De held van de week was ongetwijfeld de Minister van Binnenlaudsche Zaken, eerstens ten opzichte van de regeling der kiesrechtuitoefening voor de gemeenten, ten tweede in de bekende zaak van den bedankt hebbenden directeur van het schilderijenkabinet in den Haag, dr. Bredius. Of de heer van Houten over den afloop van laatstbedoeld incident, in weerwil dat de Minister geen bewijs van wantrouwen ontving, even tevreden zal zijn geweest als over de glansrijke overwinning, welke hij met zijn voorstel tot splitsing der gemeenten voor de raadsverkiezingen op de meerderheid der Tweede Kamer behaalde, valt te betwijfelen. De oppositie, die vooral van bevriend liberalen kant tegen de desorganisatie van de eenheid der gemeenten kwam, liet zich in den aanvang donker aanzien. Vreemd was 't in elk geval, dat men met die bezwaren eerst thans voor den dag kwam, nadat toch de splitsing der groote gemeenten voor de Kamerverkiezingen met groote'meerderheid overeenkomstig een jarenlang gekoesterden wensch is tot stand gebracht. Zoodra de Kamer daaraan haar zegel had gehecht en bovendien voor de Provinciale Staten ten aanzien van enkele steden hetzelfde stelsel had aanvaard, waren de gronden weinig steekhoudend voor de weigering om met de gemeenten op gelijke wijze te handelen. De Minister stond dan ook op een veel sterker standpunt dan zijne bestrijders en maakte zijn positie nog steviger door zijn heldere uiteenzetting, dat de geheime stemming aan een afgezonderden lessenaar niet tot haar recht kon kom^n, wanneer de gemeente voor de Raadsverkiezingen als een geheel beschouwd bleef. Hoe men ook praatte over buurt- en districtbelangen, deze kegel was moeilijk omver te stooten. Men moge hierover verschillen zooveel men wil, één zaak staat vast, dat de splitsing zal leiden tot een meer evenredige vertegenwoordiging van verschillende belangen en de schaduwzijde van het geheele stelsel kan zich hierin openbaren, dat de proportioneele vertegenwoordiging hierdoor voor zeer geruimen tijd wordt verschoven. Het is nu eenmaal een feit, dat de meeste plaatselijke verkiezingen door partijoverwegingen beheerscht worden. Maar dan kan de splitsing zoo geen geheele, dan toch eenige genezing van die kwaal aanbrengen. Door de
stad als een één en ondeelbaar lichaam te laten stemmen, is het voor een minderheid vaak onmogelijk een vertegenwoordiger in het college te krijgen anders dan bij de gratie en de eensgezindheid van alle partijen. Zich zeil doen gelden kan zulk een groep' niet. Met een voorbeeld, ontleend aan eigen omgeving, kan dit worden opgehelderd. Het vroegere dorp Scheveningen, dat thans de achtste wijk is van 's Gravenhage, kon op de 9000 kiezers, die het thans nog ongesplitste district 's Gravenhage telt, slechts een 600 kiezers in het veld brengen, een getal, te klein om gewicht in de schaal te leggen tegenover de massa van ruim 8000 kiezers in de 7 andere wijken. Wanneer deze ge«n Scheveninger in den Raad wilden hebben, dan kwam hij er niet en 't is dan ook wel eens gebeurd, dat een plaats, door een Scheveninger opengelaten, niet door een wijkgenoot werd vervuld. De splitsing van het district maakt de kansen voor het zeedorp, om ook een duit in het zakje te werpen, grooter en zulk een invloed zal den bewoners der visschersplaats zeer welkom zijn, omdat 't daardoor misschien kan gelukken het havenbelang — die levensquaestie voor de bevolking — tot een meer algemeene zaak te maken dan dit thans is. Men ziet hier dus het omgekeerde van hetgeen de anti-splitters vreezen. Hetgeen tot dusver — ten onrechte — als een bijzon Ier belang voor een bepaald stadsgedeelte werd beschouwd, zal wellicht in