De GEDEPUTEERDE STATEN der provincie Drenthe brengen, ingevolge artikel 5 van de wet van 13 Juli 1895 (Staatsblad no. 113) ter openbare kennis, dat door hen bü beschikking yan heden, no. 41 a . is genomen navolgend besluit: Gelezen eon adres d.d. .. Mei 1909 (ter Provinciale Griffie ingekomen den 17en dier maand) van Meindert Schaange en Jan Schaange, lap.dbouwers," wonende te Odoorn, en Jan Schirring, landbouwer, wonende te Emmen, als gehuwd met Gerdina Schaange, houdende verzoek om vergunning tót vervening van het perceel Sectie C no. 428 der gemeente Odoorn, benevens de daarop ingewonnen berichten van Burgemeester en Wethouders dier gemeente, fl.d. 14 Juni j.1., en van den Ingenieur van den Provincialen Waterstaat in Drenthe, d.d. 16 Augustus 1909 no. 1417 en bylagen; Gelet op de bepalingen der wet van 13 Juli 1895 (Staatsblad no. 113) en van het reglement op de' verveningen in deze provincie (Provinciaal blad no. 14 van 1909); In aanmerking nemende dat voor genoemd perceel bij Koninklijk besluit van 30 November 1893 no. 23, vergunning tot vervening is verleend, welke vergunning echter door de concessionarissen niet is aanvaard geworden en dat het daarom overweging verdient die concessie naar art. 5 2 b van 't reglement in te trekken; dat er echter geen bezwaar bestaat aan de aanvragers opnieuw concessie te verleenen; en dat vermits bedoeld perceel niet valt onder de toepassing van de voorschriften van hoofdstuk III van voormeld reglement, aan de vervening daarvan geen verplichting is verbonden |tgf betaling van veengelden en alzoo de door adressanten verzochte vrijstelling van die betaling in casu niet te pas komt; Is besloten: Met intrekking en buiten effectstelling van de bij Koninklijk besluit van 30 November ■ 1893 no. 23 verleende concessie tot vervening ■van he£ perceel Sectie C no. 428 der gemeente Odoorn, aan de adressanten en hunne rechtverkrijgenden, met behoud van oen ieders recht, opnieuw vergunning te verleenen tot vervening van dat perceel op de volgende voorwaarden: ■ 1°. De afgravingen en uitbaggeringen langs de grensscheidingen van het perceel geschieden op zoodanige wijze dat daardoor nimmer eenige schade aan de naburige perceelen kan ontstaan. \ 2°. D# Voorzitter en de leden van Gedeputeerde Staten en de ambtenaren van den Provincialen Waterstaat zullen te uilen tijde vrijen toegang hebben tot het vervening^terrein en de daarin of daarop aanwezige kunstwerken, ook tot liet verrichten van zoodanig onderzoek, als zij voor het toezicht 'op de naleving van de aan de vergunning verbonden voorvaarden noodig achten. 3°. Deze vergunning treedt niet in werking voordat: a. de termijn van beroep, bedoeld in art. 5 der wet van 13 Juli 1895 (Staatsblad no. 113), is verstreken, of, ingeval geroep wordt ingesteld, voor dat op dat beroep de Koninklijke beslissing gevallen is, in verband waarmede den concessionarissen wordt medegedeeld, dat het besluit van Gedep. Staten, waarbij deze vergunning verleend is, zal worden opgenomen in het nummer van het in deze provincie verschijnend dagblad (.Provinciale Drentsche en Asser Courant" van den 5 Oct, 1909); \ i b. de verklaring van aanvaarding, bedoeld in art. 5 sub Sb van het reglement op de verveningen in deze provincie, I» ingezonden. Van dat besluit, waarvan kennis kan worden
genomen ter Provinciale Griffie te Assen en ter Secretarie der gemeente Odoorn, kan door ieder belanghebbende beroep worden ingesteld binnen 30 dagen na de dagteekening dezer courant; het adres van beroep, op zegel gesteld, moet worden gericht aan H. M. de Koningin, maar worden ingediend bij den Commissaris der Koningin in Drenthe, te Assen. Assen, den 3 September 1909. De Gedeputeerde Staten voornoemd, HOMAN, Voorzitter. B. W. Th . SANDBERG, Griffier.
