Aan Zijne Excellentie, den Heer Minister van Koloniën. Excellentie! De ondergeteekende P. J. Lmdry, bankier alhier, enz heeft de eer zich tot TJwe Excellentie te wenden met ver zoek; om ooncessie op nader overeen te komen voorwaarden doch daaronder begrepen eene matige garantie van renten over een overeen te komen bedrag, aandeelen en obligatiënkapitaal, — ▼oor den aanleg en de exploitatie van e9n spoorweg loopende, van haven tot haven, van Batavia naar Tjilatjap, door de Preanger-regentschappen, — onder uitdrukkelijke bereidverklaring om: lo bty het verle&nen der concessie in de Nederlandsche ichatkist eene ruime waarborgsom te deponeeren, in Naderlandsche of andere solide rentegevende fondsen; 2o de concessie binnen den gebruikcljjken tijd over te dragen aan eene Nederlandsche naamlooze vennootschap, en onder de voorwaarden van overdracht op te nemen een beding, dat voor de constructie van den weg eo zijn equipement, bij gelijkheid van qualiteit en van prijs, bï voorkeur zal worden gebruik gemaakt van Nederlandsuh fabrikaat en van de Nederlandsche vlag. Bedenen waarom de adressant Uwe Excellentie verzoekt hem in de gelegenheid te willen stellen Haar wel die verdere inlichtingen en bescheiden voor te leggen, welke door Haar kunnen worden noodig geacht, ten einde aan Zjjne Majesteit den Koning de voordracht te kunnen doen om, behoudens de noodige goedkeuring door de Wet, bovenvermelde concessie te verleeoen. 80 Oct. 1878. Hetwelk doende, enz. Aan Zijne Excellentie den heer Minister van Koloniën Door een schrijven van het geaohte Bankiershuis P. J Lnndiy alhier werden wij in kennis gesteld van een bt Uwe Etc. ingediend verzoekschrift, de strekking hebbende om ten nama der daarbjj vermelde requastranten concessie een spoorweg in N.-Indië, bepaaldelijk in Westelijk Java (van Batavia naar Tjilatjap). Wfj werden onderricht van de financiëele voorwaarden, waaronder die aanvrage is geschied; — van den naam der firma, de HH. Meiggs en Church, die zich met den bouw en de uitrusting van dezen spoor weg willen belasten, en van hunne schriftelijke verbintenis om. zooals z{j het uitdrukken: „In the use of materials and 'in the employment of „transportation the undersigned will in all oases give „the prefererce to Dutch manufacturen and shipping, „when quality and prices are equally favourable." WQ hebben de eer Uwe Exo. mede te deelen, dat ons eerste werk is geweest ons omtrent de genoemde buitenlandsche firma informatiën te versohaffen, en het is ons bijzonder aangenaam Uwe Exe. te kunnen verzekeren, dat dese èn wat het karakter èi wat het vermogen èn wat de technische bekwaamheden van de leden der firma aangaat, allen het gunstig getuigenis van het huis P. J. Landry bevestigen. WH vinden hierin eene aanleiding te meer om Uwe Exc. met alle bescheidenheid, doch tevens met den meesten aandrang, te verzoeken, deze aanvrage in ernstige overweging te nemen. Het is Uwe Excellentie wellicht minder bekend, doch wij weten het van nabij, dat de Nederlandsche fabrieken van spoomegmateriëel (voor constructie zoowel als voor Je beweging) — de vervaardiging van rails wellicht uitgezonderd — zeer goed met de buitenlandsche kunnen coacurïeeren; en dat het haar slechts aan genoegzame bestellingen ontbroken heeft om zich op zoodanige leest te mogen uitbreiden als vereischt wordt om steeds binnen den kortst mogeltyken tfld tot billijken prijs goed werk te kunnen leveren. Hier doet zioh nu eene onwaardeerbare gelegenheid op om Teel wat in vorige jaren verzuimd is, weder goed te maken cn de Nedeilandsohe Nijverheid, langs den meest natuurleken weg, in staat te stellen, om zich in al hare kracht te ontwikkelen. Wfj mogen Uwe Excellentie niet verzwijgen dat vele onzer {abrieken, bepaaldelijk die van ijzerwerken en spoorweg materieel slechts een kwijnend leven lijden. Hier wordt Tan den Staat minder een gunst gevraagd, dan wel een aanbod gedaan, dat van wege zijne verschillende gunstige iQden aannemelijk schijnt en inderdaad alle aanbeveling ver dient. ZQ 't dan ook geheel ten overvloede, wij achten het on< xen plicht Uwe Excellentie op vorenstaande gronden beaoheidenlljk te verzoeken, de bedoelde aanvrage, zoo om ïedenen van algemeen belang al« in het bijzonder ook wegens het groot belang der Nederlandsche Industrie, zoodra mo gelijk in te willigen. 19 Nov. 1876. I)e Vereeniging van en voor Nederlandsche Industriëelen, enz.
De locomotief
- 02-02-1877
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Geen auteursrecht. Er rusten geen rechten meer op dit object.
- Krantentitel
- De locomotief
- Datum
- 02-02-1877
- Editie
- Dag
- Uitgever
- De Groot, Kolff & Co
- Plaats van uitgave
- Samarang
- PPN
- 400383802
- Verschijningsperiode
- 1863-1956?
