Door] Z. M. ia benoemd : W. H. G. van Santen, thans ontv. der dir. belaat., invoerr. en acc. te Neuzen c. a., tot ontv. der dir. bel. en ace. te Valburg c. a.; — J. Klijnhens, thana ontv. der dir. belast. , iDvoerr., en ace. te Edam c. a., tot ontv. der dir. belast, en aec. te Uithuizen c. a.; — H. de Bosaon, thans ontv. der dir. bel. en acc. te Akkerwoude c. a., tot ontv. derzelfde middelen te Bergum c. a.; — J. P. van Dugteren, thans ontv. der dir. bel. en en acc. te Epe c. a. , tot ontv. derzelfde middelen te Steenwijk c. a. ; — J. A. Vlug, thans ontv. der dir. belast, en acc. te Blokzijl c a., tot ontv. derzelfde middelen te Kollum c. a. Aan J. D. Geiken, te Amsterdam, is tot wederopzegging, vergunning verleend voor een stoomsleepdienst op eenige stroomen, rivieren en kanalen van het Rijk.
Arnhemsche courant
- 12-04-1879
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Geen auteursrecht. Er rusten geen rechten meer op dit object.
- Krantentitel
- Arnhemsche courant
- Datum
- 12-04-1879
- Editie
- Dag
- Uitgever
- C.A. Thieme
- Plaats van uitgave
- Arnhem
- PPN
- 400337789
- Verschijningsperiode
- 1814-2001
- Periode gedigitaliseerd
- 1851 - 1950
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Koninklijke Bibliotheek
- Nummer
- 7769
- Jaargang
- 66
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
BENOEMINGEN, enz.
Brieven uit de hofstad.
* 's Gravenhage, 9 april 1879. Weet ge wat mij verwondert ? Dat de geheele verkiezing te Arnhem afgeloopen is zonder dat in het openbaar de zoo voor de hand liggende aardigheid der aan de eene of andere partij gestoofde kool heeft dienst gedaan. Zouden we waarlijk zóó vooruit zijn gegaan, dat een pover woordenspel, dat een jaar of wat geleden als gangbare munt in omloop zou zijn geweest, thans de aandacht niet meer waardig wordt gekeurd ? 't Zou mij veel genoegen doen, bijna evenveel als een ander feit van onze dagen , dat schijnt te toonen dat ook mjjne stadgenooten wijs, althans wijzer zijn geworden. De dagbladen hebben namelijk vermeld , dat de door Dunkier nagelaten muziek is aangekocht door en voor de stafmuziek van het regement grenadiers en jagers tot eene veel mindere som, in gemakkelijke termijnen te voldoen, dau waarvoor de verzameling eenige maanden goleden te koop werd aangeboden. Bedriegt mijn geheugen mij niet, dan vroeg men meer dan twintig duizend gulden, en voegde er bij, dat men zich alleen uit vaderlandsliefde met dezen prijs zou vergenoegen, omdat »een Amerikaan" — dergelijke bieders zijn altoos Engelschen of Amerikanen , nooit Duitscbers , Franschen of Belgen, — omdat een Amerikaan er reeds een hooger bod voor had gedaan. Er werd toen eene inschrij ving op touw gezet om deze muziekstukken voor het vaderland te behouden, doch ofschoon de Koning en andere leden der koninklijke familie, het bestuur vau de Witte Societeit en van den Acclimatatietuin goed voorgingen, ze mislukte. Nu ten slotte de verzameling toch voor het vaderland behouden bleef voor een lagereu prijs, ligt de conclusie voor de hand dat óf de vaderlandsliefde van hen, die den verkoop bezorgen zouden, bij nader onderzoek nog