"[niet leesbaar]". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1975/11/15 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031484:mpeg21:p017
Hoor H. A. Berkhout
Lyiger dan de technisch en commercieel betrokkenen hadden Jerwacht. Vandaag een kort «verzicht van de vraagtekens die in het spel zijn. En een reportage ver een belangrijk onderdeel van de zaak: de ultracentrifuge van Almelo, een fabriek waar brandstof voor kerncentrales wordt gemaakt. Daarmee is het anders gelopen dan men in 1970 had gedacht. ne vraag of Nederland nog drie kernenergiecentrales moet gaan Luwen heeft de laatste tijd de discussie over het vreedzaam gehruik van kernenergie in ons . „d weer doen oplaaien. Veel ^ m JrtM «IA AA
Elk jaar wordt er tien procent meer energie verbruikt - dit is de vuistregel, die jarenlang voor ons land heeft gegolden. Tot eind 1973 de oliekartels, toesloegen (OPEC en oliemaatschappijen). De snelle verhogingen van de energieprijzen, samen met een wereldwijde recessie, maakte dat de stijging van het energieverbruik terugliep. Voor het eerst sinds de oorlog werd er vorig jaar minder energie verbruikt. Een verscherpt bewustzijn, enerzijds van de kwetsbaarheid van de energievoorziening, anderzijds van de eindigheid van vele grondstoffen, voegde een nieuwe factor toe aan de herziening van het energiebeleid. Leidraad voor dit beleid werd: afremming van de groei en vergroting van de zekerheid van de energievoorziening. Dit hield verschillende dingen in. Om te beginnen moest het verbruik van aardgas worden beperkt - zolang mogelijk een zo groot mogelijke voorraad ter beschikking houden als zekerheid bij een volgende boycot. Particulier verbruik van gas niet belemmeren (al wordt tot zuinigheid opgewekt) maar grootverbruikers als industrie en elektrische centrales op andere brandstoffen laten overgaan zo gauw de lopende contracten aflopen. Voor maximale zekerheid streven naar een zo groot mogelijke spreiding van energiebronnen. Internationaal leidde dit tot het besluit om vaart te maken met de bouw van kerncentrales, maar Nederland ging deze weg slechts schoorvoetend. Ons land heeft in totaal twee kerncentrales die elektriciteit leveren: Dodewaard, met een capaciteit van' 55 megaWatt en Borssele met 470 mW. Toevoeging van 3000 mW kerncentrales zou betekenen dat in 1985 nog pas vijf procent van ons energieverbruik nucleair is. De Europese Gemeenschap heeft voor dat- jaar zeventien procent tot doel gesteld. Onzekerheden Ondanks deze voorzichtige benadering van e^Jhet nucleaire tijdperk, ontmoeten de plannen veel weerstand. Voor- en tegenstanders van kernenergie zijn voortdurend met elKaar in strijd, waarbij de redelijkheid van de argumenten niet altijd even helder blijft. wor -der ook, de onzekerheden zijn veelvuldig en het aantal punten waarover men het oneens kan zijn legio. Zonder in details te gaan volgt hier een opsomming. -Basis voor enorme verschillen in becijfenn S vormt de te verwachten groei in het energieverbruik, die samenhangt met de economische groei maar er niet identiek mee hoeft te zijn. De Energienota' van minister Lubbers gaat al uit van een verminderde groei, maar anderen gaan daarin veel verder. over het mogelijke effect van enerwfrf S l? aring ' door woningisolatie, door behsï u ng van ^ et °P en haar vervoer, door « handhaven van de maximum snelheid jSv io Pen de meningen sterk uiteen. L k ten van onenigheid zijn verder de zeerheid die schuilt in de gevonden Noordbeolie en -het Schikbaar komen van alternatieve ri ® rg ' evormen zoals wind-, water-, getijen- en zonne-energie. Vorstanders & tegenstanders ^ voorstanders van kernenergie wijde Je v? grote hoev eelheden uranium in - lief 1 ?; op de * a S e Prijs van kernenergie en ^ twee cent per kiloWatt goedkoper - hooe™ . n iet te versmaden hoeveelheid hourin' aa J dig werk die ermee gemoeid is, ning tegenstanders vol dat de voorzieSDliitct^l centrales met de benodigde Priilpn helemaal ni et zo zeker is, dat de wordp op dit moment onnatuurlijk laag ook v i 8 uc * en en dat energiebesparing sch prr , e , m ensen werk kan geven. Hun lereip argument is wellicht dat kerneka n 5.