- Periode gedigitaliseerd
- 27-2-1869 - 30-6-1903
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Koninklijke Bibliotheek
- Nummer
- 28
- Jaargang
- 26
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
Aanvrage om concessie door P. J. Landry c. s.
Dure vleeschprijzen in Nederland.
De klacht over de hooge vleeschprijzen is algemeen. Niet in Nederland alleen wordt daarover geklaagd, maar w{ hebben deze reden tot klagen gemeen met andere natiën ii ons werelddeel. Is Engeland, ofschoon men ons daar onze slachtdieren afkoopt, klaagt men niet het minst luid, dat het vleesch dat men eet te duur betaald moet worden. Engeland is eene vleeschetende natie bi) uitnemendheid, en men consumeert daar veel meer runderen en schapen, dan men er produceert, zoodat men het tekort door invoer van elders moet aanvullen. Vandaar, dat een land als het onze, dat een zeer rijken Teestapel heeft, almede gebukt gaat onder de duurte van het vleesch. Oppervlakkig denkende menschen hebben, om deze groote oorzaak van het kwaad weg te nemen, een schijnbaar zeer •envoudig middel bij da hand: „Vaibied — roepen zij —• den uitvoer. Als geen slachtvee meer naar Engeland wordt uitgevoerd, als al onze runderen, kalveren en schapen in het land blijven, dan hebben wty voor onze binnenlandsche eonsumtie meer zelfs dan wQ op kunnen, en zullen de prijzen aanzienlijk dalen." Maar daartegen verzetten zich de heeren staathuishoudkundigen. Ei met reden) De veefokkerij ia een gewichtig middel van bestaan, en zQ is dat juist geworden, omdat onze Teefokkers zulk een belangrijk débouché in het buitenland Tindu. Een volk een «Qner belangriJkitemiddelen van bestaan
te ohtneïaeB, Eau de algemeene welvaart benadeelen ïön. Men sou zich ook zeer bedriegen, wanneer men meende, dat verbod van uitvoer het middel wara om ons op den duur p;oedkooper vleesch te bezorgen. Word toch het débouciié beperkt tot het b'nnenlandsch verbruik, dan zou wel tijdelijk het aanbod de vraag overtreffen, zoodat de prijzen gedrukt werden, maar zeer spoedig zou de productie zich ga»n regthn paar de vraag. Het vetweidersbedrljf, de veehandel zouden minder voordeelig worden en dientengevolge gasn kwijnen. En alles samengenomen, zou bij slot van rekening de verhouding tu'tchen vraae en aanbod, tusschen consumptie en productie weder van dien aard werden, dat men de hooge prijzen le?ug kreeg. Doch al wars dit niet zoo, aan het beginsel van vrij»n handel, van vrijen uitvoer van producten valt heden ten dage niet mssr te tornen. De natiën hebben elksm Ier roodig; de behoeften van het leven z{jn zóódanig, dat er een onophoudelijke ruiling van elkanders i-roducten moet nlaats 'rebben. Wij voeren een deel van ons slachtvee naar Engeland uit, maar daarvoor levert Eagcland ons vele zijner producten, die wij niet zouden kunnen missen. Het zon er slecht met ona uitzien, zoo algemeen een stelsel werd ingevoerd, waarbij elk land voor zichzelf behield wat het produceert! Dit kan ieder gemakkelijk nagaan. Om ééa ding ts noemen: ons land produceert geen metalen; wat zouden wij beginnen, zoo wij geen metalen hadden P Ean ander voorbeeld: ces land produceert geen steenkolen, tenzij men het weinisje rekenen wil, dat in Limburg gevorden wordt Men heeft eene op de klacht: Engeland eet onzen biefstuk op, geantwoord: ja, maar het levert 't ijzer voor de pan, waarin wij den biefstuk bakken, dies wtj voor eigen gebruik overhouden. Er is echter veel sterker. Zonder Ijzsr en steenkolen zouden wij geen kachel kunnen stoken; zon der steenkolen, zouden wij peen gas hebben Wij zouden petroleum kunnen branden, meent gij; maar ook dit "is mis, want oas land produceert evenmin petroleum als steenkolen. Aan een verbod van uitvoer van vee valt dus niat te denken. Maar wat dan te doen tegen de hooge vleeschprijzen? Er is dit in de eerste plaats — buiten den uitvoer naar het buitenland, nog een andere oorzaak. De slachters houden het vleesch duurder dan het behoorde te ztjn. De prijzen, die de veehouder voor zijne beesten maakt, regelen zich naar de markt; maar de slachters,' die hun slachtvee koopen volgens de marktprijzen, regelen hunne detailprijzen naar willekeur. Vandaar, dat toen eenigen tijd geleden de marktprijzen aanmerkelijk daalden, omdat de veehouders, in het vooruitzicht dat er gebrek sou zijn aan stalvoedsr, hunne beesten zooveel mogelijk van de hand