"Zij, die zich wenschen te abonneeren op de Provinciale Drentsche en Asser Courant, ontvangen vanaf heden tot 15 October de Courant gratis. Vervening. Gemeente Odoorn.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1909/10/05 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 28-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000111846:mpeg21:p001
"Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1909/10/05 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 28-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000111846:mpeg21:p001
ROMAN VAN OSSIP SCHUBIHT. 54 „Arm, arm kind!" zegt hij tot zichzelf. «Veronachtzaamd, in de wereld rondgestooten, zonJfler steun, vaderloos en zoo goed als moederloos 1" Zal hij haar veroordeelén — neen, hij >il haar verdedigen, wil bare schuld voor anderen verbergen, haar tegen de geheele ^wereld beschermen! Maar een harde stem in j?yn hart roept: Wat valt daar nog te beschermen — wilt ge, durft ge haar het eenige aanbieden, wat haar nog van de wereld zou kunnen redden — uwe hand ...." ' schokt ineen — steeds vreeselijker wordt zijn pijn. Neen, dat kon hij niet, en toch.... ihoe razend veel houdt hij van haar! Waarom -beeft hij haar destijds niet in zijne armen ge'jiomeD, toen ze aan zijne voeten lag, en zich 'verzadigd aan het kussen van haar bleek, lief 'gezichtje — hij voelt zich met wilden, harts;sochtelijken drang naar haar toegedreven. Ja, 'bij zou naar haar toe willen gaan — haar bemoedigen, slaan, mishandelen en haar toch weer in zijne armen nemen en dooden! „Hoe sta je hier zoo. als Othello met den ; zakdoek van Desdemona ?" hoort hij plotseling [dicht bij zich de stem van zjjn' broeder zeggen. Hjj schrikt, sluit zijne vingers om dan armband heen en tracht eene onverschillige houding aan te nemen. „Waar is Stella?" vraagt Therese, dio naast Ir-*- echtgenoot de trap afruischt, „Hoe zal ik dat weten?" vraagt Edgar. ^Maar iemand moet het toch weten, iemand ifloet baar toch vinden I" roept ze uiterst gesrgeri uit r Dé Lipinsky'e zijn naar huis gereden
en hebben haar aan mij overgedaan, nu moet ik wachten, tot ik haar vind, om dan ook mijns weegs te gaan. Het is ook waar, je wilt nog den cotlllon met haar dansen. Geen sprake van... Ik bid je, zoek haar op, en zoodra je haar gevonden hebt, gaan wij naar huis, maar dadelijk. De grond brandt mij hier ouder de voeten." En zich opeens met de drift van overspannen zenuwen tot haar man wondend, vaart Therese voort: „Ik begrijp niet, Edmund, hoe je mij naar dit bal hebt kunnen b'-engen!" „Dat is toch wat al te kras!" valt de gezantschapsraad uit. „Had ik misschien lust om het bal te bezoeken? Heb ik het je niet veertien dagen lang afgeraden? Maar al mijne beweringen heb je steeds met hetzelfde triomfeerende refrein afgeslagen: „Marie de Stéle gaat ook!" Daar je er zoo uitgemaakt veel tegen hebt, om jezelf verwijten te doen, zoo maak ze aan hertogin de Stéle, niet aan mij." „Marie de Stéle kon niet weten, dat een Russisch diplomaat een demi-mondaina op het bal zou brengen en haar voor zijn vrouw zou uitgeven." „Ik ook niet", antwoordt de legatieraad. „Een' man moet zulke zaken vooruitzien", zegt Therese, zich steeds meer opwindend; „maar gij weetn ooit iets, zoolang niet reeds honderd anderen het weten, je hebt absoluut geen flair; hoewel je reeds sedert vijftien jaren niet meer in je vaderland hebt geleefd, ben je toch altijd nog de naïve Oostenrijker gebleven." „Daar ben ik trotsch op!" roept de gezantschapsraad heftig. „Weos mijnentwege trotsch waarop je wilt'," zegt Therese boos en uitgeput tegelijk, terwijl zij in een amstoel met geperst goudleer overtrokken, neerzijgt; „maar haal mij nu om ' ö hemels wil dadelijk de kleine Stella, dat ik eindelijk kan wegkomen." Edgar ia haar reeds gaan zoeken. Hij gaat door de lange rij zalen, die grootendeels leeg zijn, doordat de gasten zich nog bezighouden,