® en . fa t a le bron van radioactiviteit valstnfi ' v* a rampen maar ook via de afteren u waarvan de werking duizenden spliitow n duren. Daarbij wordt de hele ^botaa zeer kwetsbaar geacht voor nale sch' z , owe ^ °P individuele als op nationiek ♦ ' en zou er via de nucleaire techtechrj? Vee * mac ht komen bij een kleine' zaak r!2, gls ^ e e ^ te - Bovendien zal de noodproee, ^ . schakel in het kernenergieën dio 6 bev eiligen, dwingen tot maatregeCr atie onvereni g baar zijn met een demoT g ■ " • Va n e ennS^^P ten ' zi j n dat h et verstoken ^'izonricr hoeveelheden olie de atmosfeer ïryy. dat de voorziening van 0tl Voor
"Kernenergie– waar het om gaat". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1975/11/15 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031484:mpeg21:p017
door Peter Schumacher
Nederland houdt zich al enkele jaren, in nauwe samenwerking met West-Duitsland en Engeland, bezig met ontwikkelingen die moeten leiden tot de aanmaak van verrijkt uranium op commerciële schaal. Dat gebeurt door middel van de zogenaamde ultracentrifuge-methode. Tot deze samenwerking besloten de landen in 1970 voor minimaal tien jaar. Dat is vastgelegd in het verdrag van Almelo, waar ook de eerste proeffabriek is gebouwd. In betrekkelijkè stilte zijn daar ontwikkelingen op gang gebracht die de Nederlandse Staat vermoedelijk meer geld gaan kosten dan voorzien.
Yijf jaar geleden, toen milieugroepen en kritische wetenschappers nog maar een zeer. geringe activiteit ontplooiden, had men niet voorzien dat tegen de tijd dat er een beslissing moest worden genomen om kerncentrales te bouwen in Nederland de discussie over de wenselijkheid daarvan zo fel en diepgaand gevoerd zou worden. Het ge-> volg van die acties heeft tot vertraging; geleid waardoor, volgens directeur prof. Maarten Bogaardt van Ultra-Centrifuge Nederland, er een 'slip' is ontstaan in de marktverwachtingen voor verrijkt uranium. Hij en zijn mededirecteur drs. Hein Hooykaas zien naast die acties van milieugroepen nog enkele andere oorzaken: de enorme stijging van de kosten van energieproduktie, die niet tot uitdrukking gebracht is in de tarieven, waardoor de electriciteitsmaatschappijen met enorme financieringsproblemen zitten. De oliecrisis heeft die zaak nog verder toegespitst, vindt prof. Bogaardt. Hooykaas voert verder aan dat de energiebehoefte nauwelijks is gestegen, terwijl deze normaal zo'n zes tot zeven procentper jaar toeneemt De oorzaken daarvan hebben volgens Hooykaas weer te maken met een hele serie van zachte win• ters achter elkaar en met het effect van bewuste maatregelen om het energieverbruik
te drukken. Hooykaas juicht dat toe, maar aan de andere kant lijkt hem die stagnatie van tijdelijke aard. Uit ons gesprek blijkt niet waarop die verwachting precies is gebaseerd. Al deze ontwikkelingen tezamen betekenen dat de start van de Nederlandse verrijkingsindustrie wat minder is en dat die nominaal wat meer geld gaat kosten. Maar het is niet zo dat de pro-i duktie van verrijkt uranium moet wor-, den verminderd. De NV UCNederland, gevestigd aan de Scheveningseweg in Den Haag, wordt voor 55% gefinancierd door de Staat, de overige 45% wordt gedeeld door Philips, VMF, Shell, DSM en. Rijn Schelde Verolme. Een andere wolk aan de horizon voor de Nederlandse