Welke straffen Rammen, bij de veroordeeling van minderjarigen toepassing vinden? Men kent de plaatsing op de tuchtschool, de geldboete, de berisping, maar daarnaast ook het stellen ter beschikking van de regeering. Dat laatste is vooral de dwangopvceding, izonder toepassing van eigenlijke straf, waarvan spreeict art. 39 van dien derden Titel van ons Wetboek van Strafrecht. De wet somt de noodige misdrijven op, waar voor men tot bedoelden maatregel zijn toevlucht kan nemen. De bedoeling van de beschikbaarstelling van de regeering is steeds om zooveel mogelijk m het belang van den beklaagde te handelen en dezen goede kansen voor zedelijk (herstel te geven. En de dwangopvoeding kan dan geschieden óf in een Rijksopvoedingsgesticht óf in een particulier opvoe*Jimgsge sticht, welke laatsten al of niet een kerkelijke kleur kunnen hebben. De particuliere ir lichtingen moeten rechtspersoonlijkheid hebben en in haai' statuten en reglementen degelijke waarborgen geven voor duurzame en goede verzorging van 'de minderjarigen. Zij kunnen subsidie ontvangen en treden dan oiKier het toezicht van den Minister van Justitie, bijgestaan door toet Aligem. College van Toezicht, Bijstand en Advies. In die inrichtingen krijgen de kinderen dan een goede lichamelijke verzorging, leiding voor bun karaktervorming, Lager Onderwijs en Vakonderwijs, zoodat zij, in vrijtoeid gesteld, behoorlijk zullen kunnen meeijveren in den strijd om het bestaan. De godsdienstige belangen worden naast het genoemde niet vergeten'. Bedenkt men dit alles, dan is feitelijk de ter beschikkingstelling van de regeering voor menig kind, geboren en levende in slechte omstandigheden verre van onaangenaam, liet is geen achteruitgang maar een voor deel, waarbij alleen de gedachte drukkend blijft, dat men iets misdreven heeft en daarom afgezonderd werd. Tot 21 jaar duurt deze afzondering, waarin ondertusechen wel v x.r de noodige beweging en afwisseling wordt gezorgd; de regeering kan dezen tijd verkorten voorwaardelijk of onvoorwaardelijk, maai' tot 21 jaar is 'bet normale. Hiertegen nu hoort men veel al bezwaren. Is dit niet wat lang? Is het kind 18 bij het begin van de afzondering, dan niet, maar ais het 'bijv. 14 is ? En toet kind èn de om standjgheden, waarin toet leefde, kunnen zich zoo zeer veranderen in dien tijd. Waren er slechte gezinsomstandigheden op het 14< Je jaar, dan kunnen die op het 10de of 17de zeer gewijzigd zijn en een teruggave in den huiskring rechtvaardigen. Eien slechte ■vader of moeder kan in dien tijd zijn gestor veti. en een nieuw huwelijk van de(n) over blijvende kan groote verbeteringen hebben gebracht, zoodat het kind een tehuis zou vinden, dat hem beter tegen het kwaad beveiligt dan het vroegere slechte tehuis. In zulke gevallen zou in elk geval een tijdelijke pr>eve met teruggave kunnen worden gewaagd.