grooter gebleken is dau zij haar in den aanvang zelf schatten, óf dat de ongenoemde Amerikaan slechts in in hunne verbeelding bestond. Ik wil gaarne de eerste, meer vleijende conclusie als de ware aanne nen; in elk geval echter hebben de Hagenaars een bewijs van verstand gegeven, dat ik hoog waardeer. In don laatsten tijd heeft men maar al te dikwijls onder het motto »anders gaat de boel het land uit" buitensporige prijzen gevraagd voor voorwerpen van eene zeer betrekkelijke waarde, en niet zelden zijn de Nederlanders, hetzij particulier, hetzij collectief (de nederlandsche Staat) onwillig of gretig daarop ingegaan. De potjes en pannetjes van Eindhoven, de oud-hollandsche kamer uit den Haag liggen als bewijzen daar. Doch als een wenk om niet te hard den lof mijner stadgenooten te zingen , liggen ook weêr elders de bergen van kransen en bouquetteu, waarmede men tegenwoordig jong en oud uit de artiston-wereld overstelpt. Die bekrooningsmanie heeft waarlijk in den laatsten tijd een schrikwekkenden omvang verkregen, en bezit zelfs eene soort van organisatie, indien althans het verleden jaar opgezet plan is doorgegaan. Er is toen nanfelijk aan de habitués en geabonneerden in den schouwburg eene inteekenlijst rondgezonden, waarop ze eenvoudig voor eene bijdrage hadden te teekenen. Een zelfbenoemd comité zou voor de aldus verzamelde som kransen, kroonen, bloemtuilen en andere huldeblijken aankoopen en vereeren aan de artisten, welke het die eer waardig keurde; eene collective vereering dus, maar waarvan door deze administrative inrigting de waarde wel een weinig verminderde. Hoe dit zij, wanneer de tenor Lhérie en eenige andere haagsche of half-haagsche tooneelknnstenaars zich de paaschvacantie willen ten nutte maken om een inventaris van alle open-, tast- en kostbare huldeblijken, die ze van ons publiek ontvingen, te redigeren, dan zal hun weinig tijds overblijven om onder eene parapluie (want dat is tegenwoordig onze normale toestand) het zachte lenteweêr te gaan genieten. Ziedaar een genot, dat ik ook bezig ben mij te geven; niet het tellen van eerbewijzen namelijk , want daar zou ik voor geen hal ven cent papier , pen , inkt noch tijd aan kunnen verdoen, maar het wandelen in den regen. Men mag het kinderachtig vinden , maar ik hond van flaneren, liefst door de straten en liefst overdag. In deze stille week moet men dat met een ernstig gelaat doen, want de uitstallingen voor de meeste winkelvensters dragen een somber, droefgeestig, lijdensweekachtig karakter. Bij het publiek dat in grooten getale meê flaneert, en zich door wéér noch wind , zelfs de beregenmantelde dames niet, van de straten laat jagen , treft men die stemming niet zoo algemeen aan. Men wordt integendeel nu on dan getroffen door een aardig, pittig woord , in den regel niet door een aristocratischen of fijn beschaafden mond gesproken. Dezer dagen nog hoorde ik een straatjongen voor een winkel, wiens eigenaar met gouden letters op de deur vermeld had, dat hij kapper was van Zijne Koninklijke Hoogheid den Prins van Oranje, de juiste opmerking maken : »nu ! die zal zijn scharen ook niet verslijten !"
