99. Juist kwam de linnenjuffrouw van het kasteel in de kinderkamer en toen ze mij zag, gilde ze en liep hard weg. Daardoor liep zij mijn poppenbed en mijn tafel met serviesje omver. En vluchtte op haar beurt. Ze zette me een keel op van je welste. Ze leek me zoo bang als een wezel.
Provinciale Drentsche en Asser courant
- 05-06-1930
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Provinciale Drentsche en Asser courant
- Datum
- 05-06-1930
- Editie
- Dag
- Uitgever
- van Gorcum
- Plaats van uitgave
- Assen
- PPN
- 398540756
- Verschijningsperiode
- 1851-1962
- Periode gedigitaliseerd
- 2 juli 1870-30 december 1950
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Drents Archief
- Nummer
- 131
- Jaargang
- 107
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
De avonturen van een Verkeersagentje
Advertentie
in de reiskoffer behooren Aspirintabletfen, want op reis staat U in 't bijzonI der aan het gevaar Ivan kouvatten bloot. ASPIRIN eenig op de wereW . Voor A. M. de Jong trad Mr. Van Wijk op, die onmiddellijke schorsing dar voorstellingen bepleitte op grond van de ergerlijke wijze, waarop zij worden uitgebracht. Over een week zal de . rechter uitspraak doen. Voor soliede, elegante kleeding - IS UW ADRES — VOORENKAMP Nw. Huizen 2 Assen Tel. 271
Een Familiegeheim. Naar het Engelsch.
63 Donderdag „U Is wel vriendelijk!" was al, wat Athea Kon uitbrengen. En een gevoel van groote schuchterheid maakte zich van haar meester, toen Hazeldean nu ineens op haar toetrad. Toen hij haar dus nogmaals met zijn aanzoek te voorschijn was gekozen en zij hem aangenomen had, en ze naast elkaar zaten, ging zij hoe langer hoe meer haar geluk beseffen. Het leek nu, of ze elkaar steeds gekend hadden, zulk een vertrouwelijkheid bestond er tusschen hen. „En William zal dus zoo heer van Athelstan Towers zijn, en Sibyl zal dan toch worden, wat grootmama altyd van haar verlangd heeft Vertel mij eens even, Althéa, Sibyl heeft mi) verteld, dat lady Mountforest, de onbeschaamdheid heeft gehad, om je op eigen grondgebied te komen aanvallen. Mat heeft zij allemaal gezegd?" * „O, een heele boel dingen, waarvan het maar beter is, om ze te vergeten!" „Nu: je wil ls mijn wet; we zullen er althans dan niet meer van spreken. Waar ls Jack?" „De is een lange wandeling gaan maken met Theresa in de duinen." „Mooi zoo! Het was heel attent van mr. Martineau, om Jack te laten komen — O, Althéa, als je eens wist hoe zeer ik je liefheb en hoe gelukkig we zullen wezen. Althéa, deze oude tuin zal altijd het meest geliefde plekje ter wereld voor mij blijven, waar het lot ons op verder leven ook voeren moge!" Een oogenbïik bleven ze nog staan, in stil genot van elkaar en van de omgeving; toen trok hij haar hand door zijn arm en gingen ze ïiaar binnen. 1
HOOFDSTUK LI. (Besluit.) Een maand later was alles ln zooverre geregeld en geordend, dat de nieuwe heer van Athelstan Towers vrij was, om bezit te nemen van het huis en het goed. Er was veel gebeurd ln dien tijd. Het geval had alom belangstelling gewekt en de nieuwe baronet had de held van den dag kunnen worden, als hij had gewild. Maar hij had heel weinig aandacht geschonken aan de veelal overdreven beleefdheden, die ze hem hadden willen bewijzen, en hij had kalm mr. Martineau op het kantoor geholpen, wanneer hij met zijn eigen zaken klaar was. Lady Athelstan was in alle stilte ter ruste gelegd op de begraafplaats van de familie Athelstan. Een eenvoudig wit kruis, zonder naam of opschrift, wees de plek aan, waar haar graf was. Van haar zoon was verder niets gehoord. Eer hij ging, had hij nog groote sommen gelds opgenomen, zoodat hij niet onbemiddeld de wereld ingetrokken was. Lady Athelstan had een aanzienlijke som gelds nagelaten, die, ofschoon wettelijk tot goed behoorend, door William toch nooit zou aangenomen worden, maar aan miss Threlfall werd toegewezen voor de voorbeeldige wijze, waarmee zij lady Athelstan in haar ziekte had terzijde gestaan. Zoo was het Jack en Theresa nu ook moge Hjk, om hun huwelijk niet langer uit te stellen; dat mede in verband met den dood van mr. Threlfall, nog zoo kort geleden, dus in alle stilte plaats had. Thomas Jackson had William op de hoogte gebracht van het feit, dat Miss Rigby andermaal in Telford was verdwenen; dat zij enkele uren in de woning van mrs. Vanstone had vertoefd, waarna belden verdwenen waren en geenerlei aanwijzingen hadden achtergelaten, waarheen zij getrokken waren.
