Pieter Holstein, indertijd begonnen als uitvinder, is een voorloper van de nieuwe figuratie. Hij richtte zijn aandacht op schijnbaar alledaagse gebeurtenissen, hegeen prenten opleverde die hij zelf vergelijkt met toneelstukjes. Op een expositie in het Arnhemse Gemeentemuseum zijn nu (tot 15 april) schilderijen te zien, die hij tussen 1979 en 1983 maakte. Een gesprek met Holstein over de nieuwe schilderkunst en het gebrek aan 'inhoud' dat hij daarin signaleert.
door Betty van Garrel "Over Schilderkunst" heet de tentoonstelling waar Pieter Holstein gepresenteerd wordt in gezelschap van jonge vertegenwoordigers van de nieuwe schilderkunst als René Daniels en Peter Klashorst. Het aardige van deze door de Nederlandse Kunststichting georganiseerde expositie is dat de aandacht die aan Holstein wordt besteed op subtiele wijze vraagtekens plaatst bij wat er eigenlijk zo nieuw is aan de nieuwe schilderkunst. Holstein, geboren in 1934 en onder andere opgeleid aan de Cooper Union Art School in New York (1954-'57), onderscheidde zich in de jaren dat de pop-art opgang maakte met ingekleurde etsen in zeer persoonlijke stijl. Waar de pop-kunstenaars de consumptiemaatschappij zelf tot kunst verhieven, gebruikte Holstein hun technieken voor het weergeven van alledaagse, schijnbaar onbeduidende gebeurtenissen als een man die zijn hond uitlaat. Hij ontwikkelde een stijl diè het midden hield tussen die van cartoonisten en reclame- en striptekenaars. Zijn ideeën decreteerden de vorm en omdat deze fi-] guratief was, wordt Holstein nu gezien als één van de voorlopers van de nieuwe figuratie en aldus van de nieuwe schilderkunst. Het gesprek met Pieter Holstein, in het telefoonboek vermeld als detective, verliep in fasen en onder enigszins bizarre omstandigheden. Nog afgezien van het feit dat de kunstenaar de uitputting nabij bleek door zijn bezigheden als docent grafiek aan de Amsterdamse Rijksacademie, werd hij bij een eerste bezoek geplaagd door een zogenaamde 'hangover' en tijdens een tweede gesprek door een acute griepaanval, waardoor hij geregeld langdurig moest niesen. Holstein, die alleen in een ordelijke pijpenla leeft, woont en werkt afwisselend w Amsterdam en New York. Je beroep is detective? Ik ben begonnen als uitvinder* maar na een tijdje realiseerde iki me > dat ik helemaal niets nieuw^
uitvond. In New York sta ik nog steeds als zodanig bekend. Ik woon| en werk daar in een heel klein kantoortje, een soort hondehok dat ik! alleen maar kon huren als bedrijf.' Ik ben daar INKLING Produc-' tions. In het Engels heeft dat woord een aardige, dubbele betekenis: een inkling is een vermoeden maar ook een ets. Dank zij dat bedrijf heb ik kennis gemaakt met een Newyorkse uitvinder, een lange man in een blauw-wit, verticaal gestreept overhemd, een gestreept jasje, een gestreepte broek en. een gestreept petje. Hij wilde mij absoluut spreken, maar toen we tegenover elkaar zaten zei hij: als ik je over mijn uitvinding vertel weet jij het ook. Inderdaad, antwoordde ik, j ik kan dus beter gaan. Ten slotte ; wilde hij me wel in vertrouwen nemen als ik beloofde de zaak voor me te houden. Het was inderdaad een fantastisch idee, maar ik mag, het je dus niet vertellen". Je bent min of meer de uitvinder van de Holsteiri-prent, waarin zich\ bizarre of wonderlijke situatiès\ afspelen. "Ik ben, geloof ik, in 1966 met die prenten begonnen, maar ik heb ze niet als uniek gezien. Er waren toen een heleboel kunstenaars die de intentie hadden om de werkelijkheid uit te beelden. "Het ging mij in de eerste plaats om een inhoud, die niet noodzakelijkerwijze een reflectie van mij! zelf was of van een abstract idee.* De uitdaging was of ik betekenis kon geven aan hele gewone situaties uit het dagelijkse leven. Daarvoor moest ik natuurlijk bepaaldel technische oplossingen vinden eni daaruit is die half-primitieve stijl ontstaan. Maar als ik dat achteraf zo vertel, lijkt het alsof ik dat van tevoren allemaal heb zitten beden-1 ken. Zo gaat het niet. Pas achteraf, realiseer je je wat je gedaan hebt." I Toneelstukjes Het aardige van die stijl is dat je daarmee 'banaliteiten' als reclametekeningen, strips en cartoons j als kunst presenteerde. 