wilden doen (terwijl bovendien de veehandel reeds gedrukt was tengevolge van bet verbod van invoer in Duitschland, wegens de longziekte), — vandaar, zeggen wij, dst toen de consumenten het vleesch even duur bleven betalen. Vandaar ook, dat zoodra da marktprijzen maar even neiging tot rijzing vertoonen, de slachter de prt) zen van het geslachte vleesch buiten eenige evenredigheid verhoogt. Met „onslaan" zijn de slachters al'ijd zeer vlug; maar verbazend (raag s$n ztj, als het op „afslaan" aankomt. Zóó is het hier te lande niet alleen. Ook elders zijn het de tusscbaspersonen, de middelaars tusschen producent en consument, dia raden tot klagen geven. Zoo zien wij thans te Weenen maatregelen beramen, om aan de willekeur der slachters paal en perk te stellen. Te Weensn eet men zeer duur vleesch, ofschoon daar de ooueumiie van dit voedings
middel lang niet groot is. Verschillende oorzaken werken daar samen om het vlaesch duur ta maken,—zoo bijv. eane zeer hooge belas'ing,— maar eene der oorzaken is ook daar de willekeur bjj de regeling der detailprijzen. Ia de laatste weken nu heeft men zich te Wees en druk bezig gehouden met de duurte van het vleescH. Ineen der dagbladen — da Neue Freie Presse — werd door den heer Tauszig voorgesteld eene maatschappij ta vormen voor de oprichting eener slachterij. Dit voorstel vond weerklank, en onlangs werd eene bijeenkomst van eeniee heeren gehouden om dit plan te bespreken. In beginsel werd het goedgekeurd, en men besloot inlichtingen in te winnen aangaande dergelijke maatschappijen in het buitenland, om dan later tot de bevolking van Weeneneene oproeping te richten ten einde het plan ta verwezenlijken Dit is de aangewezen weg, om het vleeschetend publiek onafhankelijk te makm van de slachters. Ook hier te lande j_ '» Whaaldeliik on dit middel beuacut geweest, aocu «c jii wi ui u . ~^ nomen, omdat natuurlijk het doel van dergelijke maatschap pü niet zjjn moet winst te behalen. Te Rotterdam bestaat eene maatschappij, die, om het denkbeeld tot verwezenlij king te brengen, slechts wacht op de voltooiid^ van het van stadswege op te richten abattoir. Er is nog een andar middel om goedkooper vleesch te bakomen. Europa — dit is zeker — produceert niet genoeg slachtvee voor de behoefte der bavolkicg. Daarentegen zQn er acdere deelen van den aardbol, waar consumptie en productie in juist omgekeerde verhouding staan. Zoo bij voorbeeld hebb m Australië en Zu : d-Amerika overvloed van slachtvee. Engeland mat zijne groote vleesch verslindende maag is er daarom reeds sinds lang op bedacht geweest, vleesch uit die andere werelddeelen te halen, en elders — ook bü ons — heeft mm dit voorbeeld nagevolgd. Men kent het vleesch in bufjas. Deze proef heeft echter over het algemeen weinig voldaan. Daarom echter den moed niet opgegeven! Men kwam op het inderdaad geniale denkbeeld om versch vleesch uit Zuid Amerika aan te voeren. Ook hier ging Engeland voor, en al spoedig is Frankrijk gevolgd. Te Rouaan werd een schip uitgerust, voorzien van ijskamers naar het systeem van Pellier, en bestemd om te La Flata een ladisg versch vleesch in te nemen en naar Frankrijk over te brengen. Gelukt deze protf, dan is het plan eene flotille van twaalf stoombooten te bestemmen voor den handel in versch Zuid-Amerikaansch vleesch. In het 25 meter lange scheepsruim kan 500,000 kilo vleesch worden geborgen. Bjj deze eerste vaait zal men echter slechts een lading van 150,000 kilo innemen. Het schip heeft een lengte van 63 meter en heeft 463 ton iuhoud. Buiten de ijsmachines bezit het drie stoommachines. waarvan er eene a leen ingeval van nood zal dienen. In het achterdeel van het schip bevindt zich eane eerste machinekamer, waar in vijf reservoirs elk 100 liter metbylaaaether inhoudende, de koude wordt voortgebracht. De aether wordt vluchtig, kookt van zelf tot 30° boven nul, en verdikt zich dan ondor des diuk der waterdampen in de gegoten Ijzeren ketels, waar hij vloeibaar wordt, om de met water gevulde cylinders te verkoelen, die zioh in het ruim bevinden, dat het vlaesch bevat. Bjj deze intensieve koude-inwerking bevriest het water niet, omdat het chloorcalcium inhoudt, dat de koude in de reservoirs van het kotlruim leidt. Het voor de verkoelingsapparaten bestemde ruim levert een verrassend schouwspel op, omdat de gezamenlijke pijpen mat een ijskorst overdekt zijn.