Naderhand had William rechtstreeks van mrs. Vanstone gehoord, dat ze beiden naar Amerika waren ontweken, en dat miss Rigby krankzinnig was geworden. Het algemeen verlangen was, dat de nieuwe heer van Athelstan officieel zijn intrede zou doen op de Towers; maar dit lag allerminst lrf William's bedoeling. Op een middag, tegen een uur of vijf, begaf hij zich, enkel vergezeld van mr. Martineau, Jack en Althéa, naar zijn slot er. sprak er enkele woorden tot de bedienden, die wisten, dat ze een rechtvaardig heer zouden hebben, die warm voelde, al leek hij ook wat stil en teruggetrokken. Lady Sibyl Redfern, die wat op den achtergrond stond, vond hem een vorstelijke verschijning in zijn waardigen eenvoud. Er was nu een maand verloopen, sinds de bekentenis van lady Athelstan hem in zijn rechten had hersteld en gedurende al dien tijd waren er slechts enkele woorden tusschen hen gewisseld. Zij voelde het ook; nu eerst was de tijd van spreken voor hem genaderd. De thee zou gebruikt worden in de salon waar een heerlijk knappend houtvuur de November-kilte verdreef. Althéa schonk thee en lord Hazeldean hielp haar trouw de kopjes ronddeelen. Later verdeelde het gezelschap zich zoodat William weldra de gelegenheid had, om Sibyl eens alleen te spreken. „Eindelijk!" zei hij. „Eindelijk dan toch; mijn liefste, mijn koningin!" „Eén ding wilde ik Je nog vragen," zei Sibyl toen alles tusschen hen in orde was. „Ik zou graag hebben, dat ik je nog bij den naam van William kon blijven noemen?" „Dat gaat ook heel goed, liefste. Mijn naam voluit is : „Oswald, William, Francis Athelstan." — En nu gaan wij mr. Martineau ons geluk meedeelen. Zoo ooit iemand dan is mijn pleegvader de eerste, die er recht op heeft, dit te weten!" EINDE.
ASSEN RIJK EN GEEN GELD.
Morgen vangen we aan met een nieuw feuilleton van den bekenden schrijver E. Phillips Oppenheim, Rijk en geen geld; dezelfde, die cok het eenigen tijd geleden geplaatstë^euilleton „De verdwenen Delora" schreef. —oEIND-EXAMEN GYMNASIUM. Geslaagd zijn bij het deze week gehouden eindexamen van het Gymnasium voor diploma A. de heeren G. J. Laman, K. J. Schaafsma en J. D. Tijssens en voor diploma B. de heer G. M. Sterringa. Met drie candidaten wordt het examen voortgezet, afgewezen werden eveneens drie canaidaten.
VERGADERING GROENE KRUIS. Gisteravond werd in de Poolsche Zaal een goedbezochte vergadering van belangstellenden gehouden ln het Groene Kruiswerk alhier, onder voorzitterschap van Dr. IJ. Wielinga. Deze heette als voorloopig voorzitter van het voorloopig bestuur van de opgerichte Groene Kruisvereeaiging, alle belangstellenden hartelijk welkom. Spr. ging in korte trekken de voorgeschiedenis na, opmerkend, dat door Mevrouw Pelinck—Zijnen de Gier, den heer Van Gurp en spr. gevolg gegeven was aan de uitnoodiging van het bestuur van het Wilhelmina Ziekenhuis om de voorbereidende werkzaamheden te willen verrichten tot oprichting van een Groene Krulsvereeniging, Het resultaat is geweest, dat een Groene Kruisvereeniging is opgericht. Door het voorloopig bestuur, aldus spr., is thans uitgeschreven de vergadering, die het al lang van plan was bijeen te roepen, en waarop naar spr. hoopte, allen zouden samenwerken om tot een goede oplossing van deze zaak, die zooveel gemoederen ln beweging bracht, te geraken. Het geldt hier een zaak, zeide spr., die opgelost kan worden, als we trachten bij elkaar te komen en niet door ons van elkaar te verwijderen. De verdere voorgeschiedenis te releveeren achtte spr. onnoodig, doch hij hoopte dat op deze vergadering, waarop het voorloopig bestuur z'n werkzaamheden zal eindigen, veel bereikt zal worden. Er zijn twee werkwijzen, welke men volgen kan. Men laat thans de presentielijst rondgaan, teneinde in te teekenen als lid. Het voorloopig bestuur zal zijn functie neerleggen en een definitief bestuur kan gekozen worden, uitsluitend uit de leden. Het bestuur stelt zich herkiesbaar, behalve spr. Wenscht men deze werkwijze niet te volgen, dan treedt het voorloopig bestuur ook af, en meende spr. dat deze vergadering dan wel weer gesloten kan worden. Men kan daarna dan naar verkiezing al of niet een nieuwe afdeeling oprichten. De heer VAN HOUTEN vroeg, alvorens men overging zich op te geven als lid, voorlezing van de statuten, die reeds waren vastgesteld en Koninklijk goedgekeurd. Verder vroeg spr. een antwoord op de vraag, of het voorloopig bestuur van meening is, dat de loop van zaken, zooals deze door den voorzitter is gereleveerd, juist is, of dat de totstandkoming der vereeniging is gegaan op minder gewenschte wijze. In de derde plaats stelde spr. de vraag, waarom Dr. Wielinga zich niet weer herkiesbaar stelde. Is de reden deze, dat hi) het niet gewenscht acht, dat een of meer practlseerende. geneesheeren bestuurslid zijn ? Spr. wilde hier nog eens verklaren, dat het bij hem niet ging tegen personen, maar oir. de zaak. Tenslotte sprak spr. den wensch uit, dat bij de bestuursverkiezing in vacature voor vacature voorzien zou worden. Daardoor kunnen in het bestuur alle stroomingen vertegenwoordigd worden. De VOORZITTER deelde voor de beantwoording der vragen mede, dat de heeren Nijssen en Tromp zich wegens ziekte niet herkiesbaar stelden voor een bestuursfunctie. De vraag of het bestuur den gang van zaken juist of minder gewenscht vindt, beantwoordde spr. door te zeggen, dat het bestuur en Moe de meening is toegedaan, dat het juist hft