met zich zeer overvloedig te verfrisschen. „Die beide weten nog niets", zegt hy bitter tot zichzelf, en plotseling vraagt hij zich met een kloppend hart: „Als ze eens onsohnldig was, als ze zich kon rechtvaardigen !" Tevergeefs kijkt hij rond — eindelijk komt hü in de oranjerie. Een zacht, snikkend, kermend en klagend geluid, als van een stervend dier, dat zich in zijn hol verborgen heeft, treft zijn oor. Hü snelt voornit. Daar in hetzelfde boudoair, waar hij kort geloden met vorstin Oblinsky samen was, zit Stella in den donkersten hoek van een divan ineengedoken, met de handen voor het gezicht, terwijl haar geheele lichaam schokt van het krampachtig snikken. „Barones Stella", zegt h\i, op haar toetredend — ze hoort niet. „Stella!" zegt hij iets luider en legt zijn hand op haar arm. Ze schrikt op, laat de handen in den schoot vallen en kijkt hem aan met een vreeselijk troostloozen, wanhopigen blik — een blik, die hem voor haar verstand doet vreezen. Hij vergeet alles — zijn wantrouwen, zijn pijn; alleen een groote bezorgdheid over haar vervult hem. „Wat scheelt u, wat hebt ge voor leed ?" vraagt hij. „Ik kan het niet zeggen," antwoordt zij met heesche, bijna onhoorbare stem, terwijl ze de woorden heel haastig uitstoot; „het is iets verschrikkelijks, schandelijks . . . Het was in de eetzaal ... ik zat een beetje op zij, alleen toen hoorde ik twee heeren praten ... ik hoorde myn naam noemen, en toen ... en toen ... ik wilde 't niet gelooven, ik dacht, dat ik het verkeerd verstaan had . . . toen kwamen de heeren bij mij langs, en een van hen keek mij aan en lachte ... en toen . . . zag ik een jonge Engelsche, die ik in 't hotel Britannia in Venetie gekend heb — zij en haar moeder — de dochter ging op mij toe, mij vriendelijk groetend — maar haar moeder . .. hield haar terug ... ik zag het duidelijk, en ze keerde zich af ... En toen kwam Stase.
Haar oogen ontmoeten de zyne- „O! ge hebt het ook reeds gehoord!" Zy stoot een kort, heesch gesteen uit en houdt de beide handen tegen hare slapen. Het bloed stügt haar naar de wangen — ze is half dood van schaamte en ontzetting. „Gü ook!" herhaalt ze. „Ik wist, dat ik iets kwaads zou beleven op het bal, dadelijk; toen ik ontdekte, dat ik voor de tweede maal myn armband verloren had; maar dat . . . dat . . . had ik niet verwacht! O papa, papa, ik hoop maar, dat gü het niet mee aangehoord — mee aangezien hebt — ge zoudt geen rust meer kunnen vinden in het graf!" En weer bedekt ze haar gelaat met de handen en snikt. Een kort stilzwijgen volgt. „Zij is onschuldig, zü moet onschuldig zü'n!" juicht een stem in zyn hart; een diep berouw dat hü ook maar een oogenblik aan haar getwijfeld heeft, overkomt hem. Hü zou voor haar willen neerknielen en den zoom van hare japon kussen. '„Wees maar gerust, uw armband is gevonden," fluistert hü zacht. „Daar hebt ge hem." Zü grijpt ernaar. „Waar hebt ge hem gevonden?" vraagt ie, midden onder haar verdriet, met oogen, die vroolük opschitteren. „Ik heb hem heelemaal niet gevonden — monsieur de Hauterive vond hem, on wel op het eerste portaal in het huis nummer X Rue d' Anjou." zegt hy mat beklemde borst „Ach, dat dacht ik al — dat ik hem moest verloren hebban, toen ik mün arme tante Corrèze bezocht en toen my al myn vele pakjes ontgleden waren op de trap!" Ze zegt dat geheel onbevangen. Ze weet het niet eens, dat Zino in de Rue d' Anjou woont. „Uw tante Corrèze?" roept Rohritz uit. „Ge weet niets van mijn tante Corrèze ?" zagt zo haperend en ietwat verlegen. „Jawel, ik weet wel van haar afl" „Ze was zeer ongelukkig in haar eerste huwelük,"
