De BURGEMEESTER der gemeente Assen brengt ter kennis van belanghebbenden, ingeschreven voor de Schutterij in 1897, dat de Commissie van Onderzoek, bij art. 15 der wet op de Schutterij ingesteld, zitting zal houden ten Gemeentehuize op Zaterdag 17 Juli a.s., des voormiddags te (O ure, tot onderzoek der redenen van vrijstelling oi uitsluiting, welke do belanghebbende mocht hebben, zullende de bewijzen daarvoor moeten worden medegebracht. Wordende hij, die niet verschijnt, gerekend geene redenen van vrijstelling te hebben, terwijl alsdan voor het aannemen van nommerverwisseling mede zal worden gevaceerd. Assen, 1 Juli 1897. De Burgemeester voornoemd: M. A. D. JOLLES.
Provinciale Drentsche en Asser courant
- 10-07-1897
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Provinciale Drentsche en Asser courant
- Datum
- 10-07-1897
- Editie
- Dag
- Uitgever
- van Gorcum
- Plaats van uitgave
- Assen
- PPN
- 398540756
- Verschijningsperiode
- 1851-1962
- Periode gedigitaliseerd
- 2 juli 1870-30 december 1950
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Drents Archief
- Nummer
- 159
- Jaargang
- 74
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
SCHUTTERIJ.
BUITENLAND. Griekenland en Turkije.
De Grieksche generaal Smolenz heeft, na langdurige besprekingen met den Koning en den Minister-president, besloten naar de Thermopylae te vertrekken. Hij zal het bevel over de eerste divisie op zich nemen. Het schijnt toch wel de heer Numa Droz te zijn, die gouverneur van Kreta moet worden. De Regeering te Bern heeft hem reeds een jaar verlof gegeven en hij hoopt in dezen tijd zijn taak te kunnen afdoen. Hij bestrijdt dat Duitschland geprotesteerd zou hebben tegen zijn benoeming. Alle Mogendheden zijn bereid hem aan te stellen. Woensdag is de heer Numa Droz weder te Parijs geweest bij Minister Hanotaux. België. In een vergadering van duizenden mijnwerkers te Quaregnon heeft de afgevaardigde Roger eergisteravond den afloop van zijn interpellatie in de Kamer verteld. De stakers schenen verwacht te hebben, dat de Regeering tusschenbeide zou komen, maar toen hun bleek, dat daarvan geen sprake was, en dat de Kamer met 54 tegen 30 stemmen een motie Yandervelde en de Fuisseaux, om binnen acht dagen de nijverheidsraden van de Borinage bijeen te roepen, had verworpen, gaven de vergaderden door opsteken van de handen te kennen, dat de werkstaking voort moest duren. Roger maande de stakers tot kalmte aan en evenzoo Maroille, die te Frameries het woord voerde, met een dergelijken uitslag. Engeland. Het Lagerhuis heeft het ontwerp, waarbij het gebruik van het metrieke stelsel van maten en gewichten wordt toegelaten, in derde lezing aangenomen. Dultscbland. Prins Hohenlohe schijnt eindelijk ook een staatssecretaris van Financiën te hebben gevonden. Dr. Buchenberger heeft geweigerd de erfenis van graaf Yon Posadowsky-Wehner te aanvaarden, waarop met den Duitschen gezant te Washington baron Thielmann onderhandelingen zijn aangeknoopt. Dezeschijnen reeds tot het gewensehte resultaat te hebben geleid. Baron Thielmann, die te Lenox in Massachusetts vertoeft, heeft het gerucht bevestigd, dat hij teruggeroepen is om als Minister van Financiën van Duitschland op treden. Hij verzekerde dat hij zijn benoeming reeds een dag of veertien geleden heeft ontvangen. De Frankf. Ztg. verwacht van den nieuwen candidaat dat hij de tot dusver gevolgde handelsstaatkunde zal voortzetten. Hij is wel geen vrij handelaar, maar evenmin agrariër. De nieuwe Minister is een verklaard voorstander van den gouden standaard.
Oostenrijk. De toestand in Oostenrijk wordt nog steeds met bezorgdheid gadegeslagen. De verhouding der Czechen en Duitschers is alles behalve geruststellend, zoodat Keizer Frans Josepli voornemens is naar Weenen terug te keeren, om de Keizerin, die uit Kissingen en Schwalbach terugkwam, te begroeten, en om tevens met graaf Badeui over den toestand te confereeren. Zoodra de Minister-president met den Keizer heeft gesproken, zal hij een reisje maken naar zijn bezittingen — wellicht om er voorgoed te blijven, tenminste vooreerst.... Gedurende zijn afwezigheid zal hij, naar uit Weenen gemeld wordt, vervangen worden door baron Yon Galisch, die zeer in aanmerking schijnt te komen om de opvolger van den premier te worden aan het hoofd van een cabinet d''affaires, dat speciaal de opdracht zal hebben, een modes vivendi te vinden voor de moeilijke en gevaarlijke taalquaestie tusschen de Duitschers'en Czechen in Boheme. Dit alles wordt waarschijnlijk geacht, in verband met de vrij plotselinge reis van den Keizer naar Weenen.
