheid te gaven voor hui plaatsing ia Nederl.-Indië een of moer kruistochten van marineschapen te vergezellen. ■— In een der Fransche dagbladen van November wordt melding gemaakt van een zaer zeldzaam pathologisch geval. Een joag meisja van deftigea huize, woonachtig in den Faubourg St.-Honoié, geraakte eensklaps zoo hevig en onophoudelijk aan het niezen, dat men twee geneesheer#» ontbood. Te vergeefs werden de krachtigste middelen om het niezen tegen ta gaan, onmiddellijk aangewend, Het duurde meer dan twaalf uren achtereen, en de arms Ijjderes verkeerde in schrikwekkacden toestand van uitput* t'ng. De oogen puilden uit hunne kassen; groote zweetdruppels parelden op het voorhoofd en het was als zag men haar vermag aren onder haar onverpoosd lijden. Ten einde raad, werd eindeltjk chloform aangewend; »tj «liep in, het niezen hiald op, maar zoodra niet had het middel uitgewerkt of met vernieuwde hevigheid herhaalde zich het vreeseljjk verschjjasel. De onbeschrijfelijke lijdensuren waren nu tot 27 geklommen. Een jong geneesheer ried alsnu bahandnlbg met koud water aan. Men liet hem begaan, en na drie en een half uur werd het gewenschte effect verkregen. Het niezan hield voor goed op. Dj ljjderei was doodelijk afgemat; hare krachten waren uitgeput. Das volgenden dag kwam ook hierin baterschap en was hoewel nog uiterst zwak, echter blikbaar buiten levensgevaar. Bij da vermelding van dit zeldzaam verschijnsel wordt vermeld, dat in da werken vaneen Eigelschen geneesheer, Eggerton, een soortgelijk geval verhaald wordt. •* de omstreken van Elinburg werd een vrouw, eenige dage na hare bevalling, op dezelfd wijze aangetast. Zjj barwes echter reeds binnen weinige uren.
NEDERLANDSCH-INDIE.
Sluiting de» Dialis te Batavia In Januari F1 M 1 b r aan art 4 E. 13 ï. 18 E. 27 F.; 1 E. 10 F. 15 E. 24 F.; 1 E. 10 F. 15 E. 24 F. 29 E.; 7 F. 13 E. 21 F. 23 E.; 2 F. 7 E. 16 F. 21 E. 30 F.; 4 E. 13 F. 18 E. 27 F.; 2 E. 11 F. 16 E. 25 F. 30 E.; 8 F. 13 E. 22 F. 27 E.j p°tember 5 F. 10 E. 19 F. 24 E.; Oetober 3 F. 12 E. 20 F. 26 E.; November 3 F. 9 E. 17 F. 23 E.; December 1 F. 6 E. 15 F. 20 E. 29 F.— April Mei Juni Juli Augustus ffllAl'ITAMU over de maand Januari 1877. Nieuwe maai . Eurste kwartier . Volle maan 14 Januari. 22 idem 29 idem POtVKAMfmOB BAllABASB' Engelsche mail 18 en 27 Januari. Fransche mail 8 en 22 Januari. Hollandsche mail 7 Januari. Padang en Atsjin, den 3deu van elke maand. 23en Telokbeton», Benkoelon, Padang en Atsjin, den 13 sa en elke maand. , „ c: „V«1. ï" 1 ' Padang, Priaman, Arjer-BangieB Natal, Siboga, Baros, Sug en Aralaboe, den 29sten van elke maaid. Mnntok en Palembaig, den 17en van elke maand. Billitoii " latea » « • Bandjermasing en Bawean » 22sten « » »
Multapatior's-Bond. I.
Wie beproeven zou de namen op te sommen en het doel te beschrijven van al de Vereenigingen, Boaden, Maatschappijen, Genootschappen, enz., die voor en na in ons lieve Vaderland ztjn tot stand gekomen, zou spoedig bamerken, dat hij het onmogelijke ging beprosven. Da reglementen, watten en statuten, of hoe men de bepalingen waarvan de vereeniging wil trachten ta leven, ook noeme; zij alléén zouden reeds een lijvig boekdeel vullen. Te verwonderen is het dan ook niet, dat onder die velen slechts enkelen bestand zijn tegen den stroom des tijds. Het meerendeel, soms mit groeten ophef aangekondigd, onder luide toejuiching geboren, l(jdt een treurig kwijnend leven om eindelijk den teringdood te sterven en met stille trom begraven te worden. Vanwaar dit verschijnsel? Het antwoord op deze vraag is niet moeielijk. Alles wat leven wil moet rekening houden met de eischen van het tegenwoordige, moet zich onderwerpen aan de wetten van het bestaanbare. Vele vereenigingen nu ztjn gebaieerd op toestanden, die nog herinneren aan de staartpruikjes onzer voorvaderen; toestanden, die wjj goddank, voor goed achter den rug hebben; ■ anderen streven naar utopiën. Beide moeten te gronde gaan. Zjj slechts, die telkens zich wijzigen naar den drang van den stroom van richtingen en meeningen; die niet schromen het doel, dat zij beoogen, telkens langs nieuwe wegen te naderen; dia oude vormen durven verbrijzelen en hun beginsel kleeden in een nieuw kleed; — zij allééa kunnen zich staande houden en — als 't ware eene onsterfelijke jeugd genietende—der maatschappij voortdurend ten zegen ztjn Het bond, welks naam hierboven geplaatst is, heeft, hoe jeugdig ook, geen aanspraak op het epitheet: nieuw. Het doel, dat het najaagt, is oud — maar daarom niet minder adel. Niemand dan ook, die het om zijn beginsel zal willen veroordeelen. Dat het reoht had zioh te constituaeren en zich als