het vervolg als een algemeen belang voor geheel de stad worden erkend, dank de voorlichting van de gekozenen in het district, binnen welks grenzen de zaak thuis behoort. Trokken ook de bestrijders hun gezichtskring niet wat al te eng ? Stonden hun niet te veel v#or oogen afgevaardigden uitsluitend wonende in de districten die hen kozen, zich slechls bemoeiende met alles wat op het grondgebied daarvan gelegen is en geheel onder den invloed van de bewoners, die het district samenstellen P Aan de mogelijkheid, dat het raadslid van district I in het op eenige kilometers afstand gelegen district III woonplaats hebben kan, zoodat de belangen van dit gedeelte hem evenzeer ter harte gaan, werd in het geheel niet gedacht. Zoo zouden de bijzondere belangen van ieder zeer goed kunnen samengaan en dus tot een gemeenschappelijk belang worden vereenigd, wanneer b.v. een burger gekozen wordt in het eerste, woont in het tweede en zijn zaken doet of kantoor houdt in het derde district. Buitendien, welk een toestand zou er zijn geboren, wanneer de kiezers voor lands- en gewestelijke vertegenwoordiging geheel anders zouden moeten stemmen dan voor de gemeentelijke collegiën? Dit zou slechts verwarring veroorzaken en de belangstelling in de verkiezingen doen verflauwen. 't Zal in den eersten tijd toch reeds een toer zijn om het couloirstelsel zonder fouten en vergissingen in toepassing te brengen. Maar dan is 't in allen geval beter met één
stelsel, zij 't dan een ingewikkelde methode, te doen te hebben, dan met twee verschillende, waardoor de kiezers op een dwaalspoor worden geleid. Daarom is 't maar goed, dat de Minister van Binnenl. Zaken hier op zijn stuk bleef staan. En nu de zaak Bredius. Men mag gerust aannemen, dat den Minister een pak van 't hart viel, toen 's voorzitters hamer aankondigde, dat de interpellatie van den heer de Savornin Lohman was afgeloopen. Al is het debat niet op een motie uitgeloopen, de algemeene indruk was, dat de positie vau den Minister moeilijker was dan de houding van den demissionnairen directeur van het Mauritshuis. De Minister heeft zich niet kunnen vrijpleiten van het in zachten vortn door interpellant aan hem gericht verwijt, dat de heer Bredius niet op behoorlijke, zelfs op stuitende wijze door zijn chef was behandeld. De groote vraag was: of de directeur, die een ander als onder-directeur had voorgedragen, door den Minister in den waan was gebracht, dat hij ?ijne aanbeveling zou volgen eu toen plotseling gesteld werd voor het voldongen feit, dat een ander was uitverkoren, dien de heer B. in het geheel niet kende eu dien hij niet geschikt achtte voor de betrekking. Nu was het stelsel van verdediging des Ministers dit, dat de directeur kon weten, dat de Minister met hem in opvatting verschilde over het karakter der betrekking en dat hij ten slotte het hoofd van het Departement van Binnenl. Zaken verzocht had „op een of andere wijze" eeu einde te maken aan de vacature. De Min. heeft de aaugehaalde, door den directeur geschreven, woorden aldus uitgelegd, dat 't ten slotte den heer Bredius onverschillig was wie benoemd zou worden. Die explicatie kan men eerbiedigen, maar is ook voor gegronde tegenspraak vatbaar. Immers, men kan iu de thans beroemd geworden woorden, naar 's Min. eigen erkentenis, even goed lezen, dat de heer Bredius, meenende dat het overleg lang genoeg geduurd had en ziende dat de Min niet tot toegeven ten opzichte van de qualificatie van het ambt te bewegen was, genoegen zou nemen met de benoeming van ziju candidaat, volgens het karakter dat de Minister aan dien kunstambtenaar wilde toekennen. Onopgehelderd bleef, waarom de heer Bredius, nog kort vóór dat de benoeming op 's Min. voordracht geteekend was, in den waan gelaten werd, dat hij zijn man zou krijgen. Verder liet de Minister in deze geheele zaak den schijn achter, alsof hij door allerlei bijzaken en beschouwingen de aandacht van de hoofdzaak wilde afleiden, ja zelfs de critiek, waartoe deze zaak in de pers had aanleiding gegeven, aangreep om den heer Bredius in een minder gunstig licht te plaatsen. Op de Kamer had die poging evenwel een
