De regen viel onafgebroken neer en vervulde de harten van de Londensche rijtuigverhuurders met vreugde. Verder waren er weinig menschen in de metropolis over verheugd. Dicht bij het midden der Westminster Bridge leunde een man over de steenen ballustrade en keek strak naar het donkere water. De regen had zijn versleten kleeren reeds lang doorweekt. De enkele voorbijgangers, die hard voorbij liepen, keken even naar dezen eenzamen mensch, die zoozeer onverschillig scheen voor het ruwe weer en verdwenen dan in den nacht. Het was bij middernacht, toen er een hansom aankwam, die niet veel harder ging dan de voetgangers. De man, die er in zat, een lange Amerikaan, gluurde door de zijraampjes met een belangstelling, die onder de omstandigheden ongemotiveerd scheen. De eenzame man scheen zijn belangstelling gaande te maken, tenminste hij riep den koetBier toe om halt te houden en betaalde de vracht. Daarop hoorde hjj het rijtuig wegrollen en etak een zware paraplu op. Toen het geluid geheel was weggestorven stak hij den weg over en wandelde terug naar het midden van de brug. De eenzame was er nog, even onbewegelijk als een standbeeld. De Amerikaan tikte hem op den schouder en sprak hem aan. „Zeg eens vriend, ik meen, dat je naar werk uit ziet. De aanvraag is op dit oogenblik niet groot." De vreemde keerde zich langzaam om en zei: „Pardon, ik geloof niet, dat ik het genoegen heb om u te kennen." De woorden werden gesproken op een wijze, die duidelijk een goede opvoeding verried. Zij contrasteerden vreemd met de versleten en doornatte kleeren, die om den spreker kleefden. De Amerikaan gaf geen verwondering te kennen, doch veranderde zijn standpunt met groote kalmte. „Ik maakte de opmerking," zei hij, «dat het allemachtig regent."
„Ja, het weer is beslist ongunstig,'' zei de ander, met beleefde onverschilligheid. „Dat is waar," zei de Amerikaan. Hij wachtte een oogenblik en ging toen met een kleine verandering van stem voort: „Hoor eens mijnheer. Mijn naam is Cornelius P. Kankin en als ik praat, dan is het om zaken te doen. Ik kijk uit naar iemand om werk te doen, dat een beetje ongewoon is. Ik dacht dat u vrijen tijd had, naar uw uiterlijk te oordeelen. Als we het eens worden, zullen de dollars uitbetaald worden — heb ik me vergist, zeg het dan — en ik verdwijn onmiddelijk." „Uw methode van zaken te doen is misschien wat ongewoon" zei de vreemde met een Hauwen glimlach, „maar de heerjschende economische omstandigheden noodzaken mij dat voorbij te zien. De quaestie van betaalden arbeid ben ik altijd bereid te bespreken." „Dat is mannentaal" zei Cornelius P. Rankin. „Ik logeer in het Third Avenue Hotel. Laten we daarheen gaan. Eenigen tijd later zaten ze aan tafel. „Proef deze coteletten eens en neem wat wijn" zei Rankin. Aldus aangespoord begon de vreemde te eten. In het eerst legde hij meer afkeer dan eetlust aan den dag, maar spoedig begon een zekere uitputting, die hij had gevoeld te verdwijnen en ging hij de goede tafel eer aan doen op een wijze, die wees op lange ontbering. Zijn gastheer sloeg hem met kalme voldoening gade. De vreemde zonk in de kussens van de stoel en zei: Een maaltijd, die Lucullus eer zou aandoen. Laat ik u bedanken voor uw gastvrijheid.'' „Het is geen gastvrijheid, het zijn zaken," merkte Rankin op. „We zijn pas begonnen. Uw kleeren beginnen te dampen en dat voorspelt rheumatiek. Ik kan u een slaapbroek en een kamerjapon verschaffen" en opstaande drukte hij op een schel en een kelner kwam binnen.J' De vreemde was naar de