uraniumverrijkers is dat landen die zelf uranium delven dat meer en meer in verrijkte vorm zullen gaan exporteren. Zuid-Afrika, bijvoorbeeld, dat een kwart van alle bekende uraniumvoorraden van de wereld bezit, is druk doende in samenwerking met de Westduitsers een eigen grote uraniumverrijkingsfabriek te bouwen. Ook veel minder ontwikkelde uraniumlanden, zoals ZaYre en zelfs Papoea Nieuw Guinea hebben plannen op den duur zelf te gaan verrijken. Nederland staat, evenals West-Duitsland, zeker niet negatief tegenover eventuele samenwerking met meer landen. Het gaat daarbij niet om verbetering van technologie. Volgens UCN-directeur Bogaardt „zouden we geen partner weten die ons' op dit moment nou zo geweldig vooruit zou helpen". Hooykaas vult aan, „je kunt ook denken aan je produkt. Nederland, noch Duitsland, noch Engeland levert uranium. Als we naar een zeer protectionistische markt zouden gaan, waarbij de Za'ires in de wereld de dienst gaan uitmaken omdat ze uranium hebben, dan zou je kunnen zeggen jullie krijgen iets van die verrijking zelf in ruil voor uranium". Met andere woorden de kans is niet denkbeeldig dat Nederland, of de drie samenwerkende landen in het Verdrag van Almelo tezamen, bijvoorbeeld met een land als Australië (premier Whitlam heeft zijn voelhorens al eens in onze richting uitgestoken), dat over grote uraniumvoorraden beschikt, op basis van ruil van UC-technologie tegen uranium zouden gaan samenwerken. WestDuitsland
heeft al zo'n ruilovereenkomst met Brazilië gesloten. Tegelijkertijd zou dit echter een ondermijning van je eigen markt voor verrijkt uranium betekenen, omdat je bevordert dat die landen zelf gaan verrijken. Op de vraag of Nederland in geval van samenwerking dan complete UC-fabrieken zou verkopen antwoordt Hooykaas: „Ik geloof dat als je aan export van technologie gaat doen, de eerste stap moet zijn dat je volledige, kleine fabrieken gaat uitvoeren. Geef ze geen tekeningen. Centrifuges moet je zelf leveren, dat is precisiewerk, dat moet je hier doen". Hoe het werkt In beginsel werkt het systeem van uraniumverrijking via het UC-proces als volgt. In een langwerpige trommel wordt natuurlijk uraniumgas ingebracht. Die trommel wordt vervolgens met zeer hoge snelheid om zijn lengteas gedraaid. Die constructie is precisiewerk. Het gevolg is dat door de centrifugale (of middelpuntvliedende) kracht aan de buitenste rand van de trommel (of centrifuge) een scheiding optreedt waardoor er verrijkt uranium en verarmd uraniumgas ontstaat. Via een buisje wordt dat verrijkt uranium afgezogen. Dat gaat dan naar een splijtstoffabriek die er splijtstofstaven van maakt. Die worden dan naar kernenergiecentrales gebracht en leveren voor enkele jaren electriciteit. Het verarmd uranium, dat ook wordt afgezogen wordt voorlopig opgeslagen. Hoe meer centrifuges, hoe groter de capaciteit van de fabriek. Het principe van de ultra-centrifuge is zo'n 30 tot 40 jaar geleden uitgevonden door de Nederlandse geleerde Kistemaker. In vergelijking met het gasdiffusiesysteem, dat door de meeste landen wordt toegepast die uranium verrijken, heeft de UC-methode vele malen minder energie nodig. Dat ligt op ongeveer 1/10. Erg aantrekkelijk dus voor landen die niet beschikken over eigen natuurlijke energiebronnen. Naast de landen die zelf plannen hebben om het eigen uranium te verrijken gaat Frankrijk in de toekomst voor Nederland zeker ook een belangrijke concurrent vormen. De Fransen hebben namelijk besloten om zelf met zeer veel overheidsgeld een enorme verrijkingsfabriek volgens het gasdiffusiesysteem te bouwen. Deze beslissing past duidelijk . in de Franse politiek om niet te veel afhankelijk te zijn van andere landen, met name van Amerika.