„ De tenuitvoerlegging van een tor besciuKki/.gstelling van de regeering kan behalve in rijks- of andere gestichten en inrichtingen ook door gezinsverpleging 'haar beslag krijgen. Het is merkwaardig, zoo schreef de Mtt. Ct. dezer dagen over dit punt, dat de regeering zelf dat nooit doet; maar de particuliere vereenigingen of gestichten zich vaak van dit middol bedienen. In de Rijksgestichten ontvangen de verpleegden loon voor den arbeid, dien zij verrichten, waardoor zij zich een uitgangskas kunnen vormen en daar ze ook in het bezit gelaten kunnen worden van hun rijksklecdiing en uitrustingstukken, kan men niet zeggen, dat ze op hun 21e jaar maar op de maatschappij worden losgelaten Dat ook het strafstelsel in de rijksopvoedings gestichten geregeld werd. behoeft geen betoog IX' bedoeling deze»' ter beschikkingstelling is inderdaad goed. De mogelijkheid openen om een kind, dat, om, welke reden dan ook dreigt onder te gaan, door een langdurige dvangopvoeding te behouden. Toch wordt o-a. te weinig rekening gehouden met de gegevon moge.ijkheid van een voorwaardelijk of onvoorwaardelijk vervroegd ouïslag. De oorzaak daarvan zal wel wezen, dat het vonnis per se strekt tot het 21e jaar toe. Het iOJ goed wezen, wanneer een andere vorm gf.vt.nden zou kunnen worden, waardoor de duur der ter beschikkingstelling teruggebracht kon worden tot een geringer aantal jaren. Tegen dergelijke maatregelen mel| langen termijn is men immers ook bij de behandeling der Psyctoopathenwet in de Tweede Karnei' opgekomen. In die wet is dan ook de ter beschikkingstelling teruggebracht van 10 jaar — zooals was voorgesteld — tot 2 jaar. Hierdoor zou ook een aanmerkelijke bezuiniging worden venkregen, want de rijksopvoedingen kosten veel te veel aan den lande. In het (gesticht te Leiden bijv. zijn de kosten per hoofd hooger dan het kostgeld op de duurste particuliere kostschool en ongeveer geiijk aan de som die te Nieuwediep noodig is voor de opleiding van een adelborst. En dan. Er heeft zich een geval voorgedaan, dat het boven voorgestelde wettigt. In ooi legstijd werden de ter beschikking van de regeering gestelden zoo talrijk, dat de op voedeiingen niet opgenomen konden worden Er kwam achterstand in de opname. Toen dt.ed Minister Heemskerk een onderzoek instellen in 1919, hoe het gegaan was met al die kinderen, die men nog niet had ikunnen opnemen en het onderzoek wees uit, dat honderdtallen allang zichzelf gereclasseerd hadden. Uit één en ander moge gebleken zijn, dat do bepaling van Art. 39 Wetboek van Strafrecht inderdaad goed is, maar wel eenige ■herziening behoeft, welke zal wezen in het vooideéi èn van menig ter beschikking gestelde én van 's Rijksschatkist.
"De Minderjarige en het Strafrecht.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1925/09/10 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 24-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000112236:mpeg21:p005
"Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1925/09/10 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 24-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000112236:mpeg21:p005
I. De Minister van Binnenlandsche Zaken was met verlof; de Minister van Financiën, president van den Ministerraad, vertoefde buitenslands ; de Minister van Buitenlandsche Zaken was aan het verhuizen en ging daarna naar Geneve; de Minister van Koloniën dobberde op de zilte baren. Wanneer men die berichten in de dagbladen las, gevoelde men eerst recht, hoe diep wij in den komkommertijd van de Augustusmaand zaten. De regeeringsmolen stond niet stil, aan alle departementen van algemeen be> st'uur werd met dezelfde voortvarendheid als gewoonlijk, zij het ook met tengevolge van ver lof' ietwat ingekrompen personeel, gearbeid en de „Staatscourant" gaf eiken avond een reeks van administratieve maatregelen, benoemingen «enz., bewijzende, dat de zaken liepen, uiterlijk els gewoonlijk. Maar stil staat wèl de parlementaire machine. Als er nog een voorloopig verslag het licht zag, rakerde het handelstractaat met Hongarije, dan is dit enkel een achterblijvertje van de thans feitelijk afgesloten parlementaire periode, het