slaapkamer gegaan om zich te verkleeden. Je kunt afnemen, Parsons, en de wiskey en sigaren klaar zetten. Mijn vriend zal waarschijnlijk op de rustbank slapen." Hij nam een halve kroonstuk uit zijn zak en gaf het aan Parsons. . „Ja meneer, dank u meneer,' zei Parsons. Rankin stak een sigaar en rookte aandachtig, terwijl zyn orders werden uitgevoerd. Toen de kelner eindelijk de kamer zou verlaten nam hij Sn sigaar uit zijn mond en riep hem terug. O wat ik zeggen wil. Ik ben er met op gesteld dat mijn vriend het hötel verlaat, zonder dat ik het weet; je begrijpt me?" Toen Rankin's gast uit de slaapkamer te voorschijn trad, was zijn uiterlijk veel verbeterd. Hij nam de sigaar en de whisky-soda aan, die ziin gastheer aanbood. Ik bevind me in veel beter omstandigheden, " ik verwacht had, vanavond." Hij dampte een oogenblik en ging voort : ,Dit is, meen ik, een Cabana en een heele goeie ook. „Zeker, antwoordde Rankin, „en ik zie het graag, dat iemand zijn dekblad kent. Laat ik beginnen met u mijn kaartje te geven." De gast nam het kaartje aan en las : Kolonel Cornelius P. Rankin van de Amerikaansche Kinetograaf Company. tt hebt de Kinetograaf natuurlijk gezien?" vroee de kolonel met kwalijk verholen trots in zii n stem. „Ik kan niet zeggen, dat ik hem gezien heb, maar ik heb er van gehoord.' Om ter zake te komen," hervatte kolonel Rankin. „U weet wie ik ben, aan den anderen a Van den anderen kant weet u niet wie ik ben' viel de vreemde hem in de rede. „U zult me' willen verontschuldigen, dat ik u geen kaartje geef. Noemt u mij maar Walter Heslop. Ik wil niet voorwenden, dat ik dezen naam bij bii mijn geboorte heb gekregen, maar wat ik op dezen naam op mij neem, zal ik ten uitvoer brengen.
De kolonel rookte een poos in stilte. Ten laatste scheen hij een besluit genomen te hebben. „Mijnheer Heslop," zei hij „voor wij beginnen te onderhandelen, moet ik vragen, o u wilt beloven, het gesprokene voor u te houden. „Dat beloof ik," antwoordde Neslop, zonder aarzelen* „Heel goed. Morgen gaat de koning in optocht om het parlement te openen tegen 3 uur. De Duitsche keizer zal in den stoet zijn. Nu zou ik willen, dat u voor een raam in Parliamentstraat gaat staan, dat ik zal afhuren en met een revolver op hem zult schieten. Dit onverwachte voorstel deed Neslop bijna zijn zelfbeheersching verliezen. „En hoeveel betaalt u daarvoor? „De som, die ik me zoo voorgesteld heb, was 250 pond." „Wat mij betreft, had u het evengoed 250 miljoen kunnen maken." „U weigert dus ? „Ik weiger niet alleen, maar ben van plan u te laten arresteeren, zoo gauw ik politie kan halen." Hij liep naar de schel. De kolonel barstte in lachen uit. „Laat ik de zaak uitleggen,'' zeide hij. „Ik bedoel niet, dat er kogels in die revolver zullen zijn. Ik bedoel geen moord, maar reclame. De kinetograaf zal vlak tegenover je staan en ik zal de beste opname krijgen van de geheele wereld. Denk eens aan! „De aanslag op het leven van den keizer. lederen avond te zien in de kinetograaf." „U vergeet, dat ik intusschen in stukken zal worden getrokken# „Volstrekt niet," zei de kolonel, „ofschoon het bijna de moeite waard zou zijn Ik heb een geheel kamer algehuurd zonder zelf in de zaak te verschijnen. Iedereen is natuurlijk naar den stoet aan het kijken. Als je gevuurd hebt kun je kalm teruggaan en je in de menigte mengen. Zelfs de menschen in huis zullen het niet zien. Maar de menschen op straat zullen het zien en een helsch spectakel maken en je kunt er op aan, dat de kinetograaf het ook zal zien."