tegenovergestelde uitwerking, getuigen de teekenen van goedkeuring, die de interpellant van alle zijden ontving, toen hij de groote verdiensten van den minder aangenaam bejegenden kunstbeschermer deed uitkomen. Het gaat ook niet aan, den heer Bredius verantwoordelijk te stellen voor hetgeen de dagbladen over dit geval hebben geschreven of nog zullen openbaar maken. Wie had kunnen denken, dat de heer van Houten de pers in hare vrije uiting aan banden zou willen leggen ? Hoe dit zij, het moeilijkste komt nog voor dezen bewindsman aan. Niet ongezind om de zaak in het reine te brengen, moet de Minister daarbij ook te rade gaan in hoever de waardigheid van Kroon en gezag daaronder kunnen lijden. De scherpzinnigheid en groote bekwaamheid van dezen parlementairen veteraan, meer dan Staatsman, zijn evenwel een waarborg, dat hij het belang van de kunst zal weten te stellen boven persoonlijke geraaktheid.
"Uit de Residentie.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1897/03/01 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000103417:mpeg21:p001
"Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1897/03/01 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000103417:mpeg21:p001
Aan het Bureau van Politie gedeponeerd : 1 koperen Moer. Sleutel. 1 — Wandelstok. — 1
"Bij deze Courant behoort een BIJVOEGSEL. POLITIE.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1897/03/01 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000103417:mpeg21:p001
Achter een gordijn voor het venster van zijne kamer verscholen, had Henri Gilberte het ouder lijk huis zien binnentreden. Deze heugelijke gobeurtenis was voor hem een oogenblik van groot genot geweest, dat hij met een kloppend hart had beleefd.
— Het eerste bezoek, dat zijns geliefde aan de ouderlijke woning bracht, kwam hem voor als eene bezitneming van haar toekomstig te huis — want hij kon de mogelijkheid, dat Gilberte niet de zijne kon worden, niet meer aannemen, nu hij zelf deze samenkomst had voorbereid en tot werkelijkheid gebracht had en daarbij eene energie en volharding had ontwikkeld, die hem geheel nieuw waren. Zijne kalmte en eenigszins zacht droomerige natuur waren in vastberadenheid en moed veranderd. Hij was bereid en gewapend tot den strijd en twijfelde geen oogenblik aan de overwinning. Naar het gedempt geluid van voetstappen en het op nen van deuren luisterend, zeide hij bij zich zelf: »Nu gaat zij de groote trap op, nu moet zij juist voor de deur van mama's kamer staan, daar treedt zij binnen en bevindt zich tegenover mama ! Als zij nu maar niet verlegf-n en uit het veld geslagen is !" Hoezeer hij zich ook inspande, hij kon niets meer onderscheiden. Onrustig begon hij, om den tijd te verdrijven, in de kamer op m neer te loopen, bleef dan eens bij den schoorsteen staan en keek op de pendule, dan weer bij het venster of bij de schrijftafel. Met voldoening merkte hij op, dat het gesprek lang duurde. Eindelijk, na verloop van diie kwartier, varkondigde het geluid van eene deur, die gesloten werd en een lichte voetstap in de gang, dat het bezoek afgeloopen was. Hij gihg naar het venster, zag Gilberte uit het huis gaan en onder geleide van de oudo Rosolie den voortuin in schuinsche richting doorschrijden. Zij hield het hoofd gebogen, hare g-heele houding verried, dat zij in gedachten was. De portier opende de kleine deur naast zijne woning en Gilberte verdween. E-*ne gruote treurighei I, waarvoor hij geen reden had kunnen aangeven, vervulde zijn gemoed ; met e n gevoel, alsof een ijskoude hand zijn hart had aangeraakt, stond hij