gaat Stella voort en steeds heviger blozend, „zeer ongelukkig en... en... niet geheel, zooals men zün moet — maar sedert vier jaren ie ze met Corrèze getrouwd — met Corrèze, die haar slecht behandelt en op het oogenblik in Amerika concerten gaeft. Zy herkende my op straat door de gelykenis met een portret van mü, dat papa haar uit Venetië gezonden had. Ze was zoo lief tegen my en daarbij zoo treurig en schuchter, en ze had haar dochtertje bü de hand, een beelderig mooi kind, precies züzelf, alleen met zwart haar . . . Papa had my eans verzocht, vriendelyk tegen haar te zün, als ik. haar ooit ontmoeten mocht, ter wille van hem. Wat moest ik doen? Haar uitnoodigen, om ons te bezoeken, dat kon ik niet, want mamsk'' wil niet3 van haar hooren en heeft sedert jaren al haar brieven ongeopend verbrand . . . Een' of tweemaal ontmoette ik haar in het Louvre,' toen — werd zy ziek — kon niet uitgaan... en verlangde naar mij ... Ik bezocht haar, zonder mama ar iets van te zoggen. Het was niet goed... maar... papa had mü verzocht, haar viiendelyk te behandelen..." Ze ziet hem hul. peloos en smeekend aan met haar groote, onschuldige, zwarte oogen. „Arm kind, de keuze was moeilük voor uw goed on eerlyk hart!" zegt hü zeer teeder. „Ik ben zoo blü, dat ik iemaud heb. aan wie ik mü kan toevertrouwen", bakent zy hem... haar groot verdriet heeft ze vergeten in het kinderyk warm gavoel, van veilig geborgen te zyn, dat naast Rohritz altüd over haar komt. De tranen glinsteren nog op haar wangen, maar hare oogen zyn droog; ze probeert den armband om haren pols vast te maken, hü knielt by haar neer om haar te helpen, opeens trekt hü den armband terug en houdt hem in zyn« hand. „Stella", fluistert hy zacht en zeer inntg, „het valt niet te ontkennen, ge gaat zeer onvoorzichtig met uw goluk om; sta my toe, het voor n te hoeden, het zal veiliger zyn by m\y aan bü u." [Wordi rsiTclfcJ.)
"ERLACHHOF.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1909/10/05 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 28-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000111846:mpeg21:p001
De Gorriere della Sera beweert, dat de I)ultsclie Rijkskanselier behalve het Quirinaal ook het Vaticaan zal bezoeken om den Paus zijn opwachting te maken en met den heer Merry Jol Val te onderhandelen. Genoemd blad verklaart dit bezoek uit de houding der Duitsche Regeering tegenover Centrum en Polen, die op het Vaticaan natuurlijk
slechts met matige ingenomenheid wordt gecritiseerd. Maximilian Harden, de man van de opzienbarende onthullingen in Duitschland, deelt thans weer eenige interessante bijzonderheden mede in zijn blad de Zukunft over het indertijd door de Daily Telegraph opgenomen interview met Keizer Wilhelm. Eerst laat Harden in een alleenspraak von Bülow uitleg geven van de toedracht der zaak. Daarin wordt weinig gezegd, wat niet reeds bekend is, doch in de daarop volgende alleenspraak van den Keizer zijn eenige belangwekkende feiten te constateeren. Daaruit toch büjkt, dat de Keizer, toen hü naar Engeland ging, op uitdrukkelük verlangen van von Bülow bü iedere voorkomende gelegenheid uiting gaf aan zijn gevoel van oprechte vriendschap voor het Engelsche volk. lederen avond schreef de Keizer aan zyn Kanselier, jsvat hü dien dag had gezegd en met wie hij had gesproken. Toen de Daily Telegraph het plan opperde een deel van die gesprekken te publiceeren, zond de Keizer, zooals bekend, het manuscript naar von Bülow, die het, zonder het in te zien, goedkeurde. Bülow heeft later, toen ieder den Keizer hard viel, nimmer gezeg:d, dat de gesprekken van zijn Vorst op zyn, Bülow's verlangen hadden plaats gehad. Eveneens hoeft hü verzwegen, dat de mededeeling van Frankrük en Rusland aan Duitschland, om ten gunste van de Boeren tegen Engeland gemeene zaak te maken, vóór deze door den Keizer aan zyn grootmoeder werd gemeld, door von Bülow langs den ambtelijken weg al aan de Britsche Regeering was gedaan. Het slot van Harden's opzienbarend artikel is een alleenspraak van het volk, waarin hy dit van von Bülow laat zeggen: Hü heeft Wilhelm tien jaar lang op de zoetste vleierijen onthaald en is, als mandataris van de vrees des volks, juist op het oogenblik tegenover hem opgetreden, dat de Keizer het formeele recht aan zijn kant had. Dat kon de Keizer hem niet vergeven. Ook het volk kan het niet. Het kan hem enkel de genade van de vergetelheid schenken. En vurig hopen we, dat de schrikkelyk-ernstige November-les toch als heilzame waarschuwing zal blyven werken. De Duitsche Kroonprins ondernam Zaterdagnamiddag