In deze groote bergplaats voor het vleesch heerscht de koude van de Poolstreek en het aldus vervoerde vleesch bereikt wanneer het volkomen zuiver aan boord komt, in goeden, frisschen, eetbaren toestand de bestemmingsplaats. Wü vragen voor deze uitweiding verschconing. De bijzonderheden kwamen ons interessant voor. Wanneer de plannen voor dit vleeschvarvoer verwezenlijkt worden, en alzoo de rijke veestapel van Zuid-Amerika ter beschikking komt van de Europeanen, zal er minder gebrek aan vleesch zijn en cal men dit waarschijnlijk ook in de prjjzen gewaar worden. Het te Londen aangevoerde vereche vleesch uit Zuid-Amerika kost nu reedj slechts de helft van het gewone vleesch. Mocht dan nog eenmaal ook ons land in het bezit komen vaa een rechtstreekzche stoomvaart op Rio en La Plata, dan zouden ook w(j Europa, en ons zeiven in de eerste plaats, kunnen helpen voorzien van versch Zu'd-Amerikaansch vleesch! B. (Huisvrouw)
Gemengde Berichten.
— De oude, ofschoon misschien dcellooze vraag, „wat gebeurt er met de naainaalden?" komt ons onwillekeurig in de gedachten, wanneer wij in een Amerikaansch blad lezer; dat thans in de Vereem'gde Staten 8 caaldfabiieken bestaan, dia dagelijks 47 millioen naalden fabriceeren. Bovendien worden er dagelijks 25 millioen ingevoerd. Daar die enorme voorraad gercede koopers vindt, moet men tot da conclusie komen, dat in Amerika eiken dag 7 2 millioen naalden verloren gaan. — Salomo's rechtspraak tusschen de ware en da vakche moeder wordt tereeht door de geheele wereld bewonderd. In het Franscbe plaats e Bazas had voor eenigen tijd een der- ^ gelQk rechtsgeding plaats. De rechter was echter geen groot; koning of maartchalk-president, maar eenvoudig brigadier der ' marechaustéo. Op zekeren dag werd bij namelijk door
een boerin aangesproken, dia z'ch bsklasgde, dat hare buurvrouw haar een half dozijn jonge eenden bad ontstolen. De buurvrouw hield daarentegen stokstijf staande, dat alle eenden, die op baar ejfl'epen, haar eigendom waren. De brigadier gelastte teTstond beide vrouwen, all" eenden in haai vooraeSoot te doen en hem oogenblikkelïk te volgen. Nb oneevof een mijl te hebben seloopen, kommandeerde de b^jradier: „Halt! Laatloopen do eenden! ' larston-l begaven z'ch de dieren repelrccht naar het erf, waar ztj het eerste levenslicht aanbouwden. Geen enkel harer vergiste zioh in den weg. Da dievegge stond verbluft; de eenden wareu hare b««cbuldigster* srnweest.
— Volgens d8 Shefjield Telegraph heeft de gedrukte toestand der industrie in de ijzerst~eken eeno aanmerkelijke verbetering, wat zedelijkheid betreft, aangebracht, waartoe totdus verre de krachtisste peeringen ontoereikend waren. Door den nood worden de kroegen thans schier niet bezocht, roodat de eigenaars dier huiten in wanhoop verkeeren. Terwijl vroeger tot diep in den pacht werd getapt, sluiten de kroeghouders ru hunne lokalen reeds te negen uren, daar zij geene bezoeker» meer bavat'en. Bovendien is de politie in geWke mate tevreden als deze p?rsonen misnoegd zijn — Te Aïx is wet groote feestelijkheden het standbeeld van M'rabeau onthuld geworden in tegewoordigheid eener aanzienlijke men'gte. Terwijl op eene tribune zich het beeld der republiek bavond ; werden voorts verschillende redevoeringen gehouden, waaronder door den heer Beynsld, hoogleeraa 1 in de faculteit der letteren. Des avonds werd er algemees geïdnmineerd en teven» esn luisterrijk vuurwerk atïestoken waarbij de woorden: „Leve da Republiek!" in vlammende letters werden aanschouwd.
—- In de vorige ma»nd stierf te Marseille een schoolmakker van Thiers, e*n dar twee, welke den ex -president nog waren gebleven. Da overledene heette Chopp^d en van de schoolbanken af tot op het oogenbük van zijn dood bastond er tusschen hem en Thiers een innige vriendschapsband. Nooit bazocht laatstgenoemde zijne geboortestad, of htj bezocht den vriend zijner kinderjaren en het deed hem ?oed üneh uren met dezen te onderhouden. En toch be stond tusschen die beiden een groot verschil van poli^ 8 ^ 8 meening. Choppard was «ooit veranderd: hij was en bleef een vurig legitimist, terwijl Thiers met alle politieke wln den had meêgewaa'-d. Die wispelturigheid van zijn int! mu * was Choppard een doorn in het oosr, en niets zelden werd er tusschen de beide heeren vrij wat gekibbeld, maar de vriendschap leed er niet onder. Het laatste bezoek do or Thiers aau zijn ouden vriend gebracht had plaats in hot afgeloopan Jaar. De SOjariga Chopnard verarezelde Ado'naar het sta*ion. en al pratende kwam de oude twistappel' weer voor den dag. zoodat Thiers bij het afscheid de waarschuwing ontving, dat zoo hij zb'n poütieka gevoelens niet liet varen, dit de laatste, de allerlaatste maal zou zijn, dat ztjn grijze boezemvriend hem da hand had gereikt. Die handdruk was desniettemin evea hartelijk als altijd en had Choppard zHn ouden Thiers nog eens mogen zien, hij zou op zijn ultimatum wel zijn teruggekemen. Toen Thiers de treurige mare van Choppards overlijden vernam, schoten hem da tranen in de oogen en met ontroerde stem deelde hij den aanwezigen bovenstaande bijzonderheden mede.