Bovendien is Frankrijk een land dat heeft geweigerd het non-proliferatieverdrag tegen verdere verspreiding van kernwapens te tekenen. Het is zelf een kernmogendheid. Volgens de UCN-directie hoeft er niet gevreesd te worden dat tegen de tijd dat de Franse fabriek volledig draait de Fransen wegens overproduktie hun verrijkt uranium zullen gaan dumpen en Almelo dan niet meer zal kunnen opconcurreren tegen deze dumpprijzen. De Fransen zouden namelijk hun hele produktie voor vele jaren al verkocht hebben. Dat neemt niet weg dat de Fransen nu al een deel van die toekomstige markt hebben. Lage prijzen De fabriek in Almelo heeft overigens ook al voor bijna zes miljard gulden aan verkoopcontracten afgesloten bestemd voof kerncentrales die nu nog in aanbouw zijn. Ongeveer 60% van die produktie zal gaan naar Westduitse centrales. De tot nog toe afgesloten contracten bevatten prijzen die vèr beneden de huidige wereldmarktprijzen liggen. Dit is gedaan om een deel van de markt te kunnen veroveren. Weliswaar zijn in die verkoopcontracten in de meeste gevallen zg. escalatieclausules ingebouwd die de te verwachten inflatie dekken en aanpassing van die prijs mogelijk maken aan die van de wereldmarktprijs, maar volgens de berekeningen van een groep wetenschappelijke onderzoekers verbonden aan de TH van Twente, die dit voorjaar een zeer goed gedocumenteerd rapport (het zg. Boerderij Rapport) over uraniumverrijking hebben uitgebracht, zullen de verliezen desondanks aanzienlijk zijn. In de grootte-orde van 1 tot 2 miljard gulden over een periode van 12 jaar. Het zijn berekeningen die gebaseerd zijn op officieel bekendgemaakte cijfers. Drs. Hooykaas van het UCN bestrijdt de waarde van die extrapolaties krachtig. Hij vertrouwt erop dat de prijs die uiteindelijk betaald zal worden "kostendekkend" is. Als ik vraag wat hij daar precies mee bedoelt, zegt hij: „Het wil zeggen, dat wij.geld kunnen lenen tegen 0%." Met andere woorden er moet geld bij uit de staatskas om de verliezen te dekken. Hoeveel dat uiteindelijk zal zijn, zal afhangen van de onderhandelingen over de prijs die' t.z.t. gevoerd gaan worden. Hoe die escalatieclausules precies luiden is voor ieder contract weer anders. Dat is geheim. Overigens is verrijkt uranium een artikel waarvan de prijs niet uitsluitend bepaald wordt door vraag en aanbod. Het zijn vaak politieke prijzen. Zo heeft de Sowjetunie haar prijs altijd consequent 5% onder die van Amerikagehouden. En Amerika kon zijn prijs weer laag houden, omdat zijn verrijkingsfabrieken oorspronkelijk voor militaire doeleinden waren gebruikt en dus al volledig waren afgeschreven. Hierdoor heeft Amerika lange tijd de uraniumverrijkingsmarkt kunnen, monopoliseren. Fait accompli Drs. Hooykaas gelooft dat de fabriek in Almelo nog wel vijf jaar regeringssteun nodig heeft en dan zo langzamerhand commercieel zal kunnen gaan draaien. De overheid moet zich dan uit het project terugtrekken. Of de ondernemingen, zoals RSV, Philips, Shell en anderen die nu zonder veel risico aan het UC-projekt deelnemen dan in verband met de zojuist geschetste onzekere toekomst van de verrijkt-uraniummarkt
wèl bereid zijn hun eigen kapitaal op het spel te zetten, is nog maar de vraag. Als ze dat niet willen - in de Verenigde Staten hebben we eenzelfde verschijnsel kunnen zien - zal de Nederlandse regering moeten besluiten er nog enige honderden miljoenen in te steken, want intussen zijn al miljardencontracten gesloten. Bovendien zal de capaciteit van de fabriek in Almelo volgens het Verdrag van Almelo moeten worden uitgebreid als één der drie partijen daarvoor geld ter beschikking stelt. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat WestDuitsland een paar honderd miljoen, Mark heeft .vrijgemaakt (dit stond in het Duitse tijdschrift Atomwirtschaft) voor dit doel. Nederland moet dan meegaan. De verplichtingen die Nederland inmiddels op zich heeft genomen, waardoor er nauwelijks meer een weg terug is, hebben ons parlement voor de zoveelste keer voor een fait accompli gesteld. Het parlement is in de afgelopen jaren niet altijd op even goede manier voorgelicht over de ontwikkelingen rond het UCproject. Keer op keer kwam men, en meestal pas als er al belangrijke besluiten b.v. over uitbreiding van de capaciteit van de fabriek in Almelo waren genomen, via het stellen van vragen achter kwesties waar al miljoenen aan rijksgelden aan besteed waren. Een duidelijk voorbeeld staat in het eerdergenoemde Boerderij Rapport: „Een punt waarop zowel parlement als regering in gebreke zijn gebleven is het uitvoeren van de motie die op 3 maart 1971 door de heren Oele en De Goede werd ingediend, en later door de Kamer is aanvaard. In die motie wordt gesteld dat 'de Kamer (...) nader overleg tussen Kamer en Regering (verlangt) alvorens tot de bouw van een commerciële installatie met een scheidend vermogen van meer dan 350 ton per jaar wordt besloten". Dit overleg heeft nimmer plaats gevonden. Eind 1973 echter heeft de Almelose gemeenteraad een besluit moeten nemen over de verkoop van 235.000 m2 grond aan Urenco Nederland (de maatschappij die de fabriek bouwt en waarin VCN voor 33H procent deelneemt) voor verdere uitbouw, en op dit ogenblik is de bouw van twee verrijkingsfabrieken van elk 200 ton (waarvan één in Almelo) in volle gang. Het besluit om uit te breiden naar 2000 ton is begin 1974 gevallen, verdeeld over 1320 ton in Almelo en 680 ton in Engeland. Deze plannen kunnen niet meer ongedaan worden gemaakt, omdat er al voor 5,8 miljard gulden ver rijkingscontracten zijn afgesloten, die het noodzakelijk maken dat de genoem de verrijkingsf abrieken inderdaad worden gebouwd. Vóór dat de verrijkingscontracten zijn afgesloten heeft o.a. de Nederlandse minister van economische zaken zijn fiat daaraan moeten geven. Het is merkwaardig dat hij daarbij niet de Kamer heeft geraadpleegd, te meer omdat op deze contracten grote verliezen zullen worden geleden, waarvan de helft door de Nederlandse Staat moet worden opgebracht". Vragen Eind juni van dit jaar antwoordde minister Lubbers op vragen uit de Kamer, dat het besluit om de capaciteit tot 2000 ton te vergroten nog niet genomen was en dat de uitbreiding tot 400 ton (een overschrijding van de initiële fase van 350 ton) om "technische redenen noodzakelijk was". Verder zegt de minister, dat als zou blijken dat Nederland de contracten
Vervolg op pag. Z 6
Nederland en de ultracenftrifuge
Vervolg van pag. Z1
filet kan nakomen omdat de fabriek niet bijtijds klaar is daarin "zou kunnen worden voorzien door het sluiten van sub-contracten". Het is duidelijk dat daarop zeker verlies zal worden gemaakt Dus hoe je het ook draait of keert, er zijn inmiddels besluiten genomen die het parlement voor een voldongen feit stellen. Slechts door het stellen van vragen, en dat dan pas na de publikatie van het Boerderij Rapport, is het parlement en daarmee het Nederlandse volk achter deze feiten gekomen. Op mijn vraag aan de directie van UCN of zij niet vond dat het parlement wel eens voor een fait accompli wordt gesteld bij beslissingen op dit gebied werd geantwoord: „Nee, het parlement wordt door ons middels onze jaarverslagen op de hoogte gehouden. Dat gaat naar de vaste Kamercommissie voor de Kernenergie". En dan te denken dat het jaarverslag over 1974 nu in november 1975 nog steeds niet uit is, zodat die Kamercommissie wat betreft informatie ongeveer twee jaar achterloopt. De ideale centrifuge Bij het Verdrag van Almelo werd bepaald dat alle drie de landen voorlopig zouden gaan werken om te komen tot een 'ideale' centrifuge. Met de beste centrifuge zou dan een gezamenlijke fabriek worden opgericht. Het is anders gegaan: de Nederlandse centrifuge, ontwikkeld door VMF en Philips, was de minste en viel af. De Britse en Duitse centrifuge ontliepen elkaar weinig en men besloot in 1973 om zowel met de Duitse (in Almelo) als met de Britse (in> Capenhurst) een fabriek van ieder 200 ton neer te zetten. De vele malen gedane bewering, ook door UCN-directeur Bogaardt, dat Nederland een voorsprong zou hebben op het gebied van de UC-technologie, wordt hier dus gelogenstraft. Het is moeilijk te begrijpen dat de Nederlandse leiding van het UC-project niet zou