in gezelschap van Orville Wright een opstijging met de vliegmachine te Potsdam. Wright ondernam bovendien nog verscheiden tochten met zijn aéroplane, waarbij hü volgens ooggetuigen naar schatting een hoogte van 400 meter bereikte. Te Mainz had een artillerist, E'zaaser van orignie, het ongeluk onvermüdelük te moeten niezen toen een onderofficier hem een standje schopte op allesbehalve beleefde of behoorlüke manier. De onderofficier voelde zich beleedigd en bracht den ongelukkigen artillerist voor den krijgsraad, die hem tot vier maanden gevangenisstraf veroerdeolde. Een beroep op het Hoog Militair Gerechtshof mocht niet baten. Als een Duitsch artillerist niest als hü een standje krijgt, gaat hü vier maanden do gevangenis in. Ibrahim Bey, zoon van den Sjeik-oel-Islam' de nieuwe Wali van Saloniki, heeft de politie order gegeven den Tarkschen vrouwen te verbieden zich ongesluierd in het openbaar te vertoonen. Verder heeft hü alle geloovigen aangemaand zich te houden aan de voor de maand Ramadan vooigeschreven vasten. Wie in den vastentüd in 't openbaar eet of drinkt, zal gearresteerd worden. Ten slotte spoort Ibrahim Bey de geloovigen aan zich streng te houden aan de bepalingen van den Koran en verwüt hun den godsdienst verwaarloosd te hebben. De bemanning van de Amerikaansclie vloot, die verleden jaar een reis om de wereld maakte, heeft golden bijeengebracht voor een
prachtigen gouden beker, die aan de Japan sche Marine ten geschenke gegeven zal worden ala bewüs van waardeering voor de blü'ken van beleefdheid die den Amerikaansèhen zeelieden gewerd gedurende hun verbly'f in Japan. Toen President Taft te Portland (Oregon) in zyn automobiel wilde stappen om de militaire parade te gaan bijwonen, trachtte een man den' President met alle geweld te naderen, schyn-"' baar om kiekjes te nemen. De man werd door de den President vergezellende detectives gearresteerd en gefouilleerd, waarbü bleek, dat hy' een zes-loops revolver en een hoeveelheid munitie bü zieh had.
"OVERZICHT DER BELANGRIJKSTE GEBEURTENISSEN.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1909/10/05 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 28-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000111846:mpeg21:p001
Dwingeloo, 2 Oct. Aanwezig alle ledenVoorzitter de burgemeester. De notulen der laatst gehouden vergadering d.d. 7 Sept. 1.1. worden gelezen en onveranderd vastgesteld. 1. Ingekomen en voor kennisgeving worden aangenomen: «. Een schrijven van Ged. Staten, houdende mededeeling, dat wegens de vacature van personeel aan de school te Dwingeloo ontheffing is verleend van het 4e lid van art. 48 der wet op het L. O. b. Eene resolutie van Ged. Staten, waarbü B. en W. worden gemachtigd tot het doen van af- en overschrijving van en op posten der begrooting van uitgaven, dienst 1909. c. Eene res. van Ged. Staten, houdend* mededeeling, dat aan het verzoek van H. Nystad te Lhee, om boven 't maximum vergunning tot verkoop van sterken drank in 't klein niet kan worden voldaan. d. Eene -es. -an Ged. Staten, houdend® mededeeling, dat -regens ryksbydrage in de kosten van het L. O. de gemeente f 214.14 5 te weinig heeft ontvangen. e. Een schrijven van den heer J. Vermeulen^ dat hy' sedert 15 Sept. jl. de betrekking van hoofd der school te Lhee weder waarneemt; tevens betuigt hy den Raad zy n dank voor het hem verleende verlof. 2. Nadat het lid E. de Vries heeft meegedeeld, dat de commissie, belast met het nazien, geen» op- of aanmerkingen heeft betreffende de begrooting van inkomsten en uitgaven over 1910; komt deze artikelsgewüze in behandeling en. wordt zy overeenkomstig het voorstel van B. en W., in ontvangst en uitgaaf vastgesteld tot een bedrag van f24.362.31. Er is 'n post van f222.81 5 'oor onvoorzien» uitgaven uitgetrokken. Verder kunnen we nog meedeelen, dat wegens het afschaffen der schapen.te Lheebroek, de berken aldaar gekapt zullen worden; de ontvangsten worden geraamd op f 30. Het vorige jaar bedroeg de post kunst- en straatwegen f500. Deze is verhoogd tot f1000.' Bovendien is er f600 uitgetrokken, om in den straatweg door het dorp een spoor keien van M. breedte door klinkers te vervangen. 