alle doktoren te doen toetreden tot een adviseerend lichaam, dat een woordvoerder kan benoemen. De heer VAN HOUTEN zeide het met den voorzitter niet eens te zijn. Tegen de statuten had spr., op enkele kleine dingen na, geen bezwaren. Spr.'s bezwaar is dat het bestuur meent, de zaak op de juiste wijze behandeld te hebben. De VOORZITTER: „Gezien de omstandigheden". De heer VAN HOUTEN bleef die meening dan nog bestrijden. Men had een commissie, aan welke opgedragen was, voorbereidende werkzaamheden te verrichten. Deze had echter in Februari de vergadering kunnen bijeenroepen, welke nu gehouden wordt. Daar had men de zaak uiteen moeten zetten en spr. verzekerde, dat die vergadering de drie commissieleden, benevens een viertal anderen tot voorloopig bestuur zou hebben gekozen. Wat hebben die drie echter gedaan? Zij hebben gezegd: „Wij zullen wel een afdeeling oprichten; niet op de publieke manier, maar wij zullen uitzoeken, wie we er bij willen hebben. We zoeken een knus clubje uit, en dat is dan de nieuwe vereeniging." Een gezellige en waarschijnlijk ook homogene afdeeling van het Gr. Kruis, meende spr. Overdracht van eigendommen had heelemaal geen haast. Daar had men het heele jaar nog tijd voor. Als alles op de normale wijze gegaan was, was het niet noodig geweest, aldus spr., ons in een grooten zak te verkoopen. De heer Van Houten had graag gewild, dat het voorloopig bestuur thans gezegd zou hebben, dat het de zaken zoo niet voorzien had en tot de erkenning was gekomen, dat er enkele fouten waren begaan, met het verzoek het goede werk — dat ook spr. apprecieerde — echter wel te willen accepteeren. Van spr. had men dan het voorstel kunnen verwachten, het voorloopig bestuur bij acclamatie als definitief bestuur te benoemen. Nu het voorloopig bestuur echter van meening is, dat het juist heeft gehandeld en men dus ook in de toekomst een dergelijk optreden kan verwachten, is dit voor spr. wel moeilijker geworden. Het is niet spr.'s bedoeling de zaak af te breken. Hij waardeert ook het goede werk en er had heel best een besluit als vorengenoemd kunnen vallen. Spr. wil de zaak dienen en in het rechte spoor brengen. Als het voorloopig bestuur echter meent, dat het volkomen goed gehandeld heeft, dan is voor spr. geen een lid er van acceptabel als bestuurslid. De VOORZITTER verklaarde, dat het voorloopig bestuur de zaak heeft bezien vanuit het standpunt, dat er geen enkel Groene Kruislid was. Spr. zeide, dat indertijd wel degelijk haast gemaakt moest worden, omdat destijds gezegd is, dat de bouw van het ziekenhuis eerstdaags (dat was begin April) zou beginnen. De ruimte voor het Groene Kruis zou worden afgebroken, en dan moest er een vereeniging zijn, die de zaak over kon nemen. Spr. herhaalde, dat het voorloopig bestuur, gedrongen door de omstandigheden, de zaak behandeld heeft, zooals het dit heeft gedaan. Men kan daar een heelen avond over spreken. Laat men de zaken stellen zooals ze zijn. De aanwezigen kunnen lid worden, en een nieuw bestuur kiezen. Mevrouw HUIZINGA (voorloopig bestuur) verklaarde, dat een deel van het voorloopig bestuur van meening was, dat het ook wel anders kon. Gezien de omstandigheden en de ingewikkeldheid van de zaak heeft men echter niet anders gekund. De heer H. STEENBERGEN achtte wat het voorloopig bestuur gedaan heeft zeer logisch. Zou het Groene Kruis bijeengekomen zijn, dan was er wellicht geen mensch gekomen. Nu er wat aan de hand is komen er honderden. Laat men nu een nieuw bestuur kiezen en de statuten behandelen. Wat de bestuursleden betreft, wenschte spr. niet naar partijen te zien, maar naar flinke, eerlijke en oprechte menschen. De heer S. REITSMA meende, dat wanneer er één organisatie is, waar men niet zegt: die is dit en die dat, dit wel het Groene Kruis is. De heer L. C. A. FRANKEN zeide gaarne te willen, dat het element van de schuldvraag, die hier gesteld ls, verdween. Daar schiet men niets mee op en er is al genoeg over gepraat. Gaat men nu nakaarten, dan hitst men de menschen tegen elkaar op, wat tot schade zou zijn voor de zaak. Spr. sloot zich aan bij de woorden van den heer Van Houten, dat men de zaak moest dienen. WH men die stelling huldigen, dan dient men van de schuldvraag af te stappen en zaken te doen. Met de gereed zijnde statuten, meende spr., dat men het wel een jaar kon probeeren. Hij stelde verder de vraag of het wel goed is, de zaak zoo onder de loupe te nemen en te kijken of alles wel vormelijk is gebeurd. Mag men dit bestuur wel zwaar vallen, dat het daar zit, zooals het er zit? Spr. beantwoordde dit in ontkennenden zin. Het wilde hem voorts voorkomen, dat met eenige maatschappelijke stroomingen wel rekening is gehouden. Er zitten menschen in het voorloopig bestuur, die voor het openbaar belang