„Het lijkt zeker meer uitvoerbaar, dan ik had kunnen denken,'" zei Heslop „en het is feitelijk slechts een waag, zooals bij weddenschappen." .Precies, mijn waarde heer," zei de kolonel opgewonden, „het is een waag met de kans grootendeels aan uw zijde." „En die som van 250 pond, wanneer wordt die uitbetaald ?" „Zie oens, mijnheer Heslop, ik ken mijn menschen. Zeg even, dat u het doen zult en dan betaal ik u nog voor u het liótel verlaat. En meer nog: we zullen het 300 pond maken." Walter Heslop, dacht een poos na alvorens te antwoorden. „Ik zal het doen, Kolonel Rankin," zei hij ten slotte: „Ik kan niet ontveinzen, dat op keizers te schieten, zelfs met losse patronen, geen ' bezigheid is, die ik zelf zou hebben gekozen ; maar ik neem uw voorwaarden aan — daar hebt u mijn hand." De dag, die was vastgesteld voor het openen van het Parlement begon met prachtig weer. Tegen 10 uur begonnen de bezoekers van alle kanten naar Westminster te stroomen. De trottoirs waren zoo vol, dat zij, die zitplaatsen voor de ramen hadden gehuurd, die slechts met moeite konden bereiken. Aan het Westminster einde van Parliamentstreet en aan den kant van de rivier ligt een open plek, waarop een stellage van planken was opgericht, voor zitplaatsen. Hier, stond Kolonel Cornelius P. Rankin, in een afgezette ruimte, bij zijn geliefde Kinetograaf. Onder zijn leiding werden de lenzen zorgvuldig afgestoft en de machine opgewonden. Een nauwkeurig toeschouwer zou hebben kunnen zien, dat een zekere zenuwachtigheid des heeren Rankin's gewone sereniteit verstoorde Hij keek voortdurend op zijn horloge en wierp van tijd tot tijd een blik op een raam van de eerste verdieping van een huis tegenover hem. Het raam was open,maar er was niemand te zien. In de achterste rij van de menigte, die op het trottoir onder de kinetograaf stond, was een man, die blijkbaar meer belang stelde in de menigte dan in den komenden optocht. Zijn uiterlijk verschilde in geen enkel opzicht van dat van honderden, die overal onopgemerkt voorbij gaan Zonder de aandacht tot zich te trekken scheen hij iedereen gade te slaan. De politieagenten deden alsof ze hem niet zagen en toch stond hij bekend als inspecteur Sangster van de recherche. Bij zijn inspectie was het ledige raam hem opgevallen. Terwijl hij zoo langzaam naar Westminster wandelde, kwam hij een gezet manneken tegen met een buitenlandsch uiterlijk. Wel, Klein," zei Sangster, „zal er nog wat voorvallen of worden alle buitenlandsche duivels bespied ?" De andere detective antwoordde met een sterk Duitsch accent: „Ja, mijnheer Sangster, allemaal behalve Brescia de Italiaan. Hg is de gevaarlijkste anarchist in Europa. We werden gewaarschuwd, dat hij spoedig na den keizer zou aankomen. We hebben hem sedert dien tijd achtervolgd, maar sedert 3 dagen zjjn we zijn spoor kwijt" „Nu, op straat kan hy niets doen, maar het zien van een leeg raam bracht mij op het idee, dat iemand die een kamer afhuurt, zou kunnen schieten of een bom gooien en heelshuids ontsnappen op den koop toe. Als ik jou was, zou ik een mannetje plaatsen om het huis in quaestie te bewaken." „Dank je," zei Klein, „ik zal het onmiddellijk doen." En zoo verdwenen ze in de menigte. Kolonel Rankin werd zenuwachtiger naarmate het uur van drieën naderde. Een ander mensch zou hebben gedacht over het gevaar, dat de onderneming voor hem in hield. De kolonel niet. Zijn eenige angst was, dat iets hem zou beletten de kostbare opname te maken. Zijn bedienden waren reeds gereed om de duizend kleine foto's te ontwikkelen. Prompt om 3 uur kondigde het gejuich der menigte aan, dat de curassiers, die den stoet openden, in 't zicht waren. Op hetzelfde oogenblik zag de kolonel, die naar het raam tegenover hem keek, dat het niet langer leeg was. In de kamer was een man, die op
straat keek, maar zoover van het licht verwijderd, dat men zijn gelaat niet onderscheiden kon. De kolonel gaf een zucht van verlichting. De ruiters waren nu tot op korten afstand van de kinetograaf genaderd. De machine werd in beweging gebracht en begon druk te gonzen en te tikken. Er ging een oogenblik voorbij nadat de voorhoede was gepasseerd en daarop kondigden juichkreten en het zwaaien met hoeden aan, dat de koning en de koningin naderden. Vooraf gegaan door de schitterende garde, gingen ze langzaam voorbij in de vergulde statiekoets, die gevolgd werd door een tweede escadron rijders. Zelfs de stoïcijnsche pols van kolonel Rankin begon sneller te kloppen toen de volgende groep naderde. De koninklijke gestalte van den Duitschen keizer trok ieders aandacht, terwijl hij daar op zijn