Italië. Bij de bespreking van de begrooting van Justitie in het Parlement merkte de Minister op, sprekende over de betrekkingen met het Yatikaan, dat noch verzoening noch strijd tot iets leidt. De zorg der Regeering is om langzamerhand een toestand in het leven te roepen die mogelijk maakt de quaestie langs wettigen weg en op billijke wijze te bespreken met volkomen inachtneming der rechten van Italië. »Wij moeten", zeide de Minister o. a., met gematigdheid maar zonder zwakheid optreden. Het Parlement kan thans niet de wet op de goederen in de doode hand behandelen. Men zal moet erkennen dat de tegenwoordige Regeering veel heeft gedaan om een draaglijke verhouding in het leven te roepen." Deze woorden werden levendig toegejuicht. Rusland. De Koning van Siam is van Peterhof naar Moskou gereisd. Keizer Nicolaas en de Grootvorsten begeleidden den Koning naar het station. Turkije. De ex-Keizerin Eugénie heeft afscheid genomen van den Sultan van Turkije. Nadat zij een uitstapje naar Broessa had gemaakt, heeft zij haar reis naar den Kaukasus voortgezet. Egypte. De opperbevelhebber der troepen in Egypte, sir H. Kitchener, heeft zich te Naghammadi ingescheept met bestemming naar Assouan; hij zal zich naar het front der troepen begeven. Bij zijn aankomst zullen, wanneer de stand van den Nijl zulks toelaat, kanonneerbooten over de watervallen worden gebracht. Verschillende stammen zijn tegen den Khalifa in opstand gekomen, zoodat deze nog slechts kan steunen op den stam der Baggara's en zijn zwarte lijfgarde. Abu Hamed zal waarschijnlijk 30 dezer door de Egyptenaren worden aangevallen; het in deze plaats liggende garnizoen moet, evenals dat .van Berber, weinig te beteekenen hebben. Brazilië. Uit Rio de Janeiro wordt gemeld, dat generaal Arthur Oscar Canudos belegert en een artillerievuur tegen de troepen onder Conselheiro onderhoudt. De onder generaal Savaget staande troepenafdeeling heeft den marsch door den Staat Sergippe gemaakt en zich met de hoofdmacht van den generaal Oscar reeds vereenigd. Binnen kort zal het beslissende gevecht plaats hebben; de overwinning der regeeringstroepen wordt als zeker beschouwd. Deze verwachting wordt bevestigd door het volgende telegram uit Rio de Janeiro van 7 Juli:
»De regeeringstroepen hebben Canudos genomen. De fanatieken zijn in de pan gehakt." Cannada. Naar de Times uii Ottawa verneemt hebben de door de Vereenigde Staten te^en Canada vastgestelde represaille-maatregelen daar een onaangenamen indruk teweeg gebracht, na al de verbroederingsfeesten bij gelegenheid van het jubeleum van Koningin Victoria. Deze uitingen van vriendschap waren trouwens door verschillende jingobladen in do Unie streng veroordeeld. Het Journal betoogt, dat geen jubileumshumbug het feit kan wegredeneeren, dat Canada rechtens Amerikaaasch grondgebied is. Het voorstel van den Senaat der Vereenigde Staten om Canadeesch timmerhout te begunstigen, wanneer het afkomstig is van woudgronden in Canada die door Amerikanen worden ontgonnen, wekt in Canada groote verontwaardiging. Eng.-Indië. Nu de dweepzucht van het domme Mohammedaansche volk in Britsch-Indie eenmaal is ontketend, is het onmogelijk te voorspellen wat het einde zal zijn. De toestand is nog verre van rooskleurig. Te Calcutta werd Dinsdag verteld dat de werklieden van de molenwerken stroomopwaarts den arbeid hadden nedergelegd en dat zij in troepen, te zamen acht duizend man sterk, op weg zijn getogen om de oproerlingen in de stad te versterken. Het gerucht is bevestigd, waarop de bezetting van Barrackpur bevel heeft gekregen om den werklieden den weg af te snijden. De Mohammedanen te Calcutta zijn op hun hoede en houden streng de wacht aan de toegangen tot hun wijk. Op het oogenblik is alles kalm in de stad, maar de atmosfeer is er drukkend alsof een zware storm in aantocht is. Het is een zware verantwoordelijkheid dis de pestcommissie op zich heeft geladen door haar onoordeelkundig optreden. Zuid-Amerika. In een bericht uit Buenos-Ayres aan de Timen worden de vredesonderhandelingen met de hoofden der Uruguay'sche opstandelingen mislukt genoemd. De nederlaag der Braziliaansche regeeringstroepen bij Canudos wordt bevestigd. Vereenigde Staten. President Mac Kinley wil het muntvra3gstuk aan de orde stellen. Hij heeft in overleg met het Ministerie besloten een boodschap aan het Congres te zenden, waarin machtiging wordt gevraagd voor de benoeming van een commissie van negen leden voor het onderzoek van het muntvraagstuk. In welke richting de commissie werkzaam zal zijn, wordt in de boodschap niet gezegd. De President zal enkel de aandacht vestigen op de noodzakelijkheid van hervorming der munt en van het bankwezen, welke hervorming hij van even groot belang acht als de invoering van een beschermend tarief. De boodschap zou Donderdag (gister) bij het Congres worden ingediend. De Staatssecretaris Sherman hoopt dat ze nog in deze buitengewone zitting goedgekeurd zal worden. De correspondent van de Times te New-York betwijfelt dit ten zeerste en vreest zelfs dat zulk een voorstel in het geheel geen kans heeft wegens de oppositie der zilvermannen. De President verwacht de aanneming ook niet, maar wil alleen zijn meening aan het land mededeelen, in de hoop dat aanstaanden winter iets gedaan zal worden. De Amerikaansche Senaat heeft alle amendementen op het tariefontwerp verworpen — op een na. Dit was een voorstel van den democratischen senator Pettus van Alabama, behelzende dat de wet eerst in werking zal treden op en na den dag van de aanneming.