voor hit venster en keek naar den met zand bestrooiden oprij weg. De indruk was zoo pijnlijk, dat hij dezen zoo snel mogelijk wilde doen verdwijnen. Hij zocht dus spoedig zijna moeder op. De barones zat, in nadenken verzonken, weder op dezelfde plaats voor de kachel, waar zij gezeten had, toen Gilberte binnentrad. Toen haar zoon, wiens opgewondenheid zij zeer goed konde begrijpen, de kamer binnen stormde, zeide zij : «Zij is juist weggegaan, en helaas! zij is bekoorlijk." «Maar waarom dat «helaas", moeder?'' «Omdat alles, wat wij van de zijde van haren afschuwelijken vader te vreezen hebben, niets is in vergelijking van de ontdekking, welke ik bij haar zelve heb gemaakt." »Hoe zoo mama? Wat meent gij toch?" »Zij heeft geen godsdienst, mijn zoon 1" Henri's galaat drukt-) zoo duidelijk uit: «Wanneer het anders niets is!" dat zijne moeder er bijvoegde : »Ik zoude niet weten, wat ons ergers had kunnen overkomen." »Ik verzoek u, mama, laten wij de zaak niet overdrijven. Zij is gewichtig en ernstig, dat geef ik toe, maar niet onverandfi-baar en ten slo te toch nog veel minder onaangenaam dan bijvoorbeeld een lam been!" «Afschuwelijk!" riep de barones uit. «Zoo denkt de jeugd tegenwoordig en zoo iets kan m ij n zoon zeggen V' ^ »Kom, kom, mama," zeide Heinrich om haar tot bedaren te brengen. «Laten wij ons toch niet op het standpunt stellen van een groot-inquisiteur. Gij weet immers zeer goed, dat ik de bestaande orde van zaken niet met geweld wil veranderen, maar ik ga toch met mijn tijd mede en eenige vrijzinnigheid mag iemand toch wel hebben. Laten wij geduld hebben " (Wordt vervolgd.)
"Achtste Hoofdstuk.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1897/03/01 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000103417:mpeg21:p001
Zij, die den loop der beurzen in de laatste jaren hebben gevolgd, zullen hebben ervaren, dat zij bijna zonder uitzondering ieder jaar hadden te lijden onder een of ander plotseling opkomende gebeurtenis, waarvan geweldige koerschommelingen het gevolg waren, en die allen daarin overeenstemden, dat zij breed opgezet, per slot van rekening met een sisser afliepen. Buitendien waren zij, wat de gevolgen betreft, eveneens gelijk, verplaatsing nl. van een deel der kleinere kapitalen naar de reusachtige fortuinen, wier bezitters dikwijls maar al te goed wisten, dat het zoo'n vaart niet zou loopen en er personen achter de schermen stonden, die zorgden dat het politieke gehaspel hoe langer hoe ingewikkelder en dreigender werd, teneinde daling der koersen te provoceeren. Dat duurde een korten tijd, dan kwam er beter nieuws en zij, die tegen lageren koers verkocht hadden, haastten zich het verkochte terug te nemen, maar ze hadden weer een veer achtergelaten Dat spelletje wordt telkens herhaald — men behoeft slechts de koerslijst van een of ander jaar voor zich te leggen om die overtuiging te krijgen — en ondanks bovenstaande slechte resultaten voor het groote publiek, speelt het telkens weer inde kaart van degenen, die de politiek dienstbaar trachten te maken aan hun finantiëele belangen. Als de groote massa zich wat kalmer hield en niet, zooals maar al te vaak gebeurt, bij het minste alarm zijn bezit aan de markt ging brengen, dan zouden misschien vele