ongeveer 80 personen was geteekend, on' veel hebben gedaan en nog zullen doen. Als me» het hun tenminste niet al te lastig maakt en voortdurend „op het vinketouw" zit. Doen we dat, dan breken we af, inplaats van op te bouwen. Spr. wekte op de kleine onaangenaamheden te vergeten en mee te werken aan het algemeen belang. De heer VAN HOUTEN zeide even vriendelijk en vredelievend jegens het Groene Kruis gesféfnd te zijn als de heer Franken dat blijkens zijn woorden ls. Spr. had den opzet, de vergadering heel veel te besparen, door voor te stellen het voorloopig bestuur bij acclamatie tot definitief bestuur te verkiezen. Het gevoel dat er eenheid moet zijn, hebben we allemaal, zeide spr. Daar gaat de zaak echter niet om. De zaak ging hierom, dat een dergelijke belangrijke zaak als deze, behandeld werd op een wijze, zonder dat het publiek er behoorlijk in werd gekend. Het verwonderde spr., dat de vredelievendheid van den heer Franken zóó ver gaat, dat hij dis daad over het hoofd ziet. De manier waarop gehandeld is, bevredigt spr. niet, terwijl er geen zekerheid is, dat ook in de toekomst weer op eenzelfde wijze wordt te werk gegaan. Daarom had spr. uit den mond van het voorloopig bestuur graag gehoord, dat het niet juist was geweest. Ook spr. had het in het waarachtig belang van het Groene Kruis geacht, als men eea deel van het voorloopig bestuur kon overnemen. En nóg wil spr. dien weg wel op. De opdracht van het Wilhelmina Ziekenhuis bestuur was te ruim ; gaf men spr. daarnaast nog de verzekering, dat dit -voorloopig bestuur te ver was gegaan, dan was hij volkomen bevredigd en zou hij dit zoo weer in willen huren. Mevrouw PELINCK—ZIJNEN DE GIER (voorloopig bestuur) verklaarde, dat zij volkomen begrijpen kon, dat men het gewenscht geoordeeld heeft, dat direct na 22 Februari een vergadering als deze was bijeengeroepen. Men kon dat echter niet doen, omdat men niet zelfstandig was, maar aan een andere vereeniging vast zat. Het was een warboel, de heele verhouding Wilhelmina Ziekenhuis—Groene Kruis, Nu is het verschrikkelijk makkelijk om critiek uit te oefenen, maar spr. weet niet, of anderen het beter hadden gedaan. Spr. herhaalde, dat zij heel best begrijpt, dat men meent, dat er een vergadering had moeten zijn. De VOORZITTER dankte den heer Franken en ook de heer Van Houten voor hun welwillende woorden. Het blijkt spr., dat deze laatste zoo oorlogszuchtig niet is, en dat het hem gaat om de zaak. Moeilijk kan echter z.i. de heer Van Houten eischen van het voorloopig bestuur wat hi) eischt. Spr. noemde dit werken op het sentiment. Spr. wilde achter dit alles een punt zetten en tot zaken doen overgaan. Dr. NIENHUIS zeide, dat al waren er geen 3000 leden, er toch 3000 belangstellenden waren, zoodat hij hoopte, dat ook daaruit bestuursleden zouden worden gekozen. Uit practische overwegingen achtte spr. het gewenscht, dat in het bestuur o.m. een technicus (met het oog op het materiaal) en een oud-verpleegster (met het oog op de beoordeeling van het werk der wijkzusters) zitting kregen. De VOORZITTER dankte Dr. Nienhuis voot zijn goede woorden, van welker oprechtheid hij overtuigd was. Daaruit bleek hem, dat hij met het bestuur wilde samenwerken. De heer VAN HOUTEN verklaarde zich er tegen buiten degenen, die zich als lid opgaven, bestuursleden te kiezen. Dan zou men in grooter verband dezelfde fout begaan, die door het Comité is begaan. Naar aanleiding van enkele opmerkingen van de heeren H. DE VRIES (Vaart), Dr. NIENHUIS en A. DE VRIES (Emmastraat), werd door den VOORZITTER medegedeeld, dat het bestuur van het Wilhelmina Ziekenhuis bereid is de magazijngoederen geheel gratis aan de nieuwe vereeniging over te dragen, wat door den heer EBBINGE (bestuurslid Ziekenhuis) bevestigd werd Op een vraag van den heer DUIT, zett# Mevrouw PELINCK uiteen, dat te Assen geen Groene Kruis was, doch dat hetgeen wat bestond, was wijkverpleging, uitgaande van he Wilhelmina Ziekenhuis, onder den naani Groene Kruis.. Voor dat werk is voor l 93 contributie betaald. De nieuwe vereeniging 2 ®* dit jaar dan ook geen contributie heffen, maa zal daar eerst in 1931 mee beginnen. Onderwijl de circuleerende ledenlijst tspcfc