3. Overeenkomstig het advies van B. enW. wordt met het oog op de geringe deelname in de kom der gemeente, afwüzend beschikt op het adres van de afdeeling „Diever en O." van den Eond van Ned. Onderwüzers, in zake herhalingsonderwys voor meisjes te Lhee en Leggeloo. 4. Daar 1 Jan. 1910 de 6-jarige ter myn verloopen is wordt de verordening op de heffing van tolgelden opnieuw vastgesteld en wel overeenkomstig de tegenwoordige verordening. 5. Ingekomen was een adres van T. H. de Vries in zake pacht der tol te Dieverbrug. Daar de tolpachtster overleden is verzoekt adressant zy'ne familie toe te staan met 1 Nov. het tolhek te mogen verlaten en van do pacht, die aangegaan is tot 1 Mei 1910, te worden ontheven. Uit de bespreking blükt, dat niet alleen de pachtster, maar ook één der borgen is overleden;
ae femilio blijft evenwel voor de pachtsom aansprakelijk. Het lid Stuart is er niet tegen het verzoek in te willigen mits do gemeente er geene schade bij lijdt. Het lid Bloemerts, hoewel niet tegen schikking z\jnde, vindt het sekuurder de verpachting te doen ingaan met 1 Mei, dan 1 Nov. Het lid Mos wil daarom eerst voor 'n half Jaar verpachten en later voor 3 jaar. Na eenige discussie wordt besloten, dat men, onder goedkeuring van B. en W., den tol gedurende het halve jaar mag verpachten. Erfgenamen en borg blijven evenwel voor de pachtsom aansprakelijk. ^ 6. Overeenkomstig het voorstel van den voorzitter werden B. en W. gemachtigd tijd en plaats te bepalen, wanneer en waar de verpachting van het tolhek te Dieverbrug zal plaats hebben. •Op de vraag van den voorzitter, of de gunning aan B. en W., of aan den Raad zal worden overgelaten, zegt het lid J. F. de Weerd, dat hij er wel bij tegenwoordig wil zijn. Bepaald* wordt, dat de Raad over de gunning zal be-~ slissen. 7. Behandeld wordt een adres van R. Zaligman en anderen, om de te houden jaarmarkt in Juni 1910 wegens het Israël, pinksterfeest op een anderen dag te bepalen. Adressanten komen thans reeds met het verzoek, omdat de verandering thans nóg in den Steenwijkeralmanak kan worden opgenomen. Met het oog op de jaarmarkten in naburige gemeenten gaat het moeielijk een anderen dag to vinden en wordt besloten op het adres afwijzend te beschikken. 8. Straatweg—Ansen. De voorzitter zegt, dat B. eu W. waren uitgenoodigd te Ruinen, om met het dagelijksch bestuur aldaar de richting vau den te leggen straatweg te bespreken. Uit de discussie blijkt ons, dat men aldaar weinig is opgeschoten. B. en W. dezer gemeente zijn met het oog op de te verkrijgen subsidies er tegen den weg onneodig te verlengen en scherpe hoeken te maken, zooals Ruinen voorstelt. Alle leden zijn het hiermede eens. Er zal bij het gemeentebestuur van Ruinen worden aangedrongen o\ eon sneer punt van aansluiting. 9. De voorzitter zegt, dat om de Juliana boom eene onooglijke afrastering is gemaakt. Met het voorstel om er een net hekje om te plaatsen, kunnen allen zich vereenigen. 10. Op de vraag van den voorzitter, wie in de openbare vergadering nog het woord verlangt, zegt het lid de Weerd, dat het tijd wordt den ontginningspost eens aan te pakken, anders wordt deze post weer op andere posten overgeschreven. De voorzitter zegt, dat het ontginnen een aanvang zal nemen. Hot lid de Vries wijst er op, dat er thans nog geene palen zijn geplaatst bij de rijwielpaden; met de a.s. jaarmarkt zullen ze door het vee worden stukgetrapt. De voorzitter zegt, dat de begrootingspost «le vorige vergadering eerst is verhoogd en dat ie thans wel spoedig geplaatst zullen worden. Het lid Mos wil doorwerken, om een straatweg te verkrijgen langs de Voshaar naar Bellen. Hierover ontstaat nog al een lange discussie. Niettegenstaande de Raad van Beilen vroeger niet wou meewerken zal er wordao geïnformeerd, hoe men aldaar thans over de zaak denkt. Hierna wordt de vergadering gesloten.