tweelingbroeder — met meer vrt!zinnige vormen evenwél—te plaatsen naast het Genootschap tot Afschaffing van den sterken drank, durven wij volmondig toestemmen. Nu het afschaffingsgenoottchBp door een langzaam verval van krachten, veroorzaakt door zijn absolutisme, bewij zen van onmacht heeft gegeven in het bestrijden van een der vreeseltjkste volkskwalen, was het althans een goed denkbeeld van den stichter des Bonds, den beer Philippona te TJdan, te trachten, langs andere wegen, op meer vrijzinnige grondslagen, tot hetzelfde doel te geraken. Zjjne grondwet geeft blijk, dat hjj rekening heult met de bestaande toestanden, met de dringende eisohen van onzen tQd, o.a. door toepassing van de gezondheidsleer, het stichten van arbeiderswoningen, enz. als een der vele middelen op te nem3n. Zal echter „Multapatior's Bond tot bestrijding van het misbruik van bedwelmende dranken", gelukkiger zijn dan zijn stervende tweeling-broeder? Zal het meer resultaten zien van zijne bsmoeiiagau, of zal ook zjjn stem wezen *ls die des roependen in de woestijn; zijn arbaid een Sisyphus arbeid: steeds vruchteloos den steei wentelend tegen da steile helling des bergs? Zal het Bond dea drankduivel, den vloek van zoo menig huisgezin, den kanker, die aan Neêdands volksb3staan knaagt, jaar op jaar meer offers vraagt en.... jaar «p jaar meerdere penningen afwerpt voor de schatkist; penningen door de tranen, de vervloekingen van zoo menig ongelukkige veroordeeld en als het w.tre de prjjs, waarvoor zedelijkheid en men'chelijkheid werden verzocht; — cal het Bond, een Th ssus gelijk, als verwinnaar keeren uit den strijd met dit veelhoofdig monster? E? z{jn er, die ma&nen, dat ook hier een streven naar het onbereikbare wordt aangetroffen, die, uitgaande van statistieke opgaven, mat een beroep op de ervaring, de kwaal als ongeneeselijk beschouwen en Mnltapatior's-bond een doodgeboren kind noemen. Voor het oogenblik schijnt {deze maening de overheerschenda te zjjn. Sedert ruim een jaar is het Bond geconstitueerd en nog zjjn slechts enkel) aldeelingea gevormd, is het aantal correspondenten gering en dat der leden beneden de duizend. In de laatst gehouden algemeene vergadering waren slechts ruim een tivntal leden aanwezig, en de stichter en voorzitter moest de treu'ige verklaricg afleggen, dat tijdens zijne langdurige afwez'gheid buitenlands tengevolge van da ziekte zijner dochter, •— door het waarnemend hoofdbestuur niets was tot stand gebiacht.
Aan de ééne zflde da onverschilligheid, lauwheid, het ongeloof in da zegepraal van een edel beginsel; — aan da andere zjjde da tegenwerking van het kwjjsende aftchaffersgesootscbap; waarlijk, er behoort moed toe vooi den Btichter en de weinige afdeeliagen, om met de geringe middelen, waarover zij nog kunnen beschikken, den strijd te aanvaarden en vol te houden tegen de telkens krachti> ger optredende volkszonde. Ook wjj gean niet mede met hen, die niets verwachten van Multapatiors-Bond. Als wjj slechts ernstig willen en werken, moet er iets tot stand komen van hetgeen wjj wenschen. Het oordeel over een of ander voorgesteld doel moge verschillen; da wjjza waarop, de middelen waardoor men tot dat doel zal geraken, mogen verschillend worden opgevat; — te ontkennen is het niet, dat elke ernstige samenwerking noodzakelijk moet leiden tot vervulling vaa — althans voor een deel — het gewenschte. Welnu, het beginsel van M-B., „da welvaart des volks te bevorderen, door het bestrijden dernadeelen, voorvloeiend uit het steeds toenemend misbruik van bedwelmende dranken" tal wfl zoiden 't reeds boven — wel bij niemand tegenstand ontmoeten. Dsarom heeft het Bond aanspraak op algemeene medewerking. Iets anders is het of de nnsning, dat M.-B. spoedig ea volkomen het voorgestelde doal zal bereiken, op goede gronden steunt. Men make zich toch geen illusie! Hoe zeer ook genegen elke poging in de go^de richting te steunen, kunnen wij ons dit gunstig uHerste e vet min voorstellen. Ook deze vereeniging zal —™ wil z|j nut stichten —• zich telkens moeten wijzigen naar de behoeften des tijds, naar da eischen van het oogenblik. Ook de stichter heeft dit gewild, toen hjj vrijheid een der eercte rechten van het lidmaatschap noemde, en elke afdeeliog vrijliet, zelve de middelen te kiezen, waardoor zij trachten wil, de beginselen van het Bond ta doen verwezenlijken. Msar su wij ons nog niet op ervaring in dezen kunnen beroepen, van de vereeniging nog weinig meer hebben gezien, dan dat zjj geboren en gedoopt is en zich heeft voorgenomen naar zekere wet te leven; nu meenen wij geen overtoll.g werk te doen met de middelen, welke die wet aangeeft, te bespreken.