nieuwe parlementaire tijdperk, ingeluid door de verkiezingen van Juli, heeft nog geen aanvang genomen. Dat kan ook niet: de zitting 1924 1925 moet in September nog gesloten worden — een formaliteit, waarvan de beteekenis in de laatste jaren nog is gedaald. Weleer had de rede, waarmede de minister-president in naam der Koningin met de gebruikelijke plichtplegingen de zitting voor gesloten verklaarde, nog iets om het lijf, doordat daarin een opsomming voorkwam van al wut met medewerking der Staten-Generaal in het afgeloopen jaar was tot stand gebracht en waarin zelfs aan de onbeduidendste wetjes een plaats werd ingeruimd Doch ook dat is gewijzigd; de sluitingsrede bepaalt zich in de laatste jaren tot een algemeenheid en wij vermoeden, dat in deze gedragslijn wel geen wijziging zal worden gebracht en zij niet meer dan enkele regelen druks in ons blad in beslag zal nemen. De pari. machine vangt eerst weder met draaien aan na de Troonrede en de indieningder begrooting. Troonrede en Staatsbegrooting zijn, als we op de beeldspraak even mogen voortbouwen, de eerste slagen van het ministe. rieele vliegwiel, welke tegelijk de kamraderen van Tweede en Eerste Kamer in beweging zul len zetten en dan beginnen ze te draaien. Eerst in een matig gangetje, doch geleidelijk met
sneller vaart, totdat tegen dat de Kerstdagen in It sicht komen met full speed gewerkt wordt. Naar de Troonrede wordt door een ieder, die wat gevoelt voor de openbare zaak, met belangstelling uitgezien. Immers het gebruik wil — en in een goed parlementair stelsel neemt het gebruik een gewichtige plaats in —, dat een nieuw ministerie in de eerste Troonrede, welke het opstelt, een program van actie ontwikkelt, dat als richtsnoer dienst doet voor de gansche periode van vier jaar, waarvoor de Tweede Kamer is gekozen. Elke minister geeft daarin op zijn beurt aan die punten van regeeringsbeleid, waaraan hij zijn aandacht in het bijzonder wil wijden en het regeeringsstuk is dientengevolge rijk aan goede voornemens. 'Maar men weet, waarmede de weg ter hellp is geplaveid en wie eenigszins op de hoogte is van de parlementaire geschiedenis, zal ons toegeven, dat haast elke Troonrede steenen daartoe heeft bijgedragen. Wat begrijpelijk en vergeeflijk mag heetten. Want met hoe goede voornemens een regeering ook bezield moge zijn, zij heeft de gebeurtenissen niet in de hand. Zij moge wikken zooveel zij wil, een hooge-e macht beschikt ten slotte. En bovendien is op den duur de macht van een parlement grooter dan die eener regeering en gelijk het met onwillige honden kwaad hazen vangen is, zal het een regeering, hoe volijverig ook, onmogelijk zijn wetten te maken met een onwillige Volksvertegenwoordiging. Nu het nieuwe ministerie nog niet compleet is, met name de heer Weiter de portefeuille van het departement van Koloniën nog niet heeft ter hand kunnen nemen, zal het ontwerp-Troonrede nog niet in behandeling zijn genomen, al zal wel elk lid der nieuwe regeering reeds in het hoofd hebben, wat hij zijnerzijds er in gebracht wil zien. Met de Staatsbegrooting is het uit den aard der zaak anders gesteld. Die wordt niet in een handomdraaien in elkander gezet en men behoeft er geen oogenblik aan te twijfelen of zij ligt kant en klaar op den lessenaar van minister Colijn, minister-president en