zic h een uitvoerige discussie over het nieuwe bestuur. De heer VAN HOUTEN zeide een bewijs te gillen geven, dat het bij hem niet tegen personen te doen -was. In de woorden van Mevrouw Pelinck en Mevrouw Huizinga had spr beluisterd: t gebeurt niet weer zoo. Daarom deed spr. het voorstel om alle leden van het voorloopig bestuur, die zich beschikbaar stellen, bij acclamatie tot bestuursleden te benoemen. De heer FRANKEN 'zeide naar aanleiding van de woorden van Dr. Nienhuis, dat het hem het beste toeleek, dat men koos maigchen in het bestuur, die een helder verstand hebben en een helderen kijk op dingen en »p de nooden en behoeften van het volk. Speciale technici achtte hij niet noodig. Spr. jeide, niet gaarne te zien dat de voorzitter heenging, en hij was het er niet mee eens, dat ^een medicus in het bestuur mocht zitten. De medische stand, aldus spr., houdt toch geen /ekening met concurrentie. Die heeft toch alleen het belang van de patiënten op het oog. In elk geval wilde spr. zien, hoe het zou looien. Behalve de twee heeren, die bedankt hebben, stelde spr. voor liet voorloopig beltuur tot definitief bestuur te verkiezen. De VOORZITTER dankte voor de vriendelijke woorden, doch noemde zijn besluit onherroepelijk. Spr. wilde van deze gelegenheid gebruik maken om te verklaren, dat hij de ïitdrukking, door spr. gebezigd in de vorige vergadering, als zou Dr. Nienhuis een persoonlijke actie hebben gevoerd, gaarne terug nam, nadat hij een persoonlijk onderhoud met Dr. Nienhuis heeft gehad. Van concurrentie soo zeide spr. verder, Is hier absoluut geen sprake. De besprekingen die Dr. Nienhuis heeft gehad, zijn in opbouwenden zin gevoerd Dr. SANDRA drong er op aan, dat Dr. WieIinga aan blijven zou, en wees er op, dat ook in de T. B. C.-vereeniging een medicus bestuurslid is. De VOORZITTER dankte ook hem, doch zeide er zeker van te zijn, dat het voor de vereeniging Groene Kruis het beste is, dat spr. aftrad. Het is beter, dat de doktoren samen invloed kunnen uifoefenen, op de wijze als door spr. aangegeven, dan dat hij alleen als medicus in het bestuur zit. De heer REITSMA vroeg naar de mogelijkheid om den kring van doktoren een bestuurslid te doen aanwijzen. De heer FRANKEN en anderen opperden hiertegen bezwaren. De leden wijzen het bestuur aan. Spr. handhaafde zijn reeds uiteengezet standpunt. De heer H. DE VRIES zeide, dat verschillende Groene Kruisafdeelingen op het platteland een geneesheer als adviseerend lid heb ben en niet als bestuurslid. De heer Mr. KALMA zeide, dat de vooratter wellicht beinvloed -was dcor zijn in de vorige vergadering uitgesproken meening, dat het juister was, dat geen doktoren lid van het bestuur van het Wilhelmina Ziekenhuis zijn. Dat is echter geen Groene Kruis, terwijl het hier ook anders is dan op de dorpen. Spr. s meening de vorige maal steunde op het feit dat op die vergadering niet van de volkomen eensgezindheid der doktoren werd blijk gegeven. Nu het ..nobile officum" van doktoren echter zoo vriendschappelijk tegenover elkaar blijkt te staan, is spr.'s bezwaar vervallen. Het heeft spr. genoegen gedaan, dat de voorzitter zijn woorden ten opzichte van Dr Nienhuis heeft teruggenomen en zijnerzijds is nu de voorzitter gerechtigd onder de gewijzigde omstandigheden, een ander besluit te nemen. De heer VAN HOUTEN achtte het heter, Jat de voorzitter bU zijn eerste besluit bleef, en dat de geneesheeren werden uitgenoodigd een adviseur aan te wijzen. Dr. SANDRA verklaarde, dat in tal van plaatsen een dokter bestuurslid is. De VOORZITTER merkte op de daartoe gestelde vraag op, dat een T. B. C.-vereeniging een heel andere functie bezit en niet zoo Innig is samengeweven met de belangen van alle doktoren, als een Groene Kruisvereeniging. Dr. KALVERKAMP achtte een adviseerend lid beter. Dat geeft minder kans op wrijving. Dit moet men zooveel mogelijk voorkomen. Nadat de heer FRANKEN er op aangedronfen had dat een proef zou worden genomen om de zittende medicus in het bestuur te handhaven, ook al was dit gedurende korten tijd, zeide de VOORZITTER, dat hij onder behoud van zijn persoonlijke meening, tot de eerstvolgende algemeene vergadering, die over ten drietal weken zal worden gehouden, be/eid is aan te blijven, en dat hij de zaak medicus-bestuurslid of medicus-ad viseerend lid toi de eerstvolgende kringvergadering der toktoren zal bespreken. De stemming, of een dokter adviseerend lid rf bestuurslid zal zijn, werd %ierop tot de vollende vergadering aangehouden, nadat ook de heer v. Houten zich met deze regeling accoord had verklaard. De heer VAN HOUTEN stelde voor de zittende voorloopige bestuursleden bij acclamatie lot bestuursleden te benoemen. Nadat eerst was aangenomen het voorstel van den heer EBBINGE om het aantal bestuursleden op 9 te bepalen, werden overeenkomstig het voorstel van den heer Van Houten bij acclamatie tot leden van het bestuur benoemd de heeren Y. Wielinga (voorzitter); L. H. van Gurp (secretaris); de dames Mevrouw Pelinck en Mevrouw Huizinga, en de heeren Mr. H. J. Dons, L. A. Kortenhorst, B de Lange en N. Tromp. (Deze laatste had «Ich, naar thans werd medegedeeld, onder Voorbehoud beschikbaar gesteld). In de vacature, ontstaan door het zich niet Weer beschikbaar stellen van den "heer Nijs6en , werd na gehouden stemming benoemd Mej. a . E. Peeting, oud-Directrice van het Wilhelmina-Ziekenhuis, met 44 stemmen. De heer m . de Jong Gzn. had 28 stemmen op tóch vereenigd, de heer J. H. Nathans 5, de heer Geudeke 3 en de heeren Bergsma en Ribberink elk één. B i] de rondvraag vroeg Dr. SANDRA of de Watuten de volgende vergadering aan de orde * w amen, waarop de VOORZITTER bevestigd antwoordde.