'Dat is natuurlijk ook in de pop-art gebeurd. Maar, zoals ik al zei, bij mij vloeide die stijl voort uit de inhoud. Het zijn eigenlijk kleine toneelstukjes, die prenten." Tamelijk wonderlijke toneelstukjes. "In de dependance van de Rijksakademie, waar ik officieel hoofd I van de afdeling grafiek ben, kwamen kort geleden een heel oude'i man en zijn vrouw langs. Ergens in! de tuin moest een sokkeltje staan dat de vader van die man nog had gemetseld als afsluitingsproject; van zijn metselaarsopleiding. Wij die tuin in en daar zagen we een raar schoorsteentje met daarop een afzichtelijk beeld. "Die man stond in totale verering voor dat sokkeltje. Ik zei: 'U mag het wel meenemen, hoor'. Maar dat was verkeerd, dat was helemaal de bedoeling niet. Wat mij in zulke situaties aanspreekt is de dubbelheid van waarden of noem het de totale afwezigheid van vaststaande waarden. "Ik heb ook veel jeugdherinneringen van dien aard. Wij woonden in Lonneker, even buiten Enschede, en mijn moeder die uit een klein dorpje in Beieren kwam zat r pieteen
al bij het uitbreken van de oor-j log in het verzet. Dat leidde tot; een wonderlijke dubbele positie:' ondergedoken vliegers op zolder verbergen en beneden Duitsers 1 ontvangen. Op een dag hoorden we tijdens het eten lawaai en gerommel. Toen ik naar buiten keek zag 1 ik ineens achter de bomen een huis de lucht ingaan. Ik dacht hé, wat vreemd. En ineens zei mijn vader: 'Weg, weg, we moeten schuilen'. Dat was dus niet mijn eerste impuls. Ik stond er bij en ik keek er naar, ook toen ons eigen huis in puin werd geschoten. Mijn vader had een hoofdwond die erg bloedde. Ik rende de kelder uit om een handdoek of iets dergelijks te halen. In de keuken zag ik vredig een waskaarsje branden, maar wel was de tegenoverliggende muur geheel verdwenen. Een raar gezicht. "In die tijd woonde mijn groot-! moeder bij ons in huis. Die is 98 jaar geworden en heeft een tijdlang in een fictieve wereld geleefd. Zij kwam uit Groningen en spelde het Nieuwsblad van het Noorden. Zij las alles, maar was wel anderhalf jaar achter met lezen. Een fantastisch idee om de actualiteit anderhalf jaar terug te draaien, dan krijgt de werkelijkheid een heel ander perspectief."
In je prenten hanteerde je de werkelijkheid altijd met opvallende ironie, maar in je schilderijen laat\ je je van een veel somberder kant zien. "Het is waar, ik ben veel somberder geworden maar ik ben ook overspannen. De laatste vier jaar ben ik vrijwel dagelijks, op de vakanties na, bezig geweest met het veranderen van de gang van zaken op de Rijksakademie." En hoe staan de zaken ervoor bij dit voormalig bolwerk van het \ conservatisme? "Er is mij als ambtenaar een spreekverbod opgelegd. Ik ben een] meedogenloze opponent en ik benl niet in staat om de deur achter me te sluiten en over te gaan tot de orde van de dag. Ik lig daar wakker van. Typisch overspannen dus. Objectief gezien geloof ik dat er veel ten gunste verandert maar 1 Enfin, öf ik vertel werkelijk alles,, öf ik vertel niets. Laten we het nu maar over mijn werk hebben. In de afgelopen jaren heb ik overigens alleen maar tussendoor gewerkt." Maar je schilderijen hangen nu toch maar tussen die van nieuwe coryfeeën als René Daniels en Peter Klashorst. Vind je het komisch i
om ineens herontdekt te worden als één van de nieuwe schilders? "Als er een tentoonstelling werd gemaakt over idee-kunst haalden ze mij er altijd bij en als er een expositie kwam over nieuwe figuratie vroegen ze mij eveneens. Ik vind het allemaal prima. Natuurlijk is het leuk om met jonge schilders te exposeren. Mij komt dat goed uit, hoewel ik er wel met een zekere ironie tegen aan kijk. Ach, hoe gaat het? Iemand bedenkt zoiets, vervolgens wordt zo'n plannetje uitgevoerd en dan is het een tentoonstelling. "In een schilder als Klashorst herken ik degene die ik vroeger was, overal tegenaantrappen en zo. Ik doe dat niet meer en ik heb ook wel bezwaren tegen die manier van schilderen. De moeilijkheid met die nieuwe figuratie is dat er wel mooi geschilderd wordt maar dat er geen inhoud is. De jonge Italia» nen vind ik goede schilders, maar al dat werk verwijst ten slotte toch weer naar een raar soort sprookjesmystiek. Alles verwatert tot een vorm van privé-mystiek, waaruit je geen inspiratie kunt putten om de werkelijkheid mee te lijf te gaan. Wat ze maken mag je natuurlijk geen Anton Pieck noemen, maar qua inhoud is er geen verschil. "Dan heb ik nog liever een Peter Stuyvesant-reclame, dat is tenminste een duidelijk verhaal. Daar gaat het om mensen die weten wat ze moeten zoeken in het leven. Ze hebben het gevoel 'alles is o.k.' en daar steken ze dan een