kwesties niet ontstaan, of althans een veel kalmer verloop hebben. Toch is het wel te begrijpen, dat, wanneer dag aan dag de couranten vol zijn van allerlei sensatie-nieuws, velen, die niet zooveel te verliezen hebben, onrustig worden en zich de vraag stellen: zou het toch niet mogelijk kunnen zijn, dat datgene waarop de berichten zinspelen inderdaad waarheid wordt? Vóór en achter de coulissen is een groot onderscheid, en wanneer men op het groote wereldtooneel eens een kijkje achter de schermen kon nemen, dan zou het onderscheid op dat tooneel misschien nog het allergrootst blijken, en soms duidelijk verband aantoonen tusschen politiek en den berooiden finantiëelen toestand van verschillende hooggeplaatste personen. Wie weet wat aan het licht zou komen wanneer inderdaad eens alles bekend werd omtrent de wezenlijke aanleiding
van den inval van dr. Jameson in Transvaal, waarvan men nu, bij het verhoor van Rhodes in Londen, het idéé krijgt dat er alle reden bestaat haar zooveeel mogelijk geheim te houden. Wie weet ook met welk een ander oog men de Kretensche kwestie zou bekijken, wanneer men een kijkje kon nemen in de Kabinetten der hooge diplomatie; misschien dat dan zou blijken, dat zij door een der Mogendheden bij wijze van een ballon d'essai werd opgeworpen en gesteund, om eens te zien in hoeverre er kans bestond om een slag te slaan en tot verdeeling van Turkije te komen. Want dat is zeker, die aandoenlijke eensgezindheid, zooals een der bladen het uitdrukte, tusschen de Mogendheden, bestaat natuurlijk enkel omdat de een voor den ander niet durft. In zooverre heeft het zijn goede zijde, dat allen al even krachtig tot een e.v. strijd zijn toegerust. Ware het anders, dan zou, ondanks de verschrikkelijke gevolgen — veel vreeslijkei' dan ooit een oorlog heeft achtergelaten — een Europeesche oorlog misschien niet uitblijven. Wanneer men nu eens niet den poëtischen kant van de kwestie bekijkt, niet te veel schwarmt voor de heldhaftige wijze, waarop de Grieken thans in de bres springen voor de verdrukte eilandbewoners, een daad die terecht in vele plaatsen warm wordt toegejuicht en stormachtige ovaties uitlokt, maar als een prozaisch mensch rekening houdt met den financieelen kant van het vraagstuk, dan vraagt men zich toch af: wie moet dat alles betalen en waar komt het geld van daan? Dat laatste is trouwens moeielijker te beantwoorden dan het eerste, want als straks het rumoer voorbij is, zal men wel trachten en er in slagen ook, om door bankiershulp eene leening te sluiten. Het Rijk is anders op dat gebied gebrandmerkt: niet alleen laat het de eens beloofde aflossing zijner schulden geheel na, maar het betaalt slechts 30 pet.'der eens beloofde rente. Het grappigst is wel, dat zijn tegenstander, de Turk, al even krijgslustig, in dat opzicht, een waardig tegenhanger vormt; ook hier een schatkist, die de onhebbelijke eigenschap heeft om telkens den bodem te laten zien. Naar het schijnt zal echter wel spoedig eene oplossing volgen, waarbij de Grieken worden tevreden gesteld en Creta onder het bestuur der Mogendheden komt, vrij van Turkschen invloed. Dat is ten minste de meest waarschijnlijke oplossing, die uit al de elkaar weersprekende berichten valt te distilleeren. Alleen Duitschland schijnt tot heden nog een andere houding aan te nemen, eene houding waaraan de Keizer de twijfelachtige eer heeft te danken, dat hem een telegram van sympathie werd gezonden van de in Parijs woonachtige Turken. De beurs, hoewel nog zeer gereserveerd, geloofde, hoe ernstig zij in 't eerst de zaak ook opvatte, blijkbaar nu weer aan eene vreedzame entknooping van deze voor haar zoo onaangename