Verspreide Berichten. Te Jamestown, Kansas, worden sedert de laatste verkiezingen alle betrekkingen van mayor af door vrouwen vervuld. Zoodra laatstgenoemden de macht in handen hadden, betroffen, zooals men begrijpen kan, hunne eerste maatregelen, de verheffing van het peil der zedelijkheid onder de mannen en insgelijks gold het in de eerste plaats de opheffing der speelzalen. De vrouwelijke overheid hield zich echter niet lang bezig met het opmaken van paragrafen. Gewapend met bijlen en hamers, deed zij een inval in een der meest bekende speelsalons. Het sterkere geslacht koos onmiddellijk het hazenpad en onder gejuich der menigte, die voor de vensters zat te kijken, werd de boel kort en klein geslagen, en lieten zij de voorhanden zijnde bier- en whisky-vaten ledig loopen. Laatstgenoemde maatregel had een verkeerde uitwerking, want het gevolg was, dat het volk zich bedronk en groote baldadigheden bedreven werden. Een Hongaarsche vrouw, zekere Anna Rimon, is te Sofia vermoor .1 door een aide-de-camp van Prins Ferdinand, met wien zij liefdesbetrekkingen onderhield. Daardoor moet, volgens een bericht in de New-York Herald, in Hongarije zulk een verbittering tegen Bulgarije zijn ontstaan, dat de Bulgaarsche Regeering in allerijl aan een Oostenrijksche firma 100,000 geweren heeft besteld. De lock-out der patroons in het Britsche machine-bouwvak treft 28,000 tot 30,000 werklieden van alle fabrieken te Londen, Manchester, Boston, Huil, aan de Noordkust, aan de Clyde en te Belfast. Van de overige arbeiders zal negentien percent te gelijk met dezen het werk nederleggen, zoodat Maandag het totaal aantal stakers, vrijwillige en onvrijwillige, 115,000 zal bedragen. Enkele vakvereenigingen zullen hun leden laten beslissen of zij, die niet uitgesloten zijn, met de anderen zullen staken. Eén firma te Belfast, Harland en Wolf, heeft aan den lock-out niet deelgenomen. Te Sheffield, dat tot dusver was vrijgeloopen, wordt nu ook een beweging voor den achtuurswerkdag op het getouw gezet. Andrée's luchtballon. De vulling van Andrée's luchtballon is gelukt; met dit werk is den 19en Juni een aanvang gemaakt en in drie dagen was alles afgeloopen. Aan de Vossisclie Ztg. werd den 3e over Andrée's expeditie uit Stockholm geschreven: Op grond van weerkundige waarnemingen kan men zeggen dat de vooruitzichten voor het optreden van zuidelijke winden bij Andrée's station (Deensch eiland, aan den noordwestpunt van Spitsbergen) het gunstigst zijn in het begin van Juli. Ook verleden jaar was in dien tijd de wind meer dan eens gunstig voor de expeditie, maar Andrée was toen pas den 27en Juli gereed met het vullen van den ballon en de overige toebereidselen, terwijl dit jaar reeds van 22 Juni af alles klaar was. In het algemeen zijn in Juni geen zuidelijke winden in het noorden van Spitsbergen te verwachten, maar, naar dr. Ekholm aan een medewerker van Aftenbladet verklaarde, is de waarschijnlijkheid daarvan reeds vrij groot van 28 Juni af. Een gebied van hooge drukking ten zuiden of zuid-oosten van den Archipel zou op het Deensch eiland zuidelijke winden teweegbrengen, en zulk een maximum schijnt in de laatste dagen van Juni noord-westelijk van Vardö waargenomen te zijn. Het geheel der waarnemingen in de poolstreken, voor een goed deel verricht op vaste stations, bewijst dat in de maand Juli in ten minste twee streken van het poolgebied zuidelijke winden heerschen: in den omtrek van Spitsbergen en in den omtrek van de Behringstraat. Tot de bezwaren, vroeger tegen Andrée's plan opgeworpen, behoorde ook dit, dat de ballon in het midden van het poolgebied in een gebied van
volkomen windstilte zou kunnen geraken, zoodat de terugweg afgesneden zou zijn. Ekholm acht dit echter niet waarschijnlijk. Hij meent dat de ballon waarschijnlijk spiraalvormige bewegingen zal maken bij de pool, om dan, hetzij naar Siberië hetzij naar het noorden van Amerika, vt rtgestuwd te worden. De ter p "atuur zal, m enen de reizigers, geen bezwa e 031 "veren (of , hoon zij maar zeer onvoldoende beschut kruinen zijn, bevinden zij zich in dit opzicht in geen slechter conditie dan Nansen en Johansen op hun beroemden terugtocht). Nevels, die in die streken vaak voorkomen, kunnen echter zeer hinderlijk worden.
Haar eigen keuze.
ROMAN VAN II. H. BOIJESEN. 18 Toen Magda op haar kloppen geen antwoord ontving, liep zij in haar angst naar Nils, die het slot daarop met een tang open brak. Men ontkleedde Hulda en gaf haar verscheiden huismiddeltjes, die met hun sterken reuk de kamer vulden. Drie of vier uur lang zat Magda bij Huida's bed, hield de van koorts gloeiende hand harer zuster vast en streek haar met haar eigen koele hand zacht over het voorhoofd. Eindelijk brak de morgen aan en ofschoon het weder nog nevelig en ruw was, zoo had de storm toch uitgewoed. De opgang van de zon was nauwelijks merkbaar; slechts tegen het zuiden vertoonde zich in de grijze lucht een zwakke lichtstreep. De lager hangende wolken, welke door den wind, waarvan men in het dal slechts een zwakken luchtstroom bespeurde, landwaarts gedreven werden, breidden zich boven de bosschen in witte, donzige vlokken uit en zonden kleine regenbuien naar beneden, wanneer zij tusschen de bergspitsen te zeer ineengedrukt werden. Hulda stond met een gevoel van groote afgematheid en zwaarte in al de leden op, en werd door haai' vader overreed, hem bij zijn ontbijt gezelschap te houden. Ofschoon zij een sterk vermoeden koesterde, dat hij voor de tweede maal ontbeet, alleen om haar ook tot eten over te halen, liet zij zich toch misleiden en overhalen om een kop thee en een ei te gebruiken. De gedachten van beiden draaiden zich met