Minister van Financiën tevens. Anders toch zou deze bewindsman er zeker geen oogenblik aan gedacht hebben om vacantie te nemen. En men kan wel overtuigd zijn, dat het een sluitende begrooting zal wezen. Immers als de man, die als Minister van Financiën in het thans afgetreden kabinet een eind heeft weten te maken aan het dreigend tekort op de begrooting, is hij bij de jongste verkiezingen met overgroote meerderheid tot lid der Tweede Kamer gekozen. Nu heeft hij wel, wegens zijn benoeming tot minister, het Kamerlidmaatschap niet aanvaard, maar zijn eer zoowel als zijn zedelijke plicht stellen hem tot eisch, dat de begrooting voor 1925, die weder zijn onderteekening zal dragen, sluitende cijfers zal verloonen. Met belangstelling, laten wij liever zeggen : mer nieuwsgierigheid zal men ongetwijfeld afwachten, hoe hem dit zal gelukt zijn. Wellicht bevat de Troonrede daaromtrent reeds een vingerwijzing, doch de Millioenenrede zal onvermijdelijk een uiteenzetting bevatten van de politiek, die hij wenscht te volgen om ons financiewezen op de gezonde basis van de tering naar de nering zetten te grondvesten. Tusschen haakjes : Millioenenrede is in den loop der tijden een onjuiste aanduiding geworden. In vroeger jaren hield de Minister van Financiën bij de indiening der Staatsbegrooting inderdaad een toelichtende rede, doorspekt met gansche cijferreeksen, en wij herinneren ons nog zeer goed, hoe wijlen minister v. Zuylen v. Nijevelt zijn millioenenrede uit het hoofd voordroeg. In de laatste jaren is echter de wel zeer verstandige maatregel ingevoerd, dat de rede achterwege blijft en vervangen wordt door een Nota, welke de begrooting inleidt en waarin precies hetzelfde wordt gezegd als weleer in de Millioenenrede, maar het woord is, voorloopig althans, in gebruik gebleven. Maar, om tot de begrooting terug te keeren; aangenomen, dat zij als sluitend wordt ingediend — wat niet te betwijfelen valt — zal zij dan ook maatregelen tot verlichting van belastingdruk bevatten ? Hoe zal het wijders gaan met de voorgedragen weeldebelasting, die in de achter ons liggende periode onafgedaan is gebleven ? En zal de Vlootwet weder naar voren gebracht worden ? Zal in het algemeen voortgearbeid worden in de richting, welke het thans heengegane ministerie was ingeslagen of zal men aan enkele der voorgedragen maatregelen, die met zeer betrekkelijke sympathie ook bij de toenmalige regeeringsmeerderheid waren ontvangen, een eervolle begrafenis in den vorm van onafgedaan laten bezorgen ? Dit zijn alle vragen — en et zijn vele bij te voegen — waarop de Troonrede en Staatsbegrooting direct of indirect het antwoord zullen
kunnen brengen, dat kenmerkend zal zijn voor den aard van den arbeid van het nieuwe ministerie, en lijn zal geven aan dien van het parlement. 't Is nu nog stil in de wereld der politiek, maar na den derden Dinsdag van September komt er weer leven in de brouwerij. Zal de stilte, die thans nog in die wereld heerscht, blijken de stilte te zijn, die aan den storm voorafgaat ? Die vraag willen wij in een volgend artikel nog aan een korte beschouwing onderwerpen. PENSIOENEN EN WACHTGELDEN. Het departement van Financiën deelt mede, dat in het vervolg alle pensioenen en wachtgelden ten laste van de Nederlandsche StaatsbeCTOoting en ook die ten laste van het Al gemeen Burgerlijk Pensioenfonds per chèque zullen worden betaald. Hieronder zijn he, grepen de pensioenen van de onderwijzers, loodsen, de mindere geëmployeerden van zeeen landmacht, de gemeente-ambtenaren, de polder- en waterschapsambtenaren en alle weduwen- en weeaenpensioenen voor zoover die pensioenen niet op de betrokken girorekening van belanghebbenden worden bijgeschreven. Belanghebbenden, die metterwoon hier te lande gevestigd zijn, behoeven geen attestatie de vita meer over te leggen. ONVEILIGHEID EN GEVAREN. Lenigen tijd geledlen werden /wdj opgeschrikt door een klein maar veelzeggend bericht in de provinciale bladen, zoo schrijft men in „De Morgen" uit Heerlen. Dp den Rijksweg van Nijmegen—Maastricht werden nl. auto's gesignaleerd, die er reden met het kennetlijk doel om grootere meiisjes te ontvoeren. Tot op heden hebben de bladten daarover niets meer vermeld, zoodat wij veilig