Letterkunde. Letterkundige Brieven uit Nederland; door een Correspondent der Locomotief.
Wat is het jammer dat de Nederlandsche taal slechts door een klein volk gesproken en gekend wordt! Laat ons ééa der redenen opnoemen waarom wij dit betreuran. 't Is, dat, terwijl een Eigelsch en Duitsch en Franec'i auteur kans heeft beroemd en rijk te worden, de meest begaafden onder ons kleine volk zich met een zeer, zeer matig deel i beide deze toch wel begeerlijke zaken tevreden moet stellen niet alleen, maar ook zijn invloed zeer beperkt fc blüven. Het hooge gavoel dat zelfs een Polko ei nart masr Qóaa lioppen, aat ae geaeeie betchaai de wereld haar cijnsbaar is. m*g da onzen niet ontgloeien En toch, neen waarlijk, wij hebben tchr(jvera en schrijfsters die deze voldoening meer waardig zijn. Tot voorbeeld kan op dit oogenblik weder strekken een tweede werk van de Middelburgcche dame, die zxh verschuilt achter het
pseudoniem: M. van Walcheren , waaronder zij verleden jaar met de novelle Penserosa zooveel bijval en bewondering verwierf. Haar thans verschenen tweede werk heet Van Kind tot Vrouw, Amsterdam, P. N. van Kampen Zn. 1 deel. 't Behandelt wederom met de meeste kieschheid zeer teêre punten; wel niet zóó teer als de geloofstwijfel in Penserosa, maar toch onderwerpen die door menige buitenlandsche met goud betaalde pan, niet zoo fijn en zoo waar en zoo eenvoudig zouden geteeketd zjjn. 't Zijn hier: de valsche positie van een lief, mooi, verwend rjjkelui's kind, dat niet werkelijk hun kind is, en het afbreken van een eerste engagement. Het beeldschoon vierjarig dochtertje van een verarmden schoolmeester wordt door een goodhartigen, maar oppervlakkig6n man 't huis gebracht
bjj zijn treurende gade, ontroostbaar over den dood van haar eenige lieveling. Z{j gevoelt te diep om zoo maar het vreemde voor het eigen te kunnen inruilen, maar ter wille van haar man neemt zij het vreemde toch ook in haar hart op, en 't wordt haar werkelijk ah een tweede doohter, terwijl papa zjjn lief speelpopje vertroetelt. Johanna dartelt op rozen totdat haar pleegmoeder h8ar ontvalt, en zij omstreeks denzelfden tijd zioh verlooft aan een joagmensch, in wie de onervarene haar ideaal verwezenlijkt meent te zien. Nu pakt het onweer zich te samen boren het verwende kind. Da goedige papa hertrouwt, es haar trotsch, maar rein hart ervaart wat het is slechts een speelpop, een aangenomen kind te zjjn; haar verloofde blijkt geen ideaal, geen steun, maar een karakterlooze jongen te wezen, — en al deze beproevingen, in vereeniging met hare dwalingen doen het kind rjjpan tot eene fiare, teedere, degelijke vrouw. Hat onderwerp wordt volgens echt Nederlandsche zeden, in keurigan stijl en vol waardigheid in al zija nuances ontvouwd; alleen hadden wij wel gewenscht
dat de tweede helft van het boekeven uitvoerig behandeld ware als het eerste; de laatste gebeurtenissen verdringen elkaar wel wat al te schielijk, en zouden er bjj hebben gewonnen als de begaafde schrijfster daaraan wat meer geduld ten koste had willen leggen. Dit neemt niet weg das wij vast geloodat dit boek, zoo 't maar in 't Eogelsch verschenen wwe, der schrijfster groote eer ea voordeel zou bareiden. Toch kan men ook in Nederland nog wel pleizier bileven van zjjn auteurschap. B. v. wanneer, zooals van H. De Veer*s Trouringb, een derde druk komt getuigen dat men naar 't hart schreef van het basta deel zjjner landgenooten. 't Is dan ook esn allerprettigst boek, vol gezonde levensopvatting; ik geloof zeker dat men door 't lezen wijzer en tevredener kan worde», en vooral dat jongelieden van beider sekse er betere begrippen uit halen kunnen over 't huwelijk, dan er tegenwoordig wel worden gekoesterd. Als de jonge maucea, ia plaats van lang uit in een e&sy-obair gelegen, met een manilla in de hand en een fijn gl«s «iju voor zich te zitten zwetsen cvar het huwelijk als een lastig weeldeartikel — zich eeas verdiepten in dit boek, dat huwelijksgeluk zoo eenvoudig en natuurlijk beschrijft — dan zou voor velen een andar licht opgaan. Zij zouden gevoelen dat 't etn mensch, die werkt en lo-ft met en voor een trouwe vrouw en blozeade krullekopjes, nog wel zoo gcod om 't hart is als hem die lui en lekker alleea getiet en alleen oud wordt. Ei ah die jonga mannen het dan den jongen meisjes maar eens eerlijk en ronduit vroegen, wat zij liever kozen: een eenvoudige huishouding of een prachtige garderobe, dan maak ik mij sterk dat de me:sta blozand het Uatcte