"Raadsvergaderingen.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1909/10/05 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 28-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000111846:mpeg21:p001
De GEDEPUTEERDE STATEN der provincie Drenthe brengen, ingevolge art. 5 van de wet van 13 Juli 1895 (Staatsblad no. 113) ter openbare kennis, dat door hen by beschikking van heden, no. 41b , is genomen volgend besluit: Gelezen een adres d.d.: (1) 25 Maart 1909, (2) ter Provinciale Griffie ingekomen 13 April 1909, (3) ter Provinciale Griffie ingekomen 17 Mei 1909, (4) ter Provinciale Griffie ingekomen 17 Mei 1909, van : (1) Jan Hadders Rzn., vervener, Henderikus Haasken Hadders en Joliannes Gerhardus Hadders, beiden landbouwers, allen te Emmen, (2) Mans van der Veen, landbouwer te Valthe, gem. Odoorn, mede als voogd over zijne minderjarige kinderen Geesje, Evertien, Harm, Willemina en Willem van der Veen, (3) Jan Steenbergen.; als gehuwd met Ltmmechien Braam, schaapherder, Lair.niechlen Braam, wed. van Hendrik Schutting, voor zich en als moeder-voogdes over haar minderjarigen zoon Albert Schutting, timmerman, Jantien Schutting, zonder beroep, allen te Exloo, gem. Odoorn, en Lammechien Schutting, dienstmeid te Borger, (4) Berend Berends, dienstknecht te Exloo, gem. Odoorn, houdende verzoek om vergunning: (voor 1) om de vervening in het perceel Sectie C no. 693 der gemeente Odoorn voort te zetten, zooals die vroeger daarin heeft plaats gehad, (voor 2, 3 en 4) tot vervening van de bovenste veenlaag in het perceel Sectie 2. F no. 910/3. C no. 1286/4. C no. 1287 der gemeente Odoorn, ter dikte van ongeveer 1 Meter, waarmede, zooals bij onderzoek is gebleken, doov hen bedoeld is, de vervening in dat perceel laagsgewijze, zooals die reeds is aangevangen, voort te zetten, (voor allen) met vrijstelling van de betaling van veengelden, benevens de daarop ingewonnen berichten van Burgemeester en Wethouders dier gemeente, d.d. 23 April, 5 Mei en 14 Juni j.1. nos. 414, 482, 626 en 628, en van den Ingenieur van den Provincialen Waterstaat in Drenthe, d.d. 16 Augustus j.1. no. 1417 en bijlagen ; Gelet op de bepalingen der wet van 13 Juli 1895 (St.bl. no. 113) en van het reglement op de verveningen in deze provincie (Provinciaal blad no. 14 van 1909); Overwegende dat er, na het Koninklijk besluit van 3 December 1908 no. 25. houdende beslissing op het beroep van G. Veendy'k te Eelde en speciaal gelefop de drie laatste overwegingen van dat besluit, bij dit College geen verder bezwaar bestaat de vergunning in voege gevraagd te verleenen en dat, hoewel de bedoelde gronden vallen onder de toepassing van hoofdstuk III van het reglement, er voor het College allo aanleiding bestaat om in casu vrijstelling van de betaling van veengeld te verleenen;
Is besloten: Art. 1. Aan de/n adressant/en en zijne/hunne rechtverkrijgenden, met behoud van een ieders recht, vergunning te verleenen tot vervening van de bovenste veenlaag van voormeld perceel Sectie (1, 3, 4) C, (2) F der gemeente Odoorn op de volgends voorwaarden: 1*. Met de vervening mag in eenig jaar (het jaar gerekend van 1 September tot 31 Augustns) niet worden aangevangen, dan nadat aan Gedeputeerde Staten minstens drie maanden, doch ten hoogste zes maandeH voor het tijdstip, waarop men met de vervening wensent aan te vangen, schriftelijk