mogen aannemen, dat er tot nu toe geen enkel meisje ontvoerd is. Wel (heeft ziah een geval voorgedaan in dei maand Juli op den Rijksweg tussohen Susteien en Eioht; maar dojr elen gelukkig toeval is deze dunelsehe poging m'üiukt. Tot waarschuwing en ook om de man! 'r ta leuren kennen, waarop gewetenlooze individuen in soortgelijke gevallen optreden, laten wij hier de toedracht der zaak volgen. Een onderwijzeres reed in de tweede helfl van de maand Juli des morgens om half negen op den Rijksweg om zich naar Echt te begeven. Eien eindje buiten Susteren reed 'n auto haar achterop. Na het eerst gegeven signaal iweek de onderwijzeres naar rechts uit. Maar de auto hield steeds naar rechts aan en op een gegeven oogenblik werd de wielrijdster op zachte iwijize omvergereden. Dadelijk kwam één der mannen op haar toé, quasi om te helpen, maar feitelijk ern haar door middel van een bedwelmend vocht in staat van verdooving te brengen. Getukkig begreep het meisje de bedoeling. Met alle kracht tractntte zij zich te verweren en begoöi luidkeels te roepen. Tot haar geluk werkte op een der omliggende velden een landman» die met oen hark in de hand op het noodgesohreeuw naar den Wegerïs de zeer gemengde en internationale bevolking der mijnstreek zijtn daar de ma reele gevaren grooter dan elders. HET LEVENDE LIJK. Onder dit opschrift schrijft het „Hbld." : AI vragend en snuffelend doet de rekankamer weil eens aardige vondsten. Zoo heeft 2e, anuffelend in een N. O. T-kwestie, he; be-taan ontdekt van... het Koninklijk Nationaal Steuncomité. Het bestaan? Ja zeker, want dat comité moest al lang dood zijn. De rekenkamer herinnert er aan, dat reeds in de zitting 1918—'19 van de Staten-Generaal, 'bij suppletoire begrooting geld was aangevraagd wegens de „opheffing'' van het Kon. Nat. Steuncomité, welks taak verder door de regeering aou worden overgenomen. Maar dat doode comité blijkt nog springlevend te zijn- Ten eerste is het nog oteeds aan het „afwikkelen" van verleende eredieten (hypotheken voor dten bouw van middenstandswoningen, voor «schotten voor studie van verlofsofficieren en middenstandscredieten), maar bovendien gaat ■het ook nog kalm voort met steunverleeningen. Maandelijks geeft het f 20.000 aan rentetrekkeriü van de Ongevallenwet en het heeft in 1923 nog / 40.000 gegeven aan de bevolking In de veenstreken en ƒ 100.000 aan Nederlanders in den vreemde. Het heeft voorts nog een kapitaal van 6 ton benevens eenige duizenden in 't vooruitzicht aan nog te innen voorschotten. De stichting had — zoo deelden de ministers van Binnenlandsche Zaken en van Arbeid aan de rekenkamer mede — ,,over dftze bezittingen do vrije beschikking en wai? op dien grond voornemens met hare werkzaamheden vijprt. te gaan, zooveel mogelijk" (sic!) „in nauw overleg met de toetrokken ministers." Mooi ! Dat zal wel goed gaan. Maar de Tekenkamer kon toch niet laten op te merken, dat do feitelijke toestand dus niet klopte op dten wettelljken, volgens welken het steuncomité was opgeheven en voorts de -vraag t>; I tollen, of het wei in den haak was dat de verplichtingen van dat comité thans grootendeols wèl door den Staat waren overgenomen, maar de 'bezittingen niet. En zij drong er op aan, dat nu althans het definitieve