krampachtige volharding om Falck en zijn lot, zijn naam werd echter geen enkele maal genoemd. Het was voor Hulda een groote verlichting, toen de comedie ten einde was en zij zich weer ongestoord aan haar bezorgdheid en angst kon overgeven. Nadat zij een doek om de schouders had geworpen, snelde zij naar beneden, naar de schipbrug en daar liep zij tot haar schrik andermaal haar vader in de armen, die met een breedgeranden hoed op het hoofd, daar reeds stond en angstig over het water keek. Er was nu geen comedie meer noodig tusschen hen beiden ; ue predi kant ging haar met éen ernstig gelaat tegemoet, streek haar over de wangen en zeide : «Mijn arm kind!" Een tijdlang leunde zij schreiend tegen zijn borst. Zij hadden wel een half uur lang zwijgend op de kade heen en weer gewandeld, toen Hulda plotseling in den nevel een onduidelijk voorwerp bemerkte, dat op een zeil geleek. Op hetzelfde oogenblik verdween het ook weer en meende zij zich vergist te hebben. De wind verhief zich bij tusschenpoozen en dreef de grijze nevelmassa's voor zich uit, ze dan eens van elkander scheidend, en dan weer tot dichte ballen te zamen drukkend. Plotseling vernamen zij een geluid, dat als het knarsen van riemen in de haken klonk. Hulda, wier hart hevig klopte, sprong op het uiterste punt van de brug. Met onderzoekende blikken zocht zij den nevel te doordringen en ofschoon zij niets kon zien, hoorde zij toch duidelijk, dat geregelde riemslagen steeds meer naderbij kwamen. Nog een minuut en de boot dook uit de nevelzee omhoog. De gestalten van drie mannen teekenden zich als schaduwbeelden tegen den grijzen nevel af. Twee van hen roeiden, terwijl de derde rechtop stond en den arm vooruitstrekte, om den stoot tegen de brug af te weren. Het was de gedaante van een man met een breedgeranden hoed en een geel geolied buis. Zij was een paar schreden achteruit gegaan, toen
zij zich verheugd bij den naatn hoorde roepen. Do man in het zeemansbuis sprong de trap op en sloot haar in zijne armen. Zij was zoo verrast, dat zij nauwelijks tot bezinning kwam ; maar in de vreugde, die zij bij het zien van Falck gevoelde, mengde zich een onverklaarbare onbehaaglijkheid. Zij maakte zich zoo snel zij kon uit zijne armen los. #Ik ben blijde, dat gij weer terug zijt," zeide zij eindelijk. «Gij ziet er niet zeer vroolijk uit," antwoordde hij, door hare koelheid teleurgesteld, «maar ik ben voor ons beiden recht blij, dat ik weer bij u ben." Na haar hangen strijd en wees was dit inderdaad een zeer koel wederzien en zij gevoelde onder levendig zelfverwijt, dat hij wel een hartelijker welkomstgroet verdiend had. Maar toen zij een oogenblik later zijn stralenden blik zag, kreeg zij in het diepst van haar hart medelijden met hem. Was hij werkelijk tevreden met de broodkruimels, die van een anders tafel vielen, of was hij, na alles wat er voorgevallen was, nog te verblind, om te begrijpen, dat zij hem slechts broodkruimels geven kon? In de hierop volgende weken bleek het, dat alle huisgenooten in Falck's misleiding deelden. Het Brun-tijdperk werd met opzet doodgezwegen en niemand waagde het de geringste toespeling op de gebeurtenissen te maken, die de tijdelijke vervreemding van de verloofden hadden teweeggebracht. Men begon in allen ernst voorbereidselen voor het huwelijk te maken. Hulda ging geheel gedachtenloos haar haar gewonen gang, en alles om haar heen scheen haar volkomen onverschillig te zijn. Somtijds echter kwam zij tot een klaar besef van den toestand en besloot dan haar vader te smeeken, om haar voor een huwelijk te bewaren, dat haar slechts ongeluk kon aanbrengen. Doch dan kreeg spoedig de gedachte bij haar de overhand, dat hy, hoe
goedhartig hij ook was, toch zoo volkomen door den wil zijner vrouw beheerscht werd, dat zij bij hem geen gehoor voor hare bede zou kunnen vinden. Zii zag zeer goed in, dat zij zelve ook zich niet van schuld kon vrijpleiten. Zij had op onvoorzichtige wijze Falck aanleiding gegeven tot de meening, dat hare gevoelens jegens hem veranderd waren. Hare overdreven gewetensangst op dat oogenblik, toen hare overspannen zenuwen aan den minsten indruk toegaven, konden licht verkeerd uitgelegd worden en nu ontbrak haar de moed, om zijn geluk te verstoren. En na al de opwinding en agitatie van de verloopen maanden lag er iets kalmeerends in de gedachte, dat men zich in het onvermijdelijke moest schikken. Intusschen naderde langzamerhand de dag, die voor het huwelijk bepaald was, en de tweestrijd in haar binnenste werd steeds onverdraaglijker. In 't laatst kwam het haar voor alsof haar hart geheel uitgebrand was en een groote onverschilligheid maakte zich van haar meester. Falck bemerkte wel hare terughoudendheid, meende echter, bij zijne onbekendheid met het vrouwelijk hart, dit als een gevolg van het aanstaand huwelijk te moeten verklaren en behandelde haar met een teedere kieschheid, die gloeiende kolen op haar hoofd stapeldo. In het begin van Februari, een jaar na de gedenkwaardige sledevaart, riep de heer Brinkmann Hulda in zijne studeerkamer en deelde haar met groote plechtigheid mede, dat de geboden nu naaide wettelijke voorschriften drie maal waren afgekondigd en dat uitnoodigingen om haar huwelijk bij te wonen, dat den volgenden Woensdag zou plaats hebben, verzonden waren. Hij prees Falck en zeide, dat het een vertroostende gedachte voor hem was, het geluk zijner dochter aan zulk een goed, braaf man te mogen toevertrouwen. Het viel Hulda echter op, dat hij i bjj al deze gezegden een soort van ambtelijken
toon aannam en niet met het hart sprak. Hij had blijkbaar eene op lrar.ht bekomen en voerde slechts een vooraf overlegd programma uit. Mat een kalm gezicht hoorde zij hem aan en antwoordde kort en bedaard wanneer hij haar iets vroeg. Zij zag met angst tegen den verlammenden druk van een samenleven zonder liefde op, een huwelijk in schijn, dat nimmer een waar huwelijk •kon worden. Met haar vurig verlangen naar geluk, met hare hooggespannen verwachtingen van het leven, kon zij het niet over zich verkrijgen, deze schoone meisjesdroomen in het nuchteren eentoonig, alledaagsch proza over te brengen. De gewoonten van het land brachten mede, dat zij bijna geen deel nam aan de voorbereidselen voor het huwelijk. De huishoudweek werd haar ontnomen en op Magda overgebracht. Natuurlijk waren de jongere zusters door het vooruitzicht op het huwelijk in groote opgewondenheid en stelden in alles, wat daarmede in verband stond, groot belang. De moeder verlangde, dat Hulda een uitzet zou bekomen, 'twelk de familie eer aandeed, en zij merkte herhaaldelijk op, wanneer zij de hoopen van kousen, rokken en ander ondergoed alsook het bed- en tafellinntn, dat op bedden, tafels en stoelen uitgespreid lag, beschouwde, dat eene prinses op zulk een uitzet trotsch kon zijn. Zij bevoelde alle stoffen, beoordeelde ze en schatte de waarde er van zooals elke echte huisvrouw zoude doen en begreep niet, hoe hare dochter voor de kwaliteit van haar tafel- en bedlinnen, dat in huis geweven, op het gras gebleekt en op den grooten met steenen gevulden mangel gemangeld was, zoo onverschillig kon zijn. Voor mevrouw Brinkman was er niets méér inteiessants dan de reuk van frisch gewasschen linnen. (Wordt venrolgd.)
BINNENLAND.