Wandelingen op straat geven tot allerlei opmerkingen aanleiding. Om er een paar te noemen : d« menschen weten in het algemeen niet te loopen. Ik bedoel hier niet de dames met naauwe rokken en hooge hakken, noch de heeren met naauwe schoenen, ongelukkige slagtoffers van mode en onverstand, maar ik bedoel het gansche publiek. Men leert den kinderen op de school van alles : waarom leert men hun ook niet de primitive en doodeenvoudige kunst van behoorlijk op straat te loopen ? Op zee heeft men het right of way, dat men reeds dikwijls getracht heeft bij traktaten te regelen; op onze rivieren en wegen wordt bij verordeningen en reglementen geregeld hoe men elkander voorbij moet gaan. Maar de eenvoudige regel dat men op straat regts moet uitwijken, of liever regts moet houden om nooit te behoeven uit te wijken, schijnt aan 99 percent der wandelaars onbekend. Toch kan men te Londen, en tot zekere hoogte ook te Rotterdam, zien hoe uitstekend die regel werkt, en ook de Hagenaars hebben het ondervonden bij de huwelijksfeesten in het najaar van 1878, toen de burgemeester der hofstad eene »uitnoodiging" in dien zin had uitgevaardigd, die 's avonds bij de illuminatie de regelmatige en ordelijke beweging van duizenden , nog al met regenschermen gewapende wandelaars ten gevolge had. Dezen regel kon men toch op de lagere scholen den kinderen inprenten. Een tweede opmerking: waarom leggen de winkeliers het er zoo op toe den aard hunner affaire, dien één oogblik op hun venster den wandelaar openbaart, nog eens op hunne gevels te schrijven ? Dat ik voor een boekverkoopers-, voor een bakkers-, voor een spekslagers-, voor een galanteriehandelaars-wiukel sta zal de uitstalling mij wel toonen. De winkelier behoort op de meest in het oog vallende plaats van zijn gevel met de meest in het oog vallende letters allereerst zijn naam te vermelden, zoodat de voorbijganger dien onthouden en bij gelegenheid te pas brengen kan.
Buitenland. Frankrijk.
De engelsche secretaris van Buitenlandsche Zaken, Bourke, is den 9den dezer te Parijs aangekomen , om daar, gelijk het heet, de Paaschdagen door te brengen ; maar waarschijnlijker is het, dat zijn bezoek aan Parijs enkel in verband staat met de besprekingen tusschen lord Lyons en Waddington over de egyptische quaestie. Morgen zal deze aangelegenheid in den ministerraad worden behandeld. Gambetta heeft zijn reis naar Cahors er aan gegeven, omdat lord Lyons hem heeft uitgenoodigd op het diné, dat deze dingsdag den franschen ministers zal aanbieden. — Een der bijzonderheden van de jongste verkiezingen trekt zeer de aandacht. Te Bordeaux , een stad, die niet als bepaald radikaal bekend staat, heeft de ï evolutionaire partij zonder geld , zonder aanplakbiljetten, zonder oproeping nagenoeg, op den radikalen Blanqui 3700 stemmen kunnen vereenigen , wat zeer de vrees voor iets ergers gaande maakt. Thans opent de Révolution Frangaise eene inschrijving om den radikalen te Bordeaux bij de horstemming finantieel te steunen, en inderdaad Blanqui heeft reeds meer kans dan de kandidaat der republikeinen. Beschermende regten in Zweden. Ook in Zweden is, in verband met de beweging in Duitschland en Frankrijk en naar aanleiding van den kwijnenden staat van verschillende industrien, eene beweging in hot leven geroepen, welko herstel der bescherming van handel en nijverheid beoogt. By den Rijksdag is een adres van 320 looijers en loderfabrikanten ingekomen, waarin hooge beschermende regton worden gevraagd. Tegelijkertijd was van een lid der Tweede Kamer bij de finantiele commissie voor de beide Kamers een voorstel ingekomen tot vernieuwing van het tarief van inkomende regten, in den geest dat de concurrentie van het buitenland met goed gevolg kon worden geweerd. De commissie van rapporteurs verwierp het voorstel -en nu had in de beide Kamers een debat plaats, dat tot een zeer ongelijken uitslag leidde. In de Tweede Kamer werd met 97 tegen 48 stemmen besloten den koning te verzoeken, het tarief in beschermende rigting te herzien en werd een verhooging der regten op verscheidene artikelen betreffende de leerlooijerij al aanstonds goedgekeurd. In de Eerste Kamer werden alle protectionistische voorstellen verworpen. De inspecteur-generaal van in- en uitgaande regten verklaarde er zich met den meesten nadruk tegen. De malaise, die zich ook elders voordeed, zeide hij, kon onmogelijk het gevolg zijn van het beginsel van vrijen handel. Zweden had aan die beginselen zijn industriëlen bloei en ontwikkeling te danken en het ging niet aan, zoo maar voetstoots toe te geven aan hen, die ter verbetering van een tijdelijk ongnnstigen toestand alleen heil zien in de verwerping van het bestaande stelsel.