N. O- T.snMo niet in de kas van het Steuncomi té, maar In drie van het Rijk zou worden gestort. De brief, waarin de rekenkamer een en ander onder de aandacht bracht van den vo. rzitter van den ministerraad, is van 5 (Pebr. 1925. Hij was bij het afsluiten van het vrslag der rekenkamer (dat. op 31 Juli aan de Tweede Kamer ie gezonden) nog niet beantwoord. HET KINDERLIJKJE IN TREIN 122. Di>t is geen zomerpraatje, vertelt de „Opr. ■Haari. Ct.", maar een waarlijk dezer dagen onder den rook van Haariem gebeurd feit, dat te vermakelijk is om in den doofpot gestopt te worden en dan in vredesnaam desnoods maar als verzinsel moet worden beschouwd. Het gebeurde dan dat trein 122 uit Rotterdam onderweg was naar Haarlem. Een hoofdconducteur ijsbeerde op de tusschenstatiorvs de onderscheidene wagons door en zijn scherpziend oog waakte. Toen wilde het ongeluk, dat hij bij een Btation in een der W- C.'s ging en daar even rondkeek. ; O, schrik... daar lag op den hodem een verschrikkelijk voorwerp, een pakje, bloederig besmeurd. De hoofdoonducteur werd ■bleek van sohrik toen hij deze griezelige vondst deed, maar zijn kalmte verloor hij Wiet. Hij begreep... in deze W. C- had zich een verschrikkelijk drama afgespeeld. Ben jonge moeder had hier haar kind vermoord, het ingepakt en zoo laten liggen, niet vermoedend, dat de hoofdoonducteur hier langs ?ou komen. . Kordaat stapte hij uit en belde naar het eerstvolgend station, n.1. Haarlem, dat politiehulp moeeit worden ingeroepen, dat hij op de !W. C. van trein 122 een kinderlijkje had gevonden, gepakt in een tijtk. In Haarlem stonden een paar rechercheurs klaar om de verschrikkelijke vondst in ontvangst te nemen. Daar stopte de trein en er uit stapte de hoofdconducteur, die bleek om zijai neus zag en eig nerveus deed. Ver vooruit op zijn armen droeg hij het pak. In allerijl, voor de imensohen, ging men het station af en naar flen politiepost. Groot was de spanning op de gezichten van de politóe-agenten, die er rondom stonden en steeds valer werd de tetet van den hoofdoonducteur. Een rechercheur maakte voorzichtig het tijk los en toen... toen viel plotseling het pak uit eilkaar... en op de tafel in het politieposthuis lagen een groot krentenbrood, een rood kussen en een versmolten kluit boteri die uit een potje gedreven was. Plotseling waei de angstige stemming geweken en werd er gebruld van 't lachen, jiwen nog keek de hoofdoonducteur beteuterd, toen lachte M1 mee, maar het ging niet vani harte, de schrik zat de man in de kaken. Hoe nu het geval zich toegedragen heeft, bleek later. Een matroos kwam uit de Rotteidamsohe haven met zijn zak waarin hij zijn kussen, zijn krentebrood en boter vervoerde. Op de W. C. liet hij het tijk met de boter er in liggen, met het gevolg, dat de boter smolt en het witte, vette tijk het roode kussen door liet schemeren. Op deze zonderlinge plaats dit zonderlinge pakketje deed den armen hoofdoonducteur natuurlijk iets vreeeeelijks vermoeden... en terecht! DE JONGEN, DIE EEN „MEISJE" WIAS. I In April van het jaar 1902 werd te Amsterdam een knaap geboren, die den naam ontving van Wijnand Diederi'ck. Over zijn levensloop is ons verder niets bekend, trouwens deze doet in dit verband ook niets ter zake, aJdu s de Tel. Hij vervulde zijn militairen dienstplicht als elk goed burger, totdat hfij dezer dagen tot een vreemde ontdekking kmam. Toen hij namelijk wilde trouwen, en bij dien Burgerlijken Stand zijn papieren opvroeg, bleek, dat Wijnand ais meisje was ingeschreven. Om nu de betreffende acte te doen verbeteren, moest de vader naar een advocaat gaan, moest de rechtbank er bij te pas komen en moet de vader f 70 betalen, om de vergls«iïig te herstellen, wat geen prettig vooruiteicht is.