zouden opcfforan voor het eereie, —- vooral nadat sij De Vier's Trouringh gelezen badden. Daarin komen toch zulke gezaliiga huiselijke tooceelijes voor, tot zelfs de kibbelp*rtijtjas toa zijn gezellig; en welk een warme gloed, wanneer gij pspa mst iljn dochter z ! et reizen en vooral mama met de jongens arm in a Dezelfde uitgever. G. L FüNKB opstellen door Cd. Bdskem Hdet , in het Dagblad voor Ned.Tndië geplaatst, in twee boakdeelen verzameld en aldus voor een grooter publiek hier te lande en voor herlezing geschikt eemaakt. De titel luidt: Cd. Büskbn Hüet N a t s o n a 1 f Vertooges eerste en tweede bundel. De eerste Bunde' opent mat een opstel geheeten: Thorbecke 'stestam en t, gedateerd 12 Juni 1872, en sluit met: Nederlandsche politiek, naar aanleiding val de bekende brochure van graaf van Zuylen van Nyevelt , gedateerd 11 Maar 1 '75. De tweede bundel begint mat een artikel over de grondwet van 1 Juni '75 en eindigt met: ook een belastingquaestie, geschreven 10 Maart '76. Nog bster dan in lotsa couractecaitikeh wordt door de bij een voeging en varzamriing de geest, waardoor de heer Huet bizield wordt, openbaar, 't Is een revolutior a : re geest; revolutionair desnoods onder den schijn van conservatisme. Het .bestaande deugt nietmetal, liever het oude geprezen dan het tegenwoordige goedgekeurd; maar in dan grond is er niets goed en heilig voor een vitzucht als de zijne. Pas op, er liggen voetangels en klemmen wanneer er in deze bundels iets geprezen wordt. Ah waarschuwend mot to mocht er wel boven geplaatst zijn: een slecht advocaat die geen redenen voor zijn zaak weet te vinden. — En zulk een slacht advocaat is de heer Busken Htet waarlijk niet. Doch hos men hierover ook denken moge, 't blöft in velerlei opzichten, om stijl, vindingrijkheid, scherpzinnigUOIU, TUlUUtvlgw d. ■ ij n TTAO(T«ri te lezen en over te lezen, en een hoogst nuttige oefening, eigen geest en overtuiging te slijpen op dien wetsteen. Doch een werk dat meer gewfcht in de schaal legt dan deze vertoogen van een dilettant-politicus is een nieuw werk van den oud-minister De Waal . Bij de firma Martinus Nijhoif te 1 Gravenhage is een boekdeel uitgekomen, dat ten titel voert Onze Indische financiën, Nieuwe reeks aanteekeningen, door E. de Waal ; 't zal, zooals uit de voorrede en den inhoud blijkt, vervolgd worden; dit deel (och zet eerst dm politieken toestand van Neêrlandech- Icdië en het moederland uiteen cp velerlei bescheiden en gegevens, omdat deze den fiaanciëelen toestand beheerscht. Als uitgangspunt van 't historiich overzicht is over 't geheel het jaar 1860 gekozen, waar noodig was wordt nog tot vroeger opgeklommen, en wel omdat men b3weert dat na 1860 de macht der „liberale" ideëen in 't bestuur van Nederlandsch-Ind'ë is „begoinen", en de toestand „bedorven." De beer de Waal echter weet op de basis van feiten en toestanden e Komt de Volks-Almanak, uitgegeven door de Maatschappij tot nut van 't Algemeen, ook in Indië? Zoo niet, dan zou het der mosite waard zijn om die te ombieden, al het alleen tsr willa van het stukja, dat daarin goware schreven werd door den botanicus F. W. van Eeden , directeur van het Koloniaal Museum in het Paviljoen te Haarlem. Niet elechts omdat hjj daarin bet jonge Nederland opwekt Nederlands rijke kolonie in eere te houden en zijn studiën en krachten aan haar te w^ en > 01(181 omdat hjj, die door zijns betrekking en zijn studie zoo goed met de Indische producten vertrouwd is, daarin tal van producten aanwijst ah uitnemend geschikt voor nieuwe of uitgebreider icduatii-a eu handel. Er ligt nog zooveel onontgonnen veld in het vruchtbare Insulinda, zegt lij. De eetste zsal van het Maseum is gewijd aan mineralen ea ertsen, daarvan zijn tin en steenkolen do eenige die totdusver door Nederlanders geëxp'olteerd worden; maar er is ook ijzer, koper, lood, platina, zwavel, gips, marmer en andere die nu alleen op ruws wij se door da inlanders worden verkregen, maar ve 1 meer voordeel op konden leveren. Hot dierenrijk levert ook tal van producten op, tot zelfs de slanganvellen toe, zooals de monsters leder bewijzen van slasgenvellen gemaakt eu die sterk en lenig zijn en bijzonder fraai. Dan wijst bjj op vele kostbare houtsoorteo, waarvan meer dan 1500 soorten in het Museum aanwezig zlje en waarvan de meeste in Europa thaus nog nagenoeg onbekend zjjn. Verder zegt hij dat kokospalm- ea oliepa'mplanlagiëu in het groot aangelegd den nljvercn ondernemen poedig rjjk zouden maken, evenals den Borneoschen vet, boom. Ook de gom elastiek