sigaretje bij op. Ik prefereer zo'n inhoud boven dingen die nooit bestaan hebben en nooit zullen bestaan. Dat is waarnaar de kunst is afgezakt. Het idealisme is verloren gegaan, de behoefte om de werkelijkheid te vangen. De oorsprong van de abstracte kunst was toch om nieuwe middelen aan te dragen. Op dit moment vormt de inhoud het grootste probleem. Bijna al die nieuwe schilders ontbreekt het aan inhoud, enkele gunstige uitzonderingen als Anselm Kiefer daar gelaten." In tegenstelling tot die van de prenten, stelt de inhoud van jouw schilderijen mij soms ook voor raadsels. "Vergeet niet dat ik als schilder eigenlijk nog in een beginfase zit. Ik ben nog altijd op zoek naar dingen die werken. Er is een leeg toneel en daar leg ik een bloemetje op en zet er een grote tank naast. Dan ga ik, figuurlijk gesproken, in de zaal zitten en kijken of het werkt. Stelt dit iets voor, ja of nee? Soms denk ik: ja, dit betekent iets, al is het me soms nog niet helemaal duidelijk wat die betekenis precies is." Strijkbout Een concreet voorbeeld, het schilderij Emotie, uit 1979. In een soort fantasielandschap zijn de vormen van een strijkbout, een paraplu en een hond te ontdekken; met lijnen zijn een naakte man en een kussend echtpaar afgebeeld. Als kijker moet ik daaruit een betekenis opmaken. Welke? Dat de mens een eenzame straathond is die zijn pijnen gladstrijkt met de illusie van de liefde? "Die paraplu en die strijkbout zijn symbolen van houvast en de tegenstelling
tussen hond, strijkijzer en paraplu is volstrekt duidelijk. De rest is onduidelijk. Ook voor mij.* lUit dit schilderij maak ik zelf in hoofdzaak op, dat ik de wereld onderbreng in dingen die duidelijk zijn en dat ik al het onduidelijke weglaat. De betekenis van dit schilderij is mij eraan te herinneren, dat er dingen zijn die niet in vormen zijn te vertalen maar dat ik toch naar die vormen zoek. Vandaar zo'n belachelijke in de verf gemaakte tekening van zo'n kus." Op het schilderij Pax stapt een Goya-achtig monster af op het Capitool in speelgoedformaat, waarboven PAX staat te lezen. Een soort visioen over de naderende ondergang van de wereld, zou ik denken.' „Een beetje negatief schilderij, dat geef ik toe. Maar je leeft nu en ik vind echt dat ik mezelf voor de gek houd als ik niet zie dat we bezig zijn in sneltreinvaart de helling af te vallen. Misschien al keuvelend, met een drankje er bij, maar toch. „Vroeger, toen ik die prenten maakte, verbaasde ik me voornamelijk over alles. Dat doe ik nu ,nog wel, maar behalve die verbazing, heb ik nu ook iets van: verrek, dat moet niet gebeuren. Want laten we wel zijn — aan beide kanten worden de wapens geteld, maar het werkelijke probleem is dat we die kernwapens niet meer kunnen beheersen. Daarom heeft dat schilderij voor mij toch iets ironiserends. In dat gebouwtje, dat het midden houdt tussen de Sint Pieter en het Capitool, zitten ze te 'vergaderen over oorlog of vrede. Terwijl die vergaderaars als Pavlov-hondjes hun dansje uitdansen, heeft het leuke mannetje dat op het schilderij komt aanzetten de kaarten allang geschud. Ik lijk langzamerhand één van die bijbeljse onheilsprofeten. Uiteindelijk [ben ik toch thuis gekomen in domineesland." De kernbewapening is één van je thema's als schilder. „Ik ben geen schrijver van een boek, ik heb geen lijstje met thema's. Elk schilderij dat je maakt, is een experiment dat er als een bedoeling uitkomt. Ik probeer iets, dat is alles. Ik heb een bepaalde gedachte die al schilderend voor imij duidelijk wordt." "Daarbij zijn er zaken die mij voortdurend bezighouden, de psychologische dimensie van de werkelijkheid bijvoorbeeld. De psychologie heeft een mensbeeld opgeroepen waarin de mens blijkbaar niet helemaal geloven kan. Naar mijn idee wordt die psychologische kennis in de praktijk niet toegepast, er wordt in het dagelijks leven steeds een gedeelte van de werkelijkheid genegeerd. Voor mezelf heb ik het gevoel dat ik half dommelend door het leven ga en af en toe wakker word met een schok. Alsof ik met een emmer over mijn hoofd loop; ik denk hierbij aan zo'n gegalvaniseerde emmer met ribbeltjes waarin een nummer gegraveerd werd en waarin mijn moeder de was deed. Hoe krijg ik die emmer er nu weer af, is de vraag. Het kost me dan ook vaak grote moeite om te gaan werken. Na een tijdje blijkt die emmer dan een hoed geworden te zijn. Soms een hele mooie hoed. Er is dus wel sprake van metamorfose."