hebben geweten dat de Duitsers en de Engelsen kennelijk verder waren. Voor de Twentse pers en de regionale bestuurders, die de UC-activiteiten in Almelo binnenhaalden met juichkreten van plaatselijk chauvinisme, was de sluiting van de Nederlandse centrifugefabriek, geen reden tot pessimisme. Het dagblad Tubantia schreef bijvoorbeeld: „Het is er mee als met een elfstedenrijder die een eind voorop ligt, maar de afspraak met twee anderen heeft gemaakt om samen over de eindstreep te gaan". Twente Ook wordt in de Twentse pers veelvuldig gewag gemaakt van wat de streek allemaal voor aantrekkelijkheden te •wachten staat. Dit schreef het Dagblad van het Oosten: „Als er een stad is in Twente, zeg maar in Nederland, waarvan de ontwikkeling zo direct afhankelijk is van de nieuwste en machtigste krachtbron aller tijden: kernenergie dan is het Almelo. Zoals Philips Eindhoven maakte van niets tot veel, zo zal Almelo's toekomst bepaald worden door de ontwikkeling van de ultracentrifugefabrieken die straks misschien duizenden zeer hoog gekwalificeerde krachten vergen. Deze kernenergie-arbeiders kunnen de stad herkenbaar veranderen en Almelo een enorme groei-impuls geven". Het zijn verwachtingen die niet op feiten zijn gebaseerd. In die tijd werden de autoriteiten, die de zaken in hun ongeremd enthousiasme en wellicht ook wel gedreven door eigen belang misschien wat al te fraai voorstelden, grif geloofd. De verwachtingen ten aanzien van de werkgelegenheid liggen voor de jaren tachtig op hooguit 1500 mensen en dat zijn dan voor een heel groot deel nog technisch hooggekwalificeerde mensen die nauwelijks een bijdrage vormen voor de oplossing van het Twentse werkgelegenheidsprobleem. Van de zijde van UCN stelt men echter dat inclusief de toeleveringsbedrijven (die niet noodzakelijk in Twente liggen) er, als alles op volle toeren draait, enkele duizenden mensen in de uraniumverrijkingsindustrie werk zullen kunnen vinden. Zonder overdrijven kan men zeggen dat bij de vestiging van het UCproject in Almelo er nauwelijks inspraak laat staan medezeggenschap van de bevolking is geweest. Daarnaast wordt er door 'deskundigen' en autoriteiten voortdurend op gewezen dat er absoluut geen gevaren zijn verbonden aan de Almelose verrijkingsfabriek, noch t.a.v. van het milieu noch wat betreft ongelukken. Eenzelfde argumentatie
die ik ook kreeg te horen van UCN-directeur Hooykaas. „Kijk", zegt hij, „er kan gewoon niets ernstigs gebeuren, want als er b.v. een vliegtuig op de :fabriek zou neerstorten dan verspreidt zich het aanwezige uraniumgas, terwijl een ontploffing juist zou plaatsvinden bij het samenpersen van dit gas". Hij vergat echter te vermelden dat het vrijkomende gas dat zich dan mengt met waterstof in de lucht buitengewoon giftig fluorwaterstof doet ontstaan. De veiligheidsmaatregelen in de verrijkingsfabriek zullen maximaal zijn, maar ongelukken zijn nooit te voorkomen. De grootste gevaren dreigen echter bij het vervoer van uraniumgas van en naar de verrijkingsfabriek. Proliferatie In hoeverre draagt het UC-project bij tot verdere verspreiding van nucleaire technologische kennis en daarmee tot vergroting van de mógelijkheden om kernwapens te maken? In het verdrag van Almelo zijn daar verschillende veiligheden voor ingebouwd, maar waterdicht is het verdrag zeker niet..Zo komt er in het verdrag geen artikel voor dat het onmogelijk maakt om transacties met andere landen, die niet voldoen aan de voorwaarden van het non-proliferatieverdrag uit te sluiten. Bij de behandeling van het verdrag hebben indertijd de heren Van der Stoel en Visser hier wel op aangedrongen, maar de regering verklaarde, dat het verdrag niet meer kon worden gewijzigd. Wél werd toegezegd, dat dit via een briefwisseling tussen de drie betrokken landen, buiten het verdrag om dus, zou worden geregeld. De Gezamenlijke Commissie, die alle activiteiten voortvloeiend uit het verdrag moet begeleiden en waar ieder land het vetorecht heeft, zal hopelijk ook op deze kwestie toezicht houden. Maar formeel hoeft dat niet. In het verdrag wordt nadrukkelijk gesteld dat de partijen zich