"BINNENLAND STILTE VOOR DEN STORM?". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1925/09/10 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 24-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000112236:mpeg21:p005
jfUH 't Fransch van GÜY CHANTEPLEURE) Geautoriseerde vertaling van W. H. C. 64 Verder moet ik nog noteeren' dat mijn man en ik heel weinig uitgaan, dat ons ivocr mij zoo nieuwe en voor hem verjongde oude huis ons toeschijnt het liefelijkste ter wereld tfc zijn, diat we heel opgewejkit zijn en dat ik een beetje dol-vroolijk ben, maar dat (hij het toch wel prettig vindt als ik lach, dat ik veel lees en uitsluitend de boeken die hij voor me kiesrt, dat hij, 's morgen® of *s middags van zijn werk komende, blij ia iBqo thuis te vinden en dat het theeuurtje 'n sooitt feestje voor ons is. Ook moet ik nog ©en wandeling vermelden, die we op een Zondag maakten en een' •tentoonstelling van oude klederdrachten, waar we zijn geweest voorts zeg ik, naair het voorlieeld van meivrouw Saugeret — maar veel meer te recht, iwant die brave mijnheer Saugeret is maar een heel gewoon mensch — „mijn man is zoo goed mijn man is zoo intelligent miijn man weet zoo ontzaglijk veel.... mijn Erum denkt voortdurend aan me " > En plotseling moet ik nu consiateeren dat jb'it nu niet meer mijn verbeeldingski acht is, me dit in de pen heeft gegeven^ maar de
waarheid.... en dat vriendschap — een 'bepaalde soort vriendschap — toch iets heel mois is, omdat ze, zooals de onze, onbewust dezelfde taal weet te spreken als de liefde. VL Willem wilde me meenemen naar Issy les Mouli.'iieaux om met hem samen een vertrek vaa vliegtuigen bij te wonen. Ik 'heb 't niet wiuen doen. — Sinds ik mevrouw Kerjean ben wil ik als ik een courant -lees systematisch niets,' meer weten van artikelen over vliegtuigen of vliegeniers, Willem.... en, al zou ik er een keizerrijk mee kunnen verdienen, ik zou een vliegweetk, als die te Vichy, niet meer willen bijwonen dus nog minder een vertrek voor een wedvlucht.... Groote God ! Ik zou van angst sterven! Willem scheen er niets van te begrijpen. — Maar waarom ndet 'l Als ik je over zulke zaken spreek — Als je er me over spreekt, dan is het heel wat andere dan keer ik weer terug tot de tijd van d'en Reuzen-Bizuih en de verbaaltjes.... daarin is alles mogelijk en gemakkelijk—. Maar als ik er courantenvorlialen over zou lezen of beusche vliegtuigen zien, dan zou ik de zaak tastbaarder en dus de gevaren, waaraan jij je ieder oogenblik blootstelt, veel vreeselijker voor me zien en ik izou geen leven meer hebben. — Phylleke, ik ben overtuigd dat een opstijging .als die morgenj je in tegendeel
een indruk van vertrouwen en zekerheid zou schenken Vele vrouwen van vliegeniers zuilen er bij tegenwoordig zijn en onder hen zullen er zeker zijn, die.... Hij hield op. ' i • _ Die wat? vroeg ik. — Wel, die nog meer aan hun man gehecht zijn dan jij.... aan mij. Gedreven door een onweerstaanbare opwelling, riep ik uit. — Maar Willem, ik ben aan jou meer gehecht dan aan alles ter wereld ! ik had me in zijn armen geworpen, alsof ze een toevluchtsoord waren Hij keek me aan en glimlachte een beetje, heel weinig — en trok zoo'n eigenaardig gezicht, alsof hij ontroerd was en dit toch niet wilde tocnen. — 't Is waar, fluisterde hij, je hebt niemand anders dan mij, arm Phylleke l — Als je eens wist, hernam ik — telkens als je wat te iaat thuis komt, zie ik die heele lijst voor me, met alle namen van hen, die.... O, ik heb toet je nooit willen zeggen, omdat ik vind dat de vrouw .van een vliegenier de ziel moet hebben van de vrouw Aan een soldaat.... — De ziel der vrouw van een soldaat! Juist, Phylleke, die moet je hebben ! Onthoud dat driekwart van de ernstige ongelukken of rampen, die we moeten betreuren, ta wijten zijn aan een onvoorzichtigheid of een fout, die voorkomen had Minnen, worclsn..