De Minister van Binnenlandsche Zaken heeft nader op den loopenden dienst aangevraagd een som van f 78,100, waarvan f 27,500 ten behoeve van den bouw van 't pharmaceutisch laboratorium te Leiden; f 7500 voor de nieuwe Hoogere Burgerschool en de tuinbouwschool te Wageningen ; f 8000 voor de herstelling en inrichting van het gebouw te Maastricht hetwelk tot landbouwproefstation bestemd is ; f 5000 als eerste helft van een rijkssubsidie ten behoeve van de »Nationale Tentoonstelling van Vrouwen-Arbeid in Nederland", die in 1898 ter gelegenheid van de inhuldiging van H. M. de Koningin te 's Gravenhage zal worden gehouden; en eindelijk f30,000 voor werken aan de gebouwen van 's Rijks Museum te Amsterdam; 0. a. ter afwerking van het inwendige van het uit fragmenten van oude monumenten saamgesteld bijgebouw, waarvan het wenschelijk is, de ingebruik-stelling te bespoedigen, met het oog op eene historische tentoonstelling betreffende het Huis van OranjeNassau, welke men zich voorstelt aldaar in 1898 te houden.
De vereeniging voor handel, nijverheid enz. te 's Gravenhage heeft in een adres aan de Tweede Kamer, waarvan afschrift is gezonden aan den Minister van Justitie, er de aandacht op gevestigd dat in Nederland de onsolide handel (zwendelarij) en flesschentrekkerij groote verhoudingen heeft aangenomon. Naar het oordeel van requestr. moet een van de oorzaken van dit treurig verschijnsel — dat onze handelsreputatie in het buitenland reeds grootelijks heeft geschaad — stellig gezocht worden in de volkomen ontoereikendheid van de wetgeving op dit stuk. Daarom wordt aangedrongen in onze wetgeving op de firma ingrijpender verbeteringen in te voeren dan door de niet behandelde wetsontwerpen op de firma en het handelsregister werden beoogd, dewijl het invoeren van deze verbeteringen een dringende eisch blijft, waar toch ons land te dezen opzichte verre achterstaat bij de meeste Europeesche Staten, met name bij Duitschland en Zwitserland, waar op dit gebied krachtige wetten zijn tot staijd gekomen. Derhalve verzoekt de vereeniging dat een afdoende regeling van deze materie tot stand gebracht worde. Bij het groot-ambtenaars-examen voor den Indischen dienst tweede gedeelte, van 21 Juni tot 8 Juli te 's-Gravenhage gehouden, zijn naar orde der eindranglijst, [de volgende heeren toegelaten : W. P. Hillen, M. Chr. H. P. Lindhout, G. J. du Marchie Servaas, H. G. Ch. L. de la Parra, C. C. P. Vigelius, G. Ouwerling, J. van Gigch, J. G. van Gelder, J. J. Fraser,, K. W. E. von Lechen, J. Tideman, C. A. Nieuwenhuijsen, J. G. Hoekman, A. J. Knaap, J. D. A. Lindhout, G. A. van Drunen, A. J. H. Nunnink, W. W. G. A. Elenbaas, J. Scharp, L. L. Prins, O. P. Besseling, J. de Haan, J. M. Uhl, E. R. Haigliton, Ch. E. Saaijers, C. C. Krom en L. Th. J. Wolterbeek Muller. Van de 54 candiaaten zijn dus 27 geslaagd;
6 trokken zich voor of tijdens het examen terug en 21 werden afgewezen; slechts 10 plaatsen zijn beschikbaar. De heer Tak van Poortvliet is naar Middelburg teruggekeerd. De Kroonprins en Kroonprinses van Italië hebben gister den dag doorgebracht met wandelingen door Amsterdam. Hedenochtend ten 6.20 ure vertrok het echtpaar via Lucern naar Rome. Men schrijft uit Solo aan het N. Bt. Ilbl.. dat Z. H. de Soesoehoenan vast besloten heeft zich bij de aanstaande troonsbestijging van Koningin Wilhelmina te laten vertegenwoordigen door twee zijner zonen, Bendara Rahden Mas Hamantoseno en Bandara Rahden Mas Abimanjoe, benevens door een zijner jongere broeders, Bendara Rahden Mas Djanoko, onder geleide van den kolonel Rahden Mas Hario Koesoemo Winoto en van Rahden Mas Pandji Poespo Koesoemo. Dr. van de Roemer, geneesheer aan het Hof van Z. M. den Keizer van Solo, zal als tolk de reis medemaken. De Minister van Oorlog heeft aan de Commissarissen der Koningin het volgende schrijven gericht: »Het is mij gebleken, dat verschil van gevoelen bestaat omtrent de vraag, of de vergunning tot uitoefening der buitenlandsche zeevaart overeenkomstig de dezerzijdsche aanschrijving van 24 December 1896, VHe afdeeling, no 63. behoort te worden verleend door den Commissaris der Koningin in de provincie, waarbinnen de milicien als verlofganger is gevestigd, dan wel door den Commissaris der Koningin in de provincie, waaruit de milicien herkomstig is. Naar h.;t mij voorkomt, zal de belanghebbende in den regel het spoedigste de gewenschte vergunning bekomen, indien deze wordt verleend door eerstgenoemden Commissaris der Koningin. Nu tot het erlangen van die toestemming niet meer wordt vereischt, dat de verlofganger reeds voor zijne inlijving bij de militie zijn beroep van de buitenlandsche zeevaart maakte en zich, overeenkomstig artikel 150 der militiewet voor de zeemilitie, heeft aangeboden, doch daarbij niet heeft kunnen worden aangenomen, kunnen aanvragen om bedoelde toestemming zeer goed worden beoordeeld door den Commissaris der Koningin in de provincie, waar de verlofganger gevestigd is. Ook de bepaling, dat deze toestemming moet worden verleend onder gehoudenheid van den belanghebbende om zich bij zijne terugkomst van de reis, of, voor het geval hem vergunning tot het doen van méér dan eene zeereis wordt verleend, na de laatste reis aan te melden bij den burgemeester zijner woonplaats, is met dergelijke regeling het meest in overeenstemming. Mocht in enkele gevallen onzekerheid bestean, of de verlofganger al dan niet in werkelijken dienst is opgeroepen, dan kan hieromtrent inlichting worden gevraagd aan den Commissaris der Koningin in de provincie, waaruit de milicien herkomstig is. Die inlichtingen zullen dan echter met eenigen spoed gevraagd en opgegeven moeten worden."