geschiedenis: hoewel nog weinig, toonen de koersen meest allen eenige verbetering. Turksche fondsen waren hooger, mede door contramine-dekking, die natuurlijk vrij krachtig, vooral in deze waarden, is opgetreden. Ten spijt van al de slechte tijdingen, uit het Rijk van den Sultan tot ons gekomen, waren de afgestane inkomsten over Januari ruim 10.000 Turksche ponden hooger dan in de correspondeerende maand van het vorige jaar. Oostenrijkers, die nog al wat waren teruggaan, konden een groot gedeelte van het verlies inhalen; terwijl Russen meest allen fractioneel verbeterden. Italiaansche waarden waren te Parijs hooger, hier kwam het niet tot noteering. Londen was nog eenigszins onder den indruk der Transvaalsche gebeurtenissen en den daaruit voortgevloeiden eisch tot schadevergoeding, waarover men zich, wat de verdeeling in stoffelijke en intellectueele en moreele schade betreft, eenigszins vroolijk maakte. »Rira bien qui rira le dernier," zal men echter daar in Transvaal denken ; als wij straks het bedrag hebben ontvangen — en men zal wel moeten betalen — dan lachen
wij jeiui uit. Met dat al waren sommige Transvaalsche waarden daardoor wat lager en daalden o. a. de zoogenaamde Noorderspoorweg obligatiën pl. m. 6 pet. Zuid-Amerikaansche waarden per saldo eveneens beter. Venezuela zal wederom op 2 Maart eene uitloting houding van certificaten afgegeten voor achterstallige onbetaald gebleven coupons. »Ehre dem Ehre gebiihrt" het moet gezegd worden dat het Rijk zich in de laatste jaren, vergeleken bij vroeger, beter begint te gedragen, na al het ondervondene heeft niemand gedacht: dat de betaling zoo lang zou worden volgehouden Op lokaal gebied waren de diverse Tabaksaanaeelen aaa 't slot veel hooger. Koninklijke Nederlandsche L'etroleumbronnen profiteerden weinig van het bericht, dat wederom een zeer rijkelijk vloeiende bron zou ontdekt zijn. Op de bestaande koersen hoort er dan ook waarlijk moed toe om tot aankoop over te gaan. Amerikaansche sporen lusteloos, de aandacht is natuurlijk thans nog te veel op de Europesche markt gevestigd, dan dat men oog heeft voor dergelijke speculatieve- of liever speelpapieren. Zij blijft echter vast en wordt blijkbaar krachtig gesteund, met 'toog op de hangende reorganisaties. Prolongatie 2 1 /* pet. Zilver f 52'/,. H. M ehjïega A zn.
"Overzicht van den stand der effecten en anders waarden. Week van 20 tot 26 Februari.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1897/03/01 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000103417:mpeg21:p001
VAN GEORGE OHNET.
20 »Ik was voorbereid op groote moeilijkheden, op onaangename verrassingen, maar wat ik nu gehooid heb, gaat alles te boven, wat ik vreesde.... zonder godsdienst! Maar kind, zeg mij ten minste dit eene, gij gevoelt toch geen afkeer tegen d-n godsdi«nst ?" Mevrouw Trésorier was in hare opgewondenheid opgesprongen en liep in de kamer op en neer, toen bleef zij voor Gdberte staan en sloot haar bij deze dringende en smeekende vraag, waarin reeds de hoop om haar te bekeeren doorstraalde, in hare armen. «Hoe zou ik een afkeer daartegen hebben t" gaf het jonge meisje ten antwoord. »Op het graf mijner moeder staat een steenen kruis en zoo dikwijls ik bloemen daarop breng, kniel ik er voor. Toen ik nog een klein kind was en pas spreken kon, heeft de oude Rosalie mij een gebedje geleerd, het eenige, dat ik ooit gekend heb en daarin heb ik gebeden, dat de dierbare ontslapene in vrede moebt rusten De woorden waren naar den hemel gericht, tot een God, dien ik niet kende, maar dien ik aanriep ter wille van haar, die ik zoozeer miste. Hoe zou dus de godsdienst voor mij iets vijandigs beteekenen, daar zij zoo zeer verbonden is met mijn dierbaarste herinneringen, nirt mijn kinderlijk gevoel! Dat zou tucli eene 'onmogelijkheid zijn mevrouw!' «God zij geloofd! Wij zullen deze onwetende ■ziel redden, en mijn hart zal er u slechts te liever