Engeland. De buitenlandsche moeije lijkheden. De koningin wordt den 19n dezer te Windsor terugverwacht. De verschillende ministers hebben Londen verlaten, om de Paaschdagen buiten door te brengen. Lord Baaconsfield heeft eene uitnoodiging van den Prins van Wales aangenomen en is naar diens landgoed Sandringham vertrokken. De jongste berigten uit de Kaap en de in Egypte gerezen moeijelijkheden zullen niet bevorderlijk zijn aan een onbezorgde vacantie van de reeds zoo met ingespannen arbeid overstelpte Regering. — Woensdag is te Londen (East-end) alhier eene groote bijeenkomst gehouden van werklieden bij de suiker-raffinaderijen, om aan te dringen op afschaffing van het premiën-stelsel. Het parlementslid Samuda presideerde. Men benoemde uit do werklieden eene deputatie, die over deze
aangelegenheid confereren zal met Lord Beaconsfield. — De werkstaking onder de mijn-arbeiders in het graafschap Durham neemt voortdurend grooter omvang aan. Op het oogenblik loopen er ïeeds 30,000 man met de handen in de zakken, en men verwacht dat binnen acht dagen dit cijfer tot 40,000 zal gestegen zijn. Het volk ■wil zich geen loonsvermindering getroosten. Hielen daar hebben reeds gewelddadigheden plaats gehad. Men vreest voor erger. — Te Londen is den 8sten dezer in den ouderdom van 81 jaren overleden sir Anthony Panizzi, een der bekendste bevorderaars deiwetenschap , aan wien Londen veel te danken heeft. Zoo is hij o. a. de stichter van de groote leeszaal en heett hij c!e bibliotheek van het britsche museum tot eene nationale bron van raadpleging en ontwikkeling gemaakt. Hij was van geboorte een Italiaan, nam deel aan den piemonteschen opstand, werd gevangen genomen en ter dood veroordeeld , maar redde zich dooide vlugt. Aanvankelijk gaf hij collegie te Liverpool, werd later leeraar in de italiaansche taal aan de University College te Londen en in 1831 adsistent-bibliothecaris van het britsche Museum. Panizzi bragt het allengs tot hoofdbibliothecaris. Hij bewerkte o. a. eene nieuwe uitgave van italiaansche klassieken en werd wegens zijne verdienste tot den ridderstand verheven. — De londensche bladen bevatten reeds eenige bijzonderheden, omtrent de door de Zulu's overmeesterde proviand-kolonne en het verslaan van het escorte. In alles komen die berigten niet overeen ; in de hoofdzaken intusschen vrij wel. In de Transvaal was een geringe b.iitsche troepenmagt opgesteld tegen Secocuni. Na de nederlaag bij Isandula werd zij ter versterking van overste Wood zuidwaarts naar Utrecht gedirigeerd, zoodat het aan de »boers" werd overgelaten zich zei ven tegen de stroop togten der Kaffers te verdedigen. Overste Wood ondernam herhaaldelijk aanvallen op de kraals van Zulu's, maar zonder veel succes. De omtrek van Luneberg kon nog altijd niet voor de strooptogten van Umbelini beschermd ■worden. Nu moest een gedeelte der kolonne van Rowland met een proviandtrein van Derby gezonden worden , ten gevolge waarvan Rowland nog minder in staat was, de Zulu's in bedwang te houden. Het escorte ging den 7n maart van Luneberg op marsch , maar werd tot den lOn door een sterken nevel opgehouden bij de kleine Tombe, een zijrivier aan de Pongolo. In den nacht van den lOden op den 11 den duurde de nevel voort. De engelsche troepen hadden een zoogenaamd hollandsch kamp gemaakt, namelijk de wagens in een vierkant aan elkander gekoppeld. De plaats van het kamp was intusschen zeer ongunstig gelegen , daar hoog gras en