klimt steeds ia waarde, en oofc le guUapercba is wfard zorgvulliger bahandeld ta war. den. Vervolgens vermeldt de heer van Eeden o . a. nog da rotfans, waarvan niet alleen mattenkloppers en matter^ tafels en e'oalen gf maakt worden, maar waarvan jaarlijks groo. hoeveelheden uit Boineo worden uitgevoerd, niet naar Batavia, maar naar Singapore om over Londen en Hamburg in Nederiand ah parapluie- en wandelstokken aan te landen, Verder toont bij den kusstzin van da inlanders die uit aoovele kunstige en smaakvolle voorwerpen spreekt welke toch met zeer primitieve gereedschappen werden vervaardigd; die kunstzin kon zoo goed aangewend worden voor de bereiding van pjrselain, waarvoor zoowel op Java ah Bor. neo uitmuntende grondstof aanwezig i S| _ e ns. — Ook de verdere inhoud, gevoegd bij den geringen prjjs, maakt de bestelling van een Nuts-Almanak (zjj zijn ook in dan ha#, del) tot een zaakje dat de moeite loont. Overigens zal er dit jaar weder geen gebrek z(jn aau Almanakken, terwijl het getalverschillende Scheurkal nder; dk jaar nog toeneemt. Behalve de DiCKENS -Seheurkalender, verschesen nu reeds da Genestet-, Cats-, Shakespeibe , Vondel - Scheurkaleaders, bsnevens een voor het Huisgezin en voor den Landbouw en onderscheidene gewone uitgaven, Doch de ook voor u meest practische is de Nederlandsche Almanak voor 1877, uitgegeven door de firma Kruseman en Tjeenk Willink te Haarlem. Die Almanak heeft bij een rijken inhoud de meest pTactiscbe strekking. Het is een jaarboekje voor dagelijksch gebruik, voor het naslaan van allerlei opgaven, die ieder burger van den Staat elk oogenblik noodig heeft, voor tal van wetenswaardigheden, die allen standen te pu komen en die men zoo baknopt bijeen nergens elders vinden kan. De Nederlandsche Almanak is het siet alleen waard om zijs fraaie gravures ingezien, maar om zijn leersamen inhoud geraadpleegd te worden. Ten slotte vestig ik uwe aandaoht op esn nieuw F/antch werk van Henry Havard „Amsterdam et Venise," dat hier te land grooten opgang maakt. Dit uitmuntende werk, bij da uitgevers E.Plon 8c Cj ta Parijs verschenen, is 600 pagina's groot, berat 7 fraaie etsen banevais 124 houtsneden. De bak wam 3 zebijver trekt in dit boek een parallel tusschen Amsterdam en Venetië, zoowel wat het uiterlijk aanzien, als wat de zaden en gewoonten aangaat. Denkelijk zal er wel spoedig eene Nederlandsche vertaling van verschijnen.—
Mengelwerk. De man, die zijn naam verloor. (Slot)
, ( MiJnheer Boom, 't spijt mij voor u, gij hadt iets baten verdiend dan ten vrouw lief te hebban, die u nooit kan schenken wat gij ekcht of liever verlangt; nooit kan ik uw vrouw worden." „Nooit?" herhaalde hjj klagend. „Nooit?" „Neen, nooit! Gjj ztjt mij steeds een vriend geweest ea ik hoopte, dat gij dien altijd blijven zoudt. Nu z'e ik dat echter anders in, en 't is geloof ik 't beste, dat gij mij niet meer terugziet voordat.... vergeef mij, masr ik moet't zoo noemen, voordat gij van uwe dwaasheid < enezen ztjt. Gfl hebt een goeden naam verworven, en mst oen weinig willkracht is dus uw geluk gevestigd, 't Zul mij steeds een waar genoegen zijn te hooren, dat 't u goed gaat, en mocht gij soms een vriendin noodig hebben, wend u dan tot niemand aoders dan tot mij. Ik weet zeer goed, dat het koele woorden sijn.die ik tot u spreak, vergeef 't mij, als ze u koud toeschijnen, mair ik kan mij niet anders uitdrukken!" Eu inderdaad 't waren harde woorden, hoezeer zij ook met een goade bedoeling gezegd waren. Hij trachtte er over na te denken, maar tavergeexs; 't was hem onmogelijk ze te begrijpen. Hij liep de kamer op en neer, om ten minste iets te doen. Plotseling kwam 't hem voor, «hof hfj dit tooneel vroeger eens zoo gezien had in een droom, toen hij nog jong wat; dan weder was 't hem vreemd en onwasr. De muren, stoelen, kortom alles scheen om hem heen te draaien; hij hieid de banden voor de oogen en viel met een zwaren slag op den grond.
Met een kreet van schrik sprong Edith op en ijlde nair hem toe. Zij nam haar flacon met eau de Cologne, knielde naast hem neder, en legde zijn hoofd op haar arm. „Mjjahea: Boom," riep zjj angst g, „om Godswil, kom toch tot u zalven. Mjjn God, dat is mjjn werk, wat heb ik gedaan?" Zjj wiesch zijn voorhoofd en slapen met 't opwekkende vocht, totdat hij langzaam de oogen opsloeg. ,Hoe gevoelt gij u nu, Mijnheer Boom?" vroeg fjj angitig. ,Ik dank u," stamelde hij, „'t was 6en onvergeeflijke zwakte van mij; bekommer u verder om mjj niet, 't sal dt-delijk wel beter zijn."