De heer FRANKEN meende daarentegen, dat men het voorloopig wel met deze statuten kon doen. Later kan men dan nog zien. Dienovereenkomstig zal worden gehandeld. Besloten werd de statuten in de Openbare Leeszaal ter lezing te leggen. De VOORZITTER sloot hierop de vergadering met een woord van dank aan allen, die medewerkten tot het welslagen dezer vergadering, voor de prettige sfeer en het goede resultaat dat de bespreJrtngen hebben gehad. NEDERLANDSCH-INDONESISCH VERBOND. In Bellevue werd gisteravond een vergadering van het Nederlandsch—Indonesisch Verbond gehouden. De belangstelling voor deze bijeenkomst was niet groot, wat de heer D. J. Karres, secretaris ran het verbond, die de vergadering met een kort propaganda-speechje opende, toeschreef aan het feit, dat op denzelfden avond een belangrijke vergadering van het Groene Kruis werd gehouden en tevens een bijeenkomst voor geheelonthouding in het Asserbosch, op een zeer schoonen zomeravond. Die omstandighagien tezamen genomen, verheugde spr, zich toch nog over de betoonde belangstelling. Het eerst was daarna het woord aan den heer C. Frans, die sprak over „Het Koloniale vraagstuk en de Wereldvrede."
De heer Frans is Timorees, al zou zijn naam dut niet doen vermoeden. De eerste Christen uit zijn voorgeslacht ontving den doopnaam Frans, en deze naam is als geslachtsnaam blijven voortleven. Ofschoon zijn moeder van adel was, is hij als zoon van een eenvoudigen gouvernementsonderwijzer, ook daardoor een echte zoon van het volk. Hij weid door de Vorstin van Loleh als kind aangenomen, en groot gebracht in een Radja-familie ; had een gemakkelijk leven kunnen leiden, maar zijn leergierige aanleg dreef hem reeds jong het Radja-huis uit. Achtereenvolgens werd hij schrijver op een Gouvernementskantoor, handarbeider, onderwijzer, handelsman en tenslotte ambtenaar bij een gewestelijk bureau. Deze loopbaan is niet willekeurig geweest, want hij wilde zijn volk leeren kennen, zoo mede de verhoudingen tusschen blank en bruin. Zoo kwam hij tot het inzicht, dat het samengaan van Nederland en Indonesië in de toekomst verkeerd zou kunnen loopen, indien verschillende verhoudingen niet gewijzigd werden. Maar met dat ai groeide tevens zijn eerbied voor het Nederlandsche gezag, omdat hij volkomen besefte, welk een moeilijke taak dat gezag in Indonesië heeft te vervullen. Toen dan ook in 1925 de communistische propaganda in Timor doordrong, richtte hij de „Perserikatan Timor" op, een vereeniging, die de ontwikkeling tot zelfstandigheid, op alle levensgebieden wil bevorderen ; — maar zulks echter alléén mogelijk acht met behoud van den band met Nederland. Het werk van deze vereeniging, welke onder hare leden vele zelfbestuurders uit het gewest telt, met wie de heer Frans, zoowel door zijn eerste huwelijk, als door zijn tweede huwelijk vermaagschapt is, heeft op Timor de politieke rust hersteld. In 1D29 vertrok de heer Frans naar Nederland, om hier — in het vaste geloof in de roeping van de Nederlandsche natie, de samenwerkingsgedachte te bepleiten. De heer Frans, in Oostersch costuum gekleed, wees er op, dat Nederland een groot land is, door zijn groot werk in Indonesië, maar dat dit groote werk thans bedreigd wordt, door een dreigend in verzet kunnen komen van de Indische bevolking; te dreigender, door steun van communistische en uiterst links georiënteerde, extremistische groepen in lndië, waarbij dankbaar gebruik wordt gemaakt van door Nederland gemaakte fouten, zelfs in het verre verleden. En aan hun ideaal, Indië los van Holland, wordt al het goede, door de Nederlandsche regeering in Indonesië verricht, ondergeschikt gemaakt. Men wil de grondige vernieling der maatschappelijke orde in Indië, wat niet alleen een ramp zou beteekenen voor Indonesië en Nederland, maar voor geheel de wereld tevens, omdat van een uitbarsting der Indische opstandige bevolking, een wereldbrand het gevolg zou kunnen zijn. Los gaan van Holland op dit moment, zou Indië in slavernij aan andere volken overleveren, verscheuring en verdeeling van Indië, bij eventueele twist waarover een nieuwe wereldoorlog zou kunnen uitbreken. Zoover mag Nederland het echter niet laten komen ; het moet gedachtig zijn aan de spreuk: voorkomen is beter dan genezen. Alles wat -het gevoelen van eigen waarde kan kwetsen, wat de nationaliteit kan krenken, moet worden vermeden. Het erkende rassionalisme en nationalisme zullen de onmisbare factoren zijn tot samenwerking tusschen blank en bruin en tot stichting eener Rijkseenheid van hoogere orde. Dan alleen zal rustig kunnen worden
voortgewerkt aan een gelijkwaardigmaking van Indie aan het Moederland. Aldus naar elkaar toegegroeid, zullen voogd en volwassen pupil, een nieuwe hechte constructie vormen, tot heil van Nederland en tot heil van Indonesië. Slagen Nederland en Indonesië er in, het koloniale vraagstuk in eenheid en vrede tot een oplossing te brengen, dan zal dat voorbeeld door andere koloniseerende mogendheden worden gevolgd en zal de weg betreden zijn die leiden kan tot algemeene verbroedering en algemeene -wereldvrede. Dat, aldus besloot spr., is het grootsohe werk dat Nederland in Indië wacht!