kennis is gegeven van het voornemen tot vervening in dat jaar, onder opgave van het kadastrale perceel, waarin zal worden verveend en van den naam en de woonplaats van hem door wien of krachtens wiens last die vervening zal worden uitgeoefend, in verband waaimede vervolgens aan den Ingenieur van den Provincialen Waterstaat in Drenthe of aan den door dezen aan te wijzen ambtenaar ter plaatse aanwijzing moet worden gedaan van de perccelsgedeelten, waar in dat jaar zal worden verve«d. 2°. De vervening van liet perceel moet zich beperken tot de vergraving vau de bovenste veenlaag tot geen grootere dikte dan die waarop de vervening van die laag reeds is aangevangen en jaarlijks geschieden tot de volle dikte van die laag; andere verveningen in het perceel dan van die laag zijn verboden. In het jaar waarin fle bovenste veenlaag, in de vorige alinea bedoeld, is verveend, moet liet gedeelte van het perceel, dat dientengevolge van die laag is ontbloot, weder in cultuur worden gebracht, indien het perceel bestaat uit reeds in cultuur zijndeu grond. De afgravingen en uitbaggeringen langs de grensscheidingen van het perceel geschieden op zoodanige wijze, dat daardoor nimmer eeuige schade aan de naburige perceelen kan ontstaan. 3°. De Voorzitter en de leden van Gedeputeerde Staten en de ambtenaren vau den Provincialen Waterstaat zullen ten allen tijde vrijen toegang hebben tot het verveningsterrein en de daarin of daarop aanwezige kunstwerken, ook tot het verrichten van zoodanig onderzoek als zy voor het toezicht op de naleving van de aan de vergunniug verbondeu voorwaarden noodig achten. 4". Deze vergunning vervalt en houdt dus op van kracht t.. zijn op het oogenblik dat de sub 2 bedoelde laag geheel is verveend en het perceel, voor zoover het bestaat uit in cultuur zguden grond, geheel in cultuur is gebracht. 5". Deze vergunning treedt niet in werking, voordat: a. de termyn van beroep, bedoeld in art. 5 der wet van 13 Juli 1895 (Staatsblad no. 113), is verstreken, of, ingeval beroep wordt ingesteld, voor dat op dat beroep de Koninklijke beslissing gevallen is, in verband waarmede de'nconcessionaris/sen wordt medegedeeld, dat het besluit van Gedeputeerde Staten, waarbij deze vergunning verleend is, zal worden opgenomen in het nummer van het in deze provincie verschynend dagblad („Provinciale Drentsche en Asser Courant" van den 5 Oct. 1909); b. de verklaring van aanvaarding, bedoeld in art. 5 sub 2b van het reglement op de verveningen in deze provincie, is ingezonden. Art. 2. Aan de/n concessionaris/sen de doorhem/hen gevraagde vrijstelling van de betaling van veengeld te verleenen. Van dat besluit, waarvan kennis kan worden genomen ter Provinciale Griffie te Assen en ter Secretarie der gemeente Odoorn, kan door ieder belanghebbende beroep worden ingesteld binnen 30 dagen na de dagteekening dezer courant; het adres van beroep,opzegolgesteld, moot worden gericht aan H. M. de Koningin, maar worden ingediend bij den Commissaris dor Koningin in Drenthe, te Assen. Assen, den 3 September 1909. De Gedeputeerde Staten voornoemd, HOMAN, voorzitter. B. W. Th . SANDBERG, Griffier.
"Vervening. Gemeente Odoorn.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1909/10/05 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 28-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000111846:mpeg21:p001