„Maar gD zoudt veel wijzer doen om hier te blijven. Ik zal u een van de dienstboden zanden, om u een kamer te wijzen; morgen vertellen wij dan dat gij z z(jn rympathia niet aan hem op. Toen de lente eindelijk daar wa«, bekroop hem een onbascbrljfelijk verlangen naar zijn vaderland. Olson trad hierop in overleg mat de femilie Van Kirk, en algemeen werd aangenomen, dat 'c weerzien van bakende plaatsen e® oude vrienden hem goed zou doen. Eenige weken later landde hjj in Noorwegen. Hjj verliet evenwel de stoomboot bijna met tegenzin ; 't terugzien sa^asjja vaderland had niet die uitwerking welke men gewenscht bad. Hjj begaf z'ch naar een tötsl en zat den ganschen namiddag aau 't venster te peis z;n. Den volgenden dag slenterde bij eens langs de straten en ontmoette eenige ou Opeengehoopt® massa doskera Volken, 't teeken van ean gerendon sneeuwstorm. j{ 8 lfd an liep haastig voort, en omitreeks 11 uuï had htj plaat» ztJner bestemming bereikt. Evenals den vorigen keer, was 't gaheele huis donker, jleen de slaapkamer van Edith was verlicht. Toen kU Jaar zoo stond, kwam hem een gedicht van Heine te binnen, een gedicht dat hjj menigmaal m9t Edith gelstnn ^.— 't was een couplet uit dü ballade van een jongeling, die naar Kevelaar gaat en der Madoana t6n hart van was «reeft, opdat rij ztjn hart zoude herstellen. Toen dacht htj, dat er voor hem, evenals voor den jonjreline 'n 't gedicht, geen ander geneesmiddel bestond dan de dood. Ht) zette zich op de stoep neder en wachtte geduldig totdat htl haar te zien *ou krijgen. Da wind was doordrinkoud, doch door zijn opgewondenheid bemerkte hij niets *aa dat alles; htj was veeleer warm. Ei einfleltjk, ein IdeHjk kwam Edith aan 't venster om de jalous'ëi neer te #ten. ®su kreet drong tot haar door, aogstig blikte »jj in de duisternis, doch zjj werd niets gewaar; toen sloot zjj de ramen. Halldan sloot de ooger, en trschtte 't beeld vast te houden. Daar stond zij met haar vriendelijk lachje; zty kwam al nader en nader. Nu boog zjj zich tot hem en streek hem 't haar van 't voorhoofd; haar hand was koud, ijskoud; toch doortintelde hem een zalig gevoel. De sneeuw visl al dichter en dichter en bedekte alles met een wit kleed. Maar 't leed geen twijfel ... dsar was Elith wedar — doch hoe zonderling! Z0 verscheen nu in een lang gewaad van sneeuw en nog steeds met 't zelfde lachje om haar lippen. Ziet, zij wenkt hem; hij wil opstaan om haar te volgen, doch hij kan niet, alles is loodzwaar. Hij beproeft om hulp te roepen, doeh tevergeefs; hij kan zijn handen slechts naar haar uitstrekken. Nu keert zij zich om en bij aanschouwt in haar lokken een myrthenkrans, als van een bruid. Zij nadert, haar gezicht straalt van liefde en geluk; ut) buigt zich over hem en zegt: „Kom! men waeht ons. Ik zal u volgen in leven en sterven, waarheen gij u ook begeven zult. Zij zijn allen btJ elkander." Hij meende te weten wie zij met die „allen" bedoelde, ofrchoon hij hunne namen nooit gehoord had. „Maar," stamelt htj, „ik—ben—een—vreemdeling! Dit schijnt een onoverkomelijke hinderpaal. Da liefdeblik verdwijnt van Edith's gelaat en waenend wendt z{j zich af." ..Edith, mijn geliefde!" En nogmaals treedt zQ hem ter zijde. „Voor mij >ijt gij geen vreemde meer, wat gtj zijt ben ik ook." En zjj drukt haar lippen op de zijne, 't Was de liefste kus van zün geheele leven, de kus des doods. Toen Edith den volgenden morgen naar buiten keek, werden haar oogen eerst verblind door de sneeuw. Op de straat stonden eenige mannen en politieagenten in druk gesprek; naar hunne bewegingen te oordeelen, hadden zij 't over een belangrijk onderwerp. Nu trad haar vader ook naar buiten; htj bsog zich om naar iets te zien dat onder de sneeuw verborgen lag; plotseling wendde htj zich doodsbleek af. Esn vreeselflk voorgevoel bekroop haar. Zij deed een dcek om en ijlde naar beneden. Ia den gang kwam »ij haar vader met eenige mannen tegen; deze mannen droegen een donker voorwerp. Zij wilde vluchten, doch kon niet; met verschrikte oogen staarde zij op een lijk. De sneeuwvlokken waren h