Vervolgens sprak Raden Mas Noto Soeroto over „De Rijkseenheidsgedachte". Raden Mas Noto Soeroto werd 5 Juni 1888 te Djokjokarta geboren als zoon van Prins Noto Dirodjo en Raden Ajoe Noto Dirodjo uit het vorstengeslacht van Pakoe Alam. De opvoeding, die Noto Soeroto genoot, had, hoewel de eigert cultuur-uitingen niet ' vergeten v/erden en hij onderricht ontving ' in oude en nieuwe Javaansche litteratuur. Wajang, tooneel en muziek, gedeeltelijk een Westersoh karakter. Hij bezocht de H. B. S. te Semarang. In 1906 begaf hij zich naar Holland, studeerde Latijn en Grieksch en deed in 1909 Staatsexamen. Na zijn candidaatsexamen rechten nam hij als vrijwilliger dienst bij de Huzaren, en maakte als officier de geheele mobilisatie mee. Van 1916 af ziet men Noto Soeroto als dichter werkzaam. Voor den Indischen dichter Rabindranath Tagore koestert hij een diepe bewondering. Na den oorlog was de drang tot daden in hem zoo groot geworden, dat hij niet meer naar de Universiteit terugkeerde; hij stichtte de uitgeversmaatschappij Adi Poestaka en enkele jaren later het tijdschrift Oedaya. Hierin verdedigde hij jaren l#ng zijn denkbeelden aangaande het probleem der rassen en in verband daarmede, aangaande de moderne Koloniale Staatkunde. In 1925 bundelde hij bedoelde beschouwingen in een boek: Klpurschakeerineen uit Öedaya. Het jaar 1928 zag de geboorte van een staatkundig stelsel voor Indonesië, het aristo-democratische stelsel, dat hij verdedigde in een rede, getiteld : Van Overheersching naar Zelfregeering. Noto Soeroto wil een brug tusschen Oost en West slaan — niet: Oost tot West of West tot Oost maken — in de overtuiging, dat slechts door samengaan van West en Oost de belangen van beide partijen gediend kunnen worden en dat, vooral zonder het Westen de consolidatie van een Oostersche gemeenschap als bij voorbeeld Indonesië nooit bereikt zal kunnen worden. Noto Soeroto, evenals de heer Frans, in Oostersch costuum gestoken, sprak over het Staatkundig begrip der Rijkseenheidsgedachte, voor het tot stand komen waarvan allereerste vereischte is : erkenning van Indonesië, waarbij echter het nationalisme al dadelijk een struikelblok kan zijn. In het verkeerde nationalisme toch, staat het ego, het ik voorop, waardoor alle samenleving bedreigd wordt, terwijl het goede nationalisme factoren bevat, zonder welke geen vooruitgang en geen beschaving denkbaar is. Het verkeerde nationalisme nu dierrt te worden gelouterd en gezuiverd. En dan zal het nationalisme als zoodanig, de regel van zelferkenning, goed zijn en edel. Toegeven aan een ongebreideld nationalisme zou echter terugkeer tot het barbarendom beteekenen. Waar evenwel de universeeele tendenz wijst naar een nieuwe wereldordening, daar mag aan een Rijkseenheid van hoogere orde worden gedacht. Er bestaat een Rijkseenheid. Inderdaad. Doch deze Rijkseenheid is het juist, die de basis is geworden van het koloniale vraagstuk. Alleen dat nationalisme is goed en edel, dat aan het nationalisme van andere volken recht van bestaan toekent. En in dien zin moet Nederland niet oppermachtig zijn ten aanzien van Indië, noch Indonesië zoo spoedig mogelijk los gemaakt worden van Nederland, maar moet de dwaasheid dier twistvraag worden aangetoond en bewezen, dat een nieuwe volkerengemeenschap tusschen Nederland en Indië mogelijk is. Dat is een moeilijk probleem, maar het is, van onderen op, te beginnen bij de individuen zelf, tot een oplossing te brengen._ Daaraan mede te werken is °het doel van het Nederlandsch-Indonesisch verbond, dat de Indonesiërs, die door de in Holland opgekomen leus „Indië los van Holland" op een dwaalspoor gebracht zijn, er van overtuigen wil, dat er ten aanzien' van Nederland niet van machtswellust over maar van samenwerking met lndië sprake mag zijn. Dat is een zware taak, omdat de verblinde Indonesiërs eenerzijds de leiders van het Nederlandsch Verbond als landverraders aanmerken en anderzijds bij de verbroederingsactie gestuit wordt op zooveel reactionnaire onverschilligheid. Doch, aldus besloot spr., wij versagen niet,