prachtig paard voorbij reed. Om hem heen reden verscheiden leden van het koninklijk huis. De escorte was juist tegenover de kinetograaf, toen luid een revolschot weerklonk. Ieders oog richtte zich op het raam, waarheen de kolonel de laatste oogenblikken zoo vaak had gezien. Een man leunde er uit met zijn gestrekte arm nog steeds op den keizer gericht. Hij scheen op 't punt om een tweede schot te lossen, toen men hem plotseling om zag kijken en in de kamer teruggaan. Onmiddellijk daarop werd een tweede schot gehoord en rook begon uit het raam te voorschijn te komen. Een tooneel van onbeschijfelijke verwarring volgde. De Keizer had zelfs het hoofd niet omgewend toen het schot viel. Hij antwoordde hun, die hem met bezorgdheid ondervroegen: „Het is niets. Laat ons voortgaan, anders moet Z. M. wachten." De menigte evenwel vatte het geval niet zoo kalm op. De pogingen van militairen en politie om het volk tegen te houden waren vruchteloos. Het huis waaruit het schot werd gevuurd, werd belegerd door een steeds aangroeiende menigte. Een regen van stokken en steenen werd tegen de ramen geworpen. De huisdeuren waren van buiten gesloten en weerstonden de aanvallen van de ongewapende bestormers. Enkelen der meer athletische personen beproefden tegen den gevel op te klimmen, maar dat mislukte. Van allen was kolonel Cornelius P. Rankin het meest verbaasd en verwoed. Hij had gerekend op het schot en de herrie die volgde, maar hij had niet gerekend op onvoorziene omstandigheden. De revolver bevatte namelijk een kogel en die kogel had de lens van de kinetograaf in gruizelementen gebroken. Het raderwerk vloog uiteen en een lange, smalle, geelkleurige band kwam te voorschijn. De kostbare opname was geheel vernietigd. Toen de kolonel ten volle begreep, dat zijn plan geheel in duigen was gevallen raakte hij buiten zich zelf van drift Met één sprong was bij op straat en baande zich met groote woestheid een weg door de menigte. Zoo bereikte hij de achterkant van het huis, dat men te vergeefs trachtte binnen te dringen. Hij vloog de trappen op en kwam op het portaal ter z elfder tijd als de bewoners van de bovenverdiepingen die eindelijk begrepen, dat zij in het huis waren waaruit het schot was gevuurd. De voorste van hen stond in twijfel voor de kamerdeur. „Waar is die vervloekte ploert? Laat ik hem eens in handen krijgen!" schreeuwde de kolonel terwijl hij zonder een oogenblik te aarzelen de kamer binnen stormde. De anderen kwamen achter hem. Er waren 3 mannen in de kamer. Een lag onbewegelijk op den grond. In het midden van zijn voorhoofd had hij een ronde opening waaruit een donkere bloedstroom welde. Een revolver was uit zijn hand gevallen en lag naast hem. Over hem gebogen was de detectieve Klein. De andere man was inspecteur Sangster. Hij hield de nieuw aangekomenen met opgeheven handen tegen. „Orde ! in naam des Konings" zei hij op gezaghebbenden toon, „wij zijn van de politie en deze man is in onze handen. Klein zag op. „Hij is ons ontsnapt" zei hij „Hij is dood." De kolonel was stom van verbazing, want hij kende het gelaat van den man niet. „Wie is het" riep hij uit, „wie is het?" Sangster herkende den kolonel dadelijk „Het is een Italiaansch anarchist Brescia. Wij zijn net te laat om hem levend te vangen, maar hij heeft ons een massa moeite gespaard. En nu, kolonel, wilt u zoo goed zijn wat agenten naar boven te laten komen. Sluit de deur en laat niemand binnen komen." De kolonel deed wat hem gevraagd was en ging naar zijn hotel in stomme verbazing. Daar aangekomen bracht de kelner hem een brief, waardoor het raadsel werd opgelost. De envelop bevatte bankbiljetten en deze brief: „Geachte heer, sedert ons laatste onderhoud is er een groote en fortuinlijke ommekeer gekomen in mijn uiterlijke omstandigheden. U zult me begrijpen als ik zeg, dat ik weer in die maatschappelijke sfeer verkeer, waaruit ik tijdelijk was gebannen. Ik zeg dit alleen om mijn veranderde houding te verklaren tegenover de zaak, die U zoo goed was aan mij toe te vertrouwen. Daar ik aan den anderen kant, u niet in den steek wenschte te laten, heb ik de zaak overgedragen aan iemand, dien ik vertrouwen kan. In ieder geval kost het U niet veel. Hij vraagt 100 pond. Mijn eigen onkosten bedroegen een pond en 15 shillings, zoodat ik U de rest hierbij terug zend. Ik ben thans niet meer Walter Heslop." De dagbladen bevatten dien dag en de volgende dagen uitgebreide verslagen over den moordaanslag. Overal stond vermeld dat kolonel Cornelius. P. Rankin van de Amerikaansche Kinetograaf het leeuwenaandeel had in de arrestatie van den anarchist.