boomgewas een overrompeling zeer vergemakkelijkten. Tocht schijnt de wacht zeer zorgeloos te zijn geweest. Op de plaats toch waar de schildwacht was uitgezet, vond men het met een kogel doorboorde lijk van een Zulu. Dit schot was het, dat de Engelschen alarmeerde. In een oogenblik waren de soldaten onder de wapenen, maar toch te laat om een geregelde verdediging te beginnen. De Zulu's gebruikten zoo min mogelijk hunne vuurwapenen , maar de assegaaijen , zoodat het in den nevel den Britten zeer moeijelijk moet zijn gevallen hen te treffen. Er zijn dan ook slechts 25 lijken van Zulu's in het kamp gevonden. Van de Engelschen sneuvelden minstens 40 man, terwijl 20 man vermist werden. De kommandant van het escorte was kapitein Moriarty; hij en de militaire arts Cobbin werden over de kling gejaagd. Volgens de ÏYmeszijnde vermisten vermoedelijk verdronken. De vier-enveertig overigen , met luitenant Harwood , ontsnapten naar Luneberg. Zoodra zij aldaar de Jobs-tijding hadden aangebragt, trok majoor Tucker aan de spits van 150 man uit om revanche te behalen. Deze vond evenwel bij aankomst op da plek des onheils den vijand verdwenen. De Zulu's hadden het trekvee meêgenomen, doch met den inhoud der wagens schenen zij geen raad geweten te hebben. Opmerkelijk is ook het trage militair beleid van een majoor Tucker, die van de aanwezigheid eener bende van 4000 vijanden, op slechts «en uur afstand van zijne garnizoensplaats, in volkomen onwetenheid schijnt te hebben verkeerd. Aan de Daily News wordt verder berigt, dat er te Ekowe, onder Pearsons troep, veel ziekte en groote schaarschte heerschten. Men kwam dit te weten door middel van spiegel-signalen. Eerst den '28sten maart zou de kolonne tot Pearsons ontzet, 8000 man sterk, op marsch gaan. Op het slagveld van Isandula zijn een aantal papieren teruggevonden, alsmede de proviandwagens. De kanonnen zijn door de Zulu's weggesleept. Uit het Oosten. De weener Polistische Corresp. meldt, dat de oostenrjjksche Regering stappen heeft gedaan te Petersburg om genoegdoening te erlangen van de russische Regering voor de beleediging, welke den consul van Oostenrijk-Hongarije te Widdin werd aangedaan door officiele personen. Oostenrijk heeft toegegeven in de quaestie aangaande de bezetting van de bergpassen van Metrovitza. De verdere onderhandelingen vorderen goed. — Uit Konstantiuopel wordt berigt, dat de Porte, in navolging van sommige europesehe Staten, het plan eener staats-loterij heeft goedgekeurd. Ligt dat zij iets van onze beschaving overneemt. — De verkiezingen voor de nieuwe rumeensche Kamers, die zich met de herziening deigrondwet zullen moeten bezig houden, zijn thans uitgeschreven. Die voor de Kamer van Afgevaardigden hebben 15 , 17 , 19 en 21 mei plaats ; die voor den Senaat 23 en 25 mei; de universiteiten te Bucharest en te Jassy verkiezen hun vertegenwoordigers nog twee dagen later. De nieuwe Kamers komen 5 junij bijeen. Een groot gedeelte der kiezers, o. a. de Bojaren-partij en de Moldauer-fractie , zijn tegen de
volledige emancipatie der joden gekant, zoodat het nog volstrekt niet zeker is , dat het ministerie er bij de grondwetsherziening in slagen zal, de wetgeving des rijks in overeenstemming te brengen met wat de mogendheden op het Congres te Berlijn geëischt hebben. — Uit Kaïro wordt dd. gisteren geseind, dat de leden der commissie van enqnête zijn ontslagen. De khedive denkt er dus nog riet aan, zich vervaard te toonan.