Een inzender in Het Vai. oppert het denkbeeld om het vervelende en bij drukke treinen vooral ook tijdroovende werk van kaartjes nemen te vervangen door een ander stelsel. Zou het, vraagt hij, daartoe niet mogelijk zijn hetzelfde systeem in te voeren, dat thans bestaat voor het vervoer van brieven ? Waarom kunnen ook voor personenvervoer geen postzegels in den handel gebracht worden ? Men stelle treinpostzegels voor 1 /„ 1, 2, 5, 10 KM. enz. ter beschikking van het publiek verkrijgbaar aan postkantoren en andere depots. Men is dan ook niet meer aan datums gebonden, want is het niet onredelijk om een termijn te stellen voor het gebruiken der treinkaartjes enkele reis ? Indien iemand heden reeds wenschte te betalen voor een reis AmsterdamDen Haag, welk nadeel berokkent bij dan der spoorweg-maatschappij indien hij niet heden, maar eerst na 2, 3 dagen op reis gaat ? De treinpostzegels dus kan men in zekere hoeveelheden te gelijk opdoen, evenals de postzegels voor brievenport. Vóór op reis te gaan consulteert men het spoorboekje, dat in kilometers den afstand tusschen de stations aangeeft, steekt voor 8, 10, 12 KM. reiszegels in den zak, de conducteur knipt deze en op de plaats van bestemming worden de geknipte zegels afgegeven. Ook moeten da conducteurs ten allen tijde treinpostzegels bij zich hebben, die zij in den trein verkoopen kunnen, wanneer dit verlangd wordt. Hiermede zou dan tevens door de spoorwegmij. een economie verkregen worden, daar de employés, belast met den verkoop van kaartjes, overbodig worden. In een ingezonden stuk in de N. R. Ct. over de Haagsche grachten, geteekend V., wordt de hoofdreden der verontreiniging gezocht »in de reusachtige fabriek van den heer Yan Marken, de Ned. gist- en spiritusfabriek. De aard van het bedrijf brengt mede, dat belangrijke hoeveelheden eiwithoudend water worden afgevoerd, en dit eiwit, later tot verrotting overgaande, is eene bron van verpesting, clie — als bij de aardappelmeelfabrieken in het Noorden des lands — van niet geringe beteekenis is te achten. «Is die bron van infectie weggenomen eni3 — desnoods door wijziging van de inrichting der waterschappen — Delfland bij machte om de waterverversching naar behooren te regelen, dan zal ongetwijfeld een voortdurend bevredigende toestand van den geheelen boezem en dus ook van de Haagsche en Delftsche grachten kunnen kunnen worden verkregen." "Woensdag had op 't landgoed Middachten het 34e Chr. Nationaal Zendingsfeest plaats. In elk opzicht behoort dit feest tot de best geslaagde. Eerstens wat het weer betreft, dat zich na 10 uur uitstekend hield. Dan wat het aantal bezoekers aangaat, dat geschat werd op 10,000, terwijl bij 't laatste feest daar ter plaatse in 1894 dat getal slechts 7000 bedroeg. En eindelijk niet 't minst wat dit landgoed betreft. Sinds 1868 had dit feest daar thans voor de achtste maal plaats. Middachten met zijn prachtige lanen, ruime bosschen, lommerrijke geboomten en uitstekende spreekplaatsen levert een eigenaardig gezicht. Het feest werd ten 10.20 geopend. Nu niet door den voorzitter ds. Hogerzeil, die om gezondheidsredenen afwezig was, maar door ds. S. H. Buytendijk. Deze spreekplaats toch ligt als eene groote kom, volgepakt met mensehen die ook glooiingen bezetten, terwijl 't spreekgestoelte is opgericht in de diepte. De openingsrede werd gehouden door ds. Vermeer uit Den Haag, die sprak over onze Zendingsfeesten en Zendingsbidstonden. Alle Spr. spraken volgens 't program, totdat ds. Talma uit Arnhem de slotrede hield, om met 't zingen van Ps. 72: 11 'tgeheele feest te besluiten. Als steeds waren op verschillende punten vier spreekplaatsen opgericht, terwijl allerlei tenten strekten om te voorzien in allerlei behoeften. Alles liep in de beste orde af. In een aparte tent en op een gereserveerde
tribune werd 't feest ook bijgewoond door den eigenaar en zijn familie, baron Bentinck. De dag van het groote zangersfeest te Dordrecht is bepaald op 12 Augustus. Niet minder dan ruim 40 zangvereenigingen, alle behoorende tot den Bond van Gemengde Zangvereenigingen, zullen dien dag zich doen hooren. Door de anti-revolutionaire kiesvereeniging «Nederland en Oranje" te Leeuwarden is, evenals bij de jongste verkiezing, tot candidaat voor de Tweede Kamer gesteld de heer W. C. van Munster, hoofd van de chr. nationale school aldaar. De Provinciale Staten van Friesland hebben gisteren besloten: Aan de Kamer van Koophankel en Fabrieken in Opsterland, op haar verzoek om maatregelen te nemen tot verbetering van het vaarwater tusschen Appelscha en Oldeboorn, te berichten, dat de uitdieping van de vaart Gorredijk—Oldebeorn reeds is aanbesteed en gegund voor f 969 en wat de vaart Gorredijk—Appelscha aangaat, dat daarop zooveel doenlijk zal worden gelet. Blijkens de mededeeling van Gedep. Staten van Grouingen, betreffende een verzoek van den heer Simon Hamelink, in zijne hoedanigheid als directeur der Nederlandsche Tramweg-Maatschappij, om een subsidie uit de provinciale fondsen van f 300 per jaar en per kilometer gedurende twintig jaren, voor den aanleg van een stoomtramweg van Drachten over Marum, Nuis, Tolbert en Leek naar Groningen, achten zij, alvorens omtrent het onderwerpelijk verzoek te beslissen, het raadzaam eerst het onderzoek o\er de concessie-aanvrage bij het Departement van Waterstaat af te wachten. Daaruit zal dan ook moeten blijken op welke wijze bij het Hoendiep en waar ter plaatse de lijn zal eindigen. Gewapend met de noodige kaarten en profielen zal ook de provinciale waterstaat een grondiger advies kunnen uitbrengen. Ten slotte stellen Ged. Staten aan de Staten voor, aan den heer Hamelink in zijn genoemde kwaliteit mede te deelen, dat de vergadering zijn verzoek in overweging zal nemen als de stukken meer volledig zijn ingezonden. Gedeputeerde Staten doen verder mededeeling van hetgeen sedert de laatste wintervergadering betreffende de plannen tot kana'isatie vanWesterwolde bij hen is ingekomen. Zij meenen, dat het daardoor zal verklaarbaar geworden zijn, dat zij zich moeten onthouden van elk advies omtrent de adressen betreffende de oprichting van een kanalisatie-waterschap over Westerwolde. In dezen stand der zaak huiveren zij zelfs daaromtrent eenige toezegging te doen en voorzien, dat eene lange voorbereiding en een nauwgezet onderzoek daaraan dient vooraf te gaan. Men schrijft uit het Oldambt aan de Tel: In het oostelijk deel van de prov. Groningen beginnen de aardappelvelden er thans weer op hun schoonst uit te zien. Een heerlijk gezicht, veld aan veld, in wijden kring. Een groot, een reusachtig tapijt, van weelderig, groen loof, in allerlei tinten van groen, en het geheel doorstikt van duizenden bij duizenden bloemen. Over het geheel staan de aardappelen er goed voor, al moet zelfs voor dit gewas gelden, dat het aan droogte heeft geleden. Hier en daar worden de stoelen reeds geel, de vroege soorten sterven te spoedig en blijven daarom klein van stuk. Opvallend is het, dat op vele kampen de stand der aardappels zoo hol is. Er zijn heel wat knollen «weggebleven." Bij enkele landbouwers was het zelfs in die mate het geval, dat (zeer laat nog) een deel omgeploegd moest worden. Voor aardappelen zeker al heel zeldzaam. Misschien zijn de poteis, den jongsten winter, die vrachten sneeuw op de kuilen dekte, te warm bestopt geweest en daarom verbroeid, waardoor ze aan kiemkracht verloren. Teveel wordt echter ook nog van gesneden aardappelen, als poters, gebruik gemaakt, zonder de noodige maatregelen te nemen. Zulke stukken aardappelen moeten een dag of wat, dun uitgespreid, op een droge, tochtige plaats liggen. Er ontstaat dan op de snij vlakte weer een dun laagje kurkweefsel. Blijft deze snijvlakte nat, dan deugt de aardappel niet voor poten en gaat spoedig rotten.