omdat wij vertrouwen in de vc^ping van het Nederlandsche volk, dat tot groote daden in staat is. Met een geestig slotwoordje, waarin hij de sprekers en hun gehoor dankte, den heer Noto Soeroto gelukwenschte met z'n 42sten verjaardag, de hoop uitsprak, dat het Nederlandsch-Indonesisch verbond, dat in enkele maanden tot 1200 leden groeide, het komende jaar tot een dubbel hoog ledental zou mogen stijgen en tenslotte opwekte den gezonden nationalen opbloei dien het Nederlandsch Indonesisch Verbond bevorderen wil, te steunen, werd het gedeelte voor de pauze besloten. Daarna werd een door Willy Mullens # te 's-Gravenhage vervaardigde film vertoond. Zoowel na het beëindigen der redevoeringen van de beide sprekers als na het beëindigen der propagandafilm werd er met veel instemming geapplaudisseerd. BENOEMINGEN BIJ DE RECHTERLIJKE MACHT. Tot ambtenaar van O. M. bij de Kantongerechten 's-Gravenhage, Delft, Alphen en Woerden is benoemd Mr. W. P. C. Knuttel alhier, thans ambtenaar van het O. M. bij de Kantongerechten te Assen, Hoogeveen en Emmen. In zijn plaats is tot ambtenaar bij de Kantongerechten Assen, Hoogeveen en Emmen benoemd Mr. J. C. van der Minne, thans in gelijke functie bij de Kantongerechten in het arrondissement Winschoten. Herbenoemd is tot Kantonrechter-plaats vervanger in het kanton Hoogeveen, de heer W. Koelman. Verder is benoemd tot Kantonrechter-plaatsvervanger in het kanton Hoogeveen Mr. A. P. Korthals Altes, burgemeester van Oosterhesselcn. eervoi T ontslag. Bij Kon. besluit van 31 Mei is, met Ingang van 8 Juni a.s., aan den reserve-luitenant-kolonel G. van Tienhoven, van het lste Regiment Infanterie, op het daartoe door hem gedaan verzoek, eervol ontslag verleend uit den militairen dienst, alzoo met toepassing van de art.. 36, punt lo. en 2o., en 37 der Wet voor het reservepersoneel der landmacht 1905. SOCIAAL-DEMOCRATISCHE VROUWENCLUB. Gisteravond hield de heer H. Sikkens, propagandist der S. D. A. P. in de zaal ,.Dageraad" alhier, voor de Soc. Dem. Vrouwenclub een lezing over het onderwerp : „Het kind in de litteratuur". Voor de pauze hield de heer Sikkens een beschouwing over opvoeding, in het bijzonder van het kleine kind, terwijl na de pauze door hem op gevoelvolle wijze fragmenten werden voorgelezen uit verschillende werken van schrijvers, die zich verdiepen in de kinderpsyche," één en ander zeer tot genoegen der aanwezigen. HISTORISCHE VERKEERSOPTOCHT TE GRONINGEN. .Zaterdag 14 Juni wordt te Groningen, blijkens achterstaande advertentie een verkeersoptocht gehouden, welke door de Vereeniging voor Volksvermaken wordt georganiseerd. Voorop gezet was door de commissie, dat niet alleen vervoermiddelen uit verschillende tijdperken moesten worden voorgevoerd, maar dat tevens, uit een historisch oogpunt eenige episodes uit de geschiedenis van Stad en Lande, op het verkeer betrekking hebbende, dienen te worden uitgebeeld. Door een vijftal praalwagens, ontworpen door mannen van beteekenis op het gebied van kunst en architectuur zal het verkeer symbolisch worden voorgesteld. In den stoet zullen vijf muziekcorpsen worden opgenomen, waarvan twee gecostumeerd in den kleederdracht van een der tijdperken, waarin de optocht is verdeeld. In het geheel zullen minstens 400 personen deelnemen en het aantal paarden bedraagt wel 130. De opzet ls grootsch en de verkeersoptocht zal ongetwijfeld een waardige plaats innemen In de diverse groote feestelijke optochten in ons land. Groningen komt best voor den dag. OPLEIDING MONTESSORI LEERKRACHTEN. We ontvingen bericht, dat de Utrechtsche Cursus tot opleiding van Montessori leerkrachten, uitgaande van de Nederlandsche Montessori-Vereeniging, wederom de inschrijving voor nieuwe leerlingen heeft geopend. Voor nadere bijzonderheden verwijzen wij naar de advertentie in dit nummer. BIJZONDERE VRIJWILLIGE LANDSTORM. Naar we vernemen zal de landstormdag van de bijzondere vrijwillige Landstorm, verband Drenthe, einde Juni alhier worden gehouden. VOOR HET^ZWEMBAD. Door de fa. Bertram alhier zijn drie dozijn badhanddoeken aan het Asser Zwembad aangeboden en door Mevrouw Jansen van Galen twee vaantjes voor den springtoren. BURGERLIJKE STAND. Geboren : Charles, zoon van Christiaan Visser en Sijtske Bijlsma. Overleden: geene. —o— WEERBERICHT. Telegrafisch weerbericht, naar waarnemingen, verricht in den morgen van 5 Juni, meegedeeld door het Kon. Met. Inst. te De Bildt. In het gebied van de waarneming was de hoogst bekende barometerstand 774.3 m.M. te Stettin. De laagst bekende barometerstand was 745.0 te Janmaijen. Verwachting : Zwakke tot matige, Oostelijke tot Zuid-Oostelijke wind, helder tot licht bewolkt, droog, warm. Zon op 4.46 u., onder 9.15 u. Maan op 2.32 u., onder 2.21 U. Lichten op tot 's m. 4.16 u., 's nam. op 9.45 u.
assef. d*ank***eer-ccmité. Wegens plaatsgeoicii muU het vertiis de openlucht bijeenkomst georganiseerd door het Asser Drankweercomité blijven staan toi ons volgend nummer.
Erdal
FONGERS
;iiiiiiiiiiiiiii!!iiii!iiiiiiia Efkc weg is goed op