— En die fout, die ondoorzichtigheid, hen je er zoo zeker van dat jij die nooit zult begaan? — Zoo zeker, als een feilbaar mensch van vleesrh en bloed maar kan zijn voldoende zeker om, als ik in mijn vliegtuig plaats neem, nooit het geringste gevoel van vrees te hebben'..,. Overigens vertrouw ik op mijn getukkig gesternte. — Willem, ik heb me zelf gezworen, om de verplichtingen, die je beroep je oplegt, te eerbiedigen, maar je beroep is theoreticus, ingenieur en uitvinder. Wil je me beloven!, omdat ik weet dat ik je niet mag vragen, afstand te doen van je breede vleugels, om nooit te vergeten, als je van- die aarde opstijgt. dat je op diezelfde aarde een arm, klein vrouwtje achterlaat, voor wie je zoo onmisbaar bent; zal je er altijd: aan denken dal tegenwoordig je leven, dat je me gegeven hebt óf dat iik je heb afgenomen, Willem, een beetje, een heel klein beetje ook aan mij toebehoort? — Ik beloof het je, antwoordde hij. 28 Januari Ik heb liet altijd wel gezegd.... dat mevrouwtje Saugeret is een zottin Ik moet zeggen, het was een prachtidee van me, haar vandaag te gaan bezoeken! Nauwelijks zat ik in haar salon, of ie zei, met een ondeugend en sympathiek glimlachje : — Mevrouwtje, nu zult u toch eens het gr^htige raderwerk van. mijn fttUTjctsliei-ft
politie moeten bewonderen.... Gisteren om twee uur zat u in een rijtuig ia een straat van Passy, met een heer l i Ik keek mevrouw Saugeret aan, zonden haar te begrijpen en ze vervolgde: t Rijtuig hield stil op een paar pas van! een halte van den tram AuteuiKMadeleine De heer stapt uit, spreekt met den! koetsier en betaalt.... Toen hij vlug naar die halte liep hebt u hem teruggeroepen.... Hij kwam terug.... U opent 'het portier weer voor hem, hij boog zich wat voorover en. ik geloof zeker dat hij u 'heeft gekust mevrouw.... Toen reed het rijtuig, met u er in, door.... en mijnheer 'Kerjean miste zijn tram! , > Ze lachte hartelijk om mijn onbeweeglijke en stemme verbazing. I — Nu zult u u wei afvragen : hoe is ze dat te weten gekomen? Zoek maar niet ik dejeuneerde bij een vriendin en van uit haar raam kon ik dit tafereeltje hij wonen Van u kon ik alleen zien dat u beeldig mocie handschoenen aan hadt (ik zag er maar één) en een grooten, zwarten hoed droeg, maaii" handschoen en hoed vertoonden zich nauwelijks, of ze waren weer verdwenen...; Maar mijnheer Kerjean heb ik heel goed herkend.... en dit is niu het heele verhaaltje l. |T(Wordt vervolgd), >
"De Reisgenoote. Roman.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1925/09/10 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 24-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000112236:mpeg21:p005
Zooals ik beloofd had, zou ik vanavond del oplossingen der luciferraadsels vermelden. Nu, hier zijn ze 1
Leg drie lucifers op tafel en maak er een driehoek van. Zet nu drie andere met de koppen in de hoeken en licht de boveneinden omhoog, die ge bovenaan tegen elkaar zet. Van boven gezien ziet ge dan:
De oplossing van ,vijf heb jullie nataurlijK allemaal wel gevonden, nietiwaar ? Dat was ook inderdaad heel eenvoudig. Nu nog een paar rekenkunstjes. 1. Wie kan van negen lucifers, drie dozijn maken ? En wie drie en een half dozijn ? 2. Wist jullie wel dat een willekeurig getal, verminderd miet dat, wat wordt verkregen, door de cijfers van het eerste in omgelkeerde volgorde te plaatsen, deelbaar is door 9 / Probeer het maar eens. Is 't getal dat ja neemt, slechts drie cijfers groot, dan blijft er! een rest over van gelijke cijfers. Tot morgenavond.
1.
vier vierkai ten.
2.
negen vierkanten.
drie vierkanten.
twee vierkanten.
figuur I.
figuur II.
figaur III.
figuur IV.
"ONS HOEKJE.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1925/09/10 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 24-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000112236:mpeg21:p005