Dr. Kajper en Charles Boissevain. In de verkiezingsdagen heeft het Handelsblad bij herhaling herinnerd aan het gebeurde in de Nieuwe Kerk te Amsterdam, nu elf jaren geleden, toen dr. Kuyper en de zijnen eene poging deden om bij hun uittreden uit het kerkelijk verband in het bezit te blijven der kerkelijke goederen. Het Handelsblad kenschetste dat optreden als een revolutionnair bedrijf, als verzet met woord en daad tegen het wettig gezag. Prof. mr. D. P. D. Fabius, van de Vrije Universiteit, heeft onlangs getracht die bewering te weerleggen, doch het Handelsblad handhaafde zijne beschuldiging, onder verwijzing naar hetgeen het vroeger in den breede over die onverkwikkelijke historie heeft gezegd. Thans komt dr. Kuyper in een open brief zijn »zeer waarden confrère", den heer Charles Boissevain, hoofdredacteur van het Handelsblad, ter verantwoording roepen. De heer Kuyper wil er den heer Boissevain niet van verdenken, dat hij de historie van 1886 oprakelde om de liberale candidaten te doen zegevieren. «Integendeel", schrijft hij, »als gij, met uw eerlijk oog mij aanziende, mij onder handslag betuigt: «Ik heb er niet aan gedacht om door dit te zeggen van de Nieuwe Kerk stemmen te winnen", — dan zal ik u gelooven." »Doch afgescheiden hiervan — gaat dr. Kuyper voort — heb ik ditmaal een zeer ernstige en persoonlijke grief tegen u. Niet daarover, dat een opwelling uit uw poëtisch gemoed u er toe verleidde, om in uw sensorium mentis mijn naam met dien van Lucifer, d. i. van den Duivel, dooreen te vlechten. «Ik acht dit wel zeer onpoëtisch, daar ware poëtische opwelling alleen naar het edelste grijpt; zelfs journalistisch acht ik zulks een persdelict. «Maar kon ik u laten lezen de briefkaarten en brieven vol scheld- en schimpwoorden, tot van de laagste en gemeenste soort toe, die ik dezer dagen uit den kring uwer politieke geestverwanten over de post ontving, dan zoudt ge begrijpen, hoe volkomen onaandoenlijk mij uw Lucifercombinatie liet. «Maar heel anders staat het, waar gij goed kondt vinden, tegen alle klare, door de noodige bewijsstukken historisch gerugsteunde waarheid in, mij nogmaals in het publiek te beschuldigen van wederrechtelijke daden, waardoor ik mij aan het gezag, aan het recht en aan anderer goed zou vergrepen hebben. »Dit toch hebt ge gedaan, en, het doet mij leed het er bij te moeten voegen... zonder den moed uwer overtuiging, een moed, dien ik anders steeds in u mocht toejuichen, en dien ik thans, door dit mijn schrijven, weer in u prikkelen kom." Als eerlijk man vordert daarop dr. Kuyper van den heer Boissevain dat deze zijne beschuldigingen tegen hem in zulk een vorm formuleere, dat hij er het oordeel van den rechter over kan inroepen.