om hebben! Maar gij moet ernstig nadenken, mijn kind, over alles wat wij zoo onverwacht met elkander besproken hebben. Het is eene zaak van groot gewicht, die niet zoo ter loops mag behandeld worden. Er moet een geheelen geestelijken ommekeer met u plaats hebben, en die moet gij gewillig — ja, wat z >g ik ? — die moet gij met vurig verlangen welkom heeten. Ik wil echter nu niet langer daarover spreken, uit vrees u niet genoeg vrijheid te laten." De barones had hare kalmte weer t ruggekregen. Met hare blanke hand streelde zij Gilberte's wang cn zeide op innig teederen toon: »Mijn klein heidinnetje ! Tot nu toe hebt ge slechts de natuur aangebeden, en Hij die haar en u schiep, is u vreemd gebleven .... maar aan wien schreven uwe onderwijzers dan de eer van dat meesterwerk toe ? Aan het toeval, misschien ?" Gilb ï te glimlachte en een zekere moedwil flikkerde in hare oogen. «Aan het toeval ? Neen, zeker niat, mevrouw. Wie zou dat kunnen gelooven ? Maar aan de opklimmende overgangen van het stof. " De barones legde de hand op haar mond en liep lachend uit : «O, stil toch, klein monster, wat gij zegt is immers afschuwelijk 1 Helaas ! m^n spreekt hun niet van onzen hemelschen Vader, en predikt hun de leer van Darwin 1 Maar nu moeten wij niet langer praten, zeg mij thans vaarwel, wij hebben reeds t< veel gesproken voor onze nachtrus»:. Laat ! ons hopen, dat wij op die van morgen bïter staat kunnen maken." M 'vrouw Trésorier was opgestaan en bracht het jonge meisje naar de deur, toen haar oog onder het voorbijgaan, op een voorwerp viel, dat in een der f aaie étagères, waarin zij hare kostbaarheden bewaarde, tusschen de anderen s'ond. U t was \ oen klein, in rood marokijn .met gouden versiersels gebonden boekje, welks geel geworden bladzijden
do ir een slot, in den vorm van een kruis bijeengehouden werden. M:vrouw Trésorier bleef staan, opende het kastje, en het boekje er uitnemend, reikte zij het hare bezoekster toe : »Zie hier, mijn kind, gij moet mij niet met ledige handen verlaten. Neem dit boekje van mij aan, het heeft een geschiedkundige waarde, die gij op prijs zult stellen, wanneer ik u zeg, dat het eenmaal het eigendom was van madam» Elisabeih, de zuster van Lodewijk de zestiende ; zij had het bij zich in de Temple, toen zij daar gevangen zat en het was haar troost, terwijl zij op den dood wachtte. Maar hooger nog staat de geestelijke waarde er van ... het heet »De navolging van Christus". Leas daarin 1 Gij zult er nog de sporen van de tranen di r edele martelares in vinden, die het geholpen heeft met gelatenheid haar lot te ondergaan. Het is het schoonste en voortreffelijkste werk, dat ooit door menschenhanden is geschreven, en het zal u Hem leeren kennen, dien men tot nu toe voor u verborgen heeft gehouden." Gilberti nam met bevende handen het kostbare boekje aan en wilde beschroomd hare dankbaarheid betuigen ; doch msvrou w Trésorier trok haar naar zich toe, sloot haar moederlijk in de armen en kuste haar teeder. De deur ging nu open en nog diep ontroerd zag het jonge meisje de oude Rosalie in het voorvertrek zitten, om haar op te wachten. Met een zwijgenden, maar welsprekenden afscheidsblik, scheidde zij van Henri's mo'drr en verwijderde zich.
"De dochter van den afgevaardigde.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1897/03/01 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000103417:mpeg21:p001