verbinden het UC-project niet te gebruiken voor verrijking tot de voor wapens benodigde percentages (3% voor kerncentrales en 70 tot 90% voor kernwapens). Niet is echter uitgesloten dat Engeland, dat een kernmogendheid is, het UC-project gebruikt als eerste stap voor de produktie .van kernwapens. Die 3% verrijkt uranium kan namelijk verder wordèn verrijkt in een gasdiffusie-installatie, die Engeland bezit. Energetisch is dat erg voordelig, want de energie die nodig is om te komen tot laat ons zeggen 90% verrijking zit voor een belangrijk deel (70%) in de eerste paar procenten. En omdat Engeland een kernmogendheid is. •is daar via het non-proliferatieverdrag geen controle op.. Het zijn mazen in het verdrag die zijn blijven zitten. Niet alle parlementsleden die hun goedkeuring eraan hebben moeten hechten, hebben dat kunnen doorzien. De materie is niet eenvoudig en slechts door enkele specialisten volledig te begrijpen. Ook de manier waarop tal van Nederlandse en buitenlandse bedrijven belangen hebben .bij het project is moeilijk te doorgronden. Dat is na de reorganisatie, die blijkbaar ;noodzakelijk was toen Engeland aan de ene kant' en Nederland en WestDuitsland aan de andere kant ieder een eigen verrijkingsfabriek gingen bouwen, er -niet helderder op geworden. Het zou wat te ver voeren om hier te beschrijven wat er precies is gebeurd, maar het komt er op neer dat UCN een paar dochterondernemingen heeft gesticht die besloten vennootschappen werden. Ik heb aan prof. Bogaardt gevraagd waarom /dat BV's en geen NV's geworden zijn, dat zou de doorzichtigheid van het geheel immers hebber^ bevorderd. Dat leidde tot de volgende dialoog: Bogaardt: „Een maatschappij wordt in principe een BV, tenzij er aanleiding is om er een NV van te maken. Een BV kies je meestal als de aandelen in het bezit zijn van geïdentificeerde aandeelhouders. Dat is bij ons het geval". Vraag: „Wordt er overwogen om van de NV UCN nu een BV te maken, want ook de aandelen van UCN zijn in het bezit van geïdentificeerde aandeelhouders?" Bogaardt: „Dat zou kunnen". Een somber vooruitzicht voor buitenstaanders, inclusief de vaste Kamercommissie voor kernenergie, die toch al moeilijk greep kunnen krijgen op een industrie die in deze aanloopperiode per jaar tientallen miljoenen guldens aan overheidsgelden opslokt. Voor dit jaar staat er voor de UCN 90 miljoen op de rijksbegroting. Peter Schumacher
illustratie Frans Evenhuis
Cascade-hal met centrifuges. Zo zien ze er uit.
"MOETEN WE ERMEE DOORGAAN? Parlement mist greep op ontwikkeling ultracentrifuge". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1975/11/15 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031484:mpeg21:p017
Steeds opnieuw duikt met het vorderen van de medische technologie het probleem op. Moeten we mensen, van wie de hersenen hopeloos kapot zijn, laten doorvegeteren? Eigenlijk leven ze niet meer, aldus een dezer dagen door een medicus neergeschreven me ning, ze vegeteren slechts als biologische preparaten. De zaak is weer extra actueel door het Amerikaanse meisje Karen Ann Quinlan dat al zeven maanden lang aan een beademingsmachine ligt zonder dat er hoop op herstel is. De rechter heeft deze week beslist, dat de apparatuur niet mag worden uitge schakeld.
"ZATERDAGS BIJVOEGSEL". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1975/11/15 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031484:mpeg21:p017
Veel „werkloze werkende jongeren" staan er veel slechter voor wat hun kansen op arbeit en ontplooiing betreft dan toch al wordt gedacht. Omdat zij zich door gedrag, uitingswijze, kleding, haardracht, opvattingen te ver van het door de werkgevers gekoesterde gemiddelde begeven, krijgen zij op hun (gehei me) stamkaarten bij de arbeidsbureaus slechte aantekeningen. Zulke dossiertjes versperren dan de weg naar eventuele volgende werkgevers. Ineke Jungschleger verzamelde een aantal stamkaartteksten.
"Veel „werkloze werkende jongeren" staan er". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1975/11/15 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031484:mpeg21:p017