«Is het dat uw poëtische natuur u belet zelf dien strakken en nuchteren vorm voor uwe beschuldiging te vinden, roep dan juridische hulp in. Of zal ik het u nog gemakkelijker maken, zie hier dan een slechts nader in te vullen model. Schrijf publiek in uw blad: »Ik, Charles Boissevain, hoofdredacteur van het Handelsblad, wonende te Amsterdam, beschuldig hiermede openlijk dr. A. Kuyper, mede aldaar woonachtig, dat hij in het jaar zoo en zooveel, op dien en dien dag, door sluwheid en met geweld, is binnengedrongen in het hoofdgebouw of in de nevengebouwen van de Nieuwe Kerk, staande aan den Dam; voorts dat hij in de kosterij en kerkeraadskamer last heeft gegeven tot het plegen van wederrechtelijke handelingen, als daar zijn deuren te hebben doen openbreken en versperringen te hebben doen plaatsen; daarna dat hij in diezelfde kosterij wachten heeft geplaatst, om aan de wettige bestuurders of wie van hunnentwege zich aanmeldden, den toegang tot die gebouwen te beletten; en eindelijk dat hij gelden heeft geïnd of doen innen, waarvan de inning alleen aan de wettige bestuurders toekwam: kortom, ik beschuldig hem zich gedragen te hebben gelijk alleen een wettig bewindvoerder of beheerder zich zou mogen doen; en al zulks zonder eenig geldig recht of bevoegdheid te bezitten, om bij eene der genoemde handelingen als wettig bewindvoerder of lastgever te mogen optreden". Zoo meent gij het. Welnu, zeg het dan ook zoo. Schuif uw vizier flink omhoog; grijpt den vollen, nobelen moed in uw burgerhart en onthoud niet langer aan den publiek door u beschuldigden tegenstander het middel om zich te kunnen verweren. In afwachting — zoo luiden de slotregelen van den brief — blijf ik met kameraadschappelijken groet en onder betuiging mijner hoogachting Uw vriend en confrère Küypeb. De heer Boissevain antwoordt zeer uitvoerig aan zijn «waarden tegenstander en vriend", den «hooggeleerden heer professor Kuyper". Hij onderbreekt daarvoor den korten rusttijd van drie weken, die reeds voor hem was aangevangen. Eerst staat hij stil bij de vergelijking bij Lucifer, waarover dr. Kuyper zich gegriefd betoont. «Niet met »den duivel" vergeleek ik u, waarde collega, maav met de schepping van een dichterlijk genie, met Lucifer, «den zoon van den morgen", den held van M'lton's Paradise lost, — voor welken verdwaalden grooten geest de machtige dichter der Puriteinen bij mij steeds meer sympathie en medelijden wekte dan voor Adam! Ik deed dit omdat gij, ten einde te kunnen regeeren, u verbondt met hen die in beginsel dwars tegenover u staan en wier zegepraal voor de Protestanten, wier kampioen ge u noemt, een bittere beproeving zou zijn! Indien deze vergelijking een «persdelict" is, collega, dan zijt gij, rusteloos strijder in Standaard en Heraut, zóo onder persdelicten bedolven, dat gij ze nog niet alle hebt geteld, als ik van mijn vacantiereisje reeds terug ben ! Waarom heb ik u zoo ernstig bestreden? Waarom heb ik den coup d'ctat van 1886 in de kosterij van de Nieuwe Kerk in herinnering gebracht? Waarom heb ik die les uit het verleden noodig geacht als een waarschuwing tegen uw drijven, wanneer gij met de Katholieken de macht in handen kreegt? Omdat het samengaan van uw Calvinistische partij met de Roomsche kerkelijke partij mij in de hoogste mate stuitend en gevaarlijk tevens voorkomt. Uw overtuiging kennende in zake den persoonlijken dienstplicht, schijnt het mij iets onduldbaars, dat gij de vraag, of Nederland zich weerbaar zal mogen maken, laat afhangen van wat _ de Katholieke kerk gelieft te beslissen ten aanzien van persoonlijken dienstplicht in ons land. Ik acht de Christelijke belijdenis met geene politieke partij soildair en ik vind de poging van een Protestant der Protestanten, om aan de Katholieke kerkelijke partij hier de heerschappij te verzekeren, een ernstig vergrijp tegen zijn eigen beginselen en ideaal. Mijn groote grief is, dat ge dit uit behoefte aan succes doet; want ik ben het met Allard Pierson eens: »in versmaden van het succes heb ik altijd het kenmerk der vroomheid gezocht". Het stuitende van uw verbond met de Katholieke kerk-partij ligt o.a. hierin, dat gij, een radicale democraat zijnde, uit politieke handelingen kansrekening u thans voegt bij de conservatieve, Katholieke kerkelijke partij na met de radicalen saam te zijn gegaan. Ook vroeger hebt ge uw partij, volgens de kansrekeningen van het oogenblik, steeds naar willekeur rechts of links gevoerd. En wat u zoo gevaarlijk maakt, o talentvolle collega, machtig van wil en geest, is dat uw partij u steeds blindelings volgt". En verder:
«Ge wraakt in mij, dat ik aan het gebeurde in de Nieuwe Kerk «als teeken van revolutionnair bedrijf" herinnerd heb, en ge zendt mij, om het voorrecht te hebben mij wegens beleediging of hoon te doen terechtst?an, ter teekening een deurwaarders-document, voorzien van voetangels en klemmen, en in welks bewoordingen ik tot mijn leedwezen uw gewonen ttijl niet herken. Waarde collega, is verkies uw stijl en den mijne, en zeg liever in mijn eigen woorden wat ik bedoel, dan dat ik uw zelfbeschuldiging — waarin ge waarlijk te scherp jegens u zelf zijt — onderteeken. Ik kan wat ge mij dicteert onmogelijk onderteekenen, omdat ik met weet wie dit of wie dat deed — onzen verslaggever werd destijds toegang tot de Nieuwe Kerk geweigerd — en o.a. ook al niet, omdat ik dus in weerspraak zou komen met mij zelf! Bij vier verschillende gelegenheden heb ik nadrukkelijk getuigd: «Geen leider of lid der doleerenden werd of wordt door ons zelfs in de verte verdacht van een oneerlijke daad gepleegd te hebben". Uw voorstel om mij iets te laten schrijven, waarover de rechter zou moeten beslissen, komt mij o.a. ook daarom (vergunt ge mij het schooljongenswoerd?) zoo «aanstellerig" voor, omdat ik mij maar volstrekt niet kan voorstellen waarover de rechter zou kunnen beslissen ? Over beleediging? Maar hoe zou een verklaring een beleediging kunnen zijn, indien het uitspreken in het openbaar er van niet geschiedde om te beleedigen of opzettelijk iets tot iemands nadeel openbaar te maken . . . maar om te voldoen aan uw verzoek? Een beleediging op verzoek, laster bij invitatie, schijnt mij een contradictio in terminis. Uw brief is — als ik mij zoo eens mag uitdrukken — bestemd voor de galerij. Het is een geestig sophistenstukje". Waar dus het opzet om te beleedigen is buitengesloten, kan hier alleen sprake zijn van opvatting en overtuiging. En daarover kan geen rechter ooit tot oordeelen geroepen worden. Eu ten slotte: wil dr. Kuyper niet langer hooren dat hij zeer afkeurenswaardig heeft gehandeld, dan heeft hij slechts te verklaren wie dan wel de daad van eigen richting, buiten hem om, op zijne verantwoording heeft. Of zien de leiders, die verantwoordelijk zijn voor wat in de Nieuwe Kerk gebeurde en voor wat er aan
vooraf ging, thans in dat zij onrecht hebben gepleegd, waarom — vraagt de heer Boissevain — zouden zij dan niet openlijk erkennen te goeder trouw, maar door hartstocht medegesleept, gefaald te hebben in de middelen welke ze gebi ui kt en?