(Waarnemingen van des morgens 8 uur.) Barometerstand. d
Arnhemsche courant
- 15-01-1904
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Arnhemsche courant
- Datum
- 15-01-1904
- Editie
- Dag
- Uitgever
- C.A. Thieme
- Plaats van uitgave
- Arnhem
- PPN
- 400337789
- Verschijningsperiode
- 1814-2001
- Periode gedigitaliseerd
- 1851 - 1950
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Koninklijke Bibliotheek
- Nummer
- 5377
- Jaargang
- 91
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
ARNHEMSCHE COURANT van Vrijdag 15 Januari 1904. TWEEDE BLAD. METEOROLOGISCHE WAARNEMINGEN. Vrijdag 15 Januari 1904.
Arnhem, 15 Januari.
Thermometer (8 u. 38° 12 u. 40 0 F.) Fortin's Barometer, B. H olsboer, (12 u.) 749.8 Rijzing 12.2 mM. Nog rijzende. Windstreek W. Windkracht 4. Hoogte van den waterspiegel aan de peilschalen te Arnhem bij de brug: 8:28 M -f AP. = Amst. Nulp.) w „ M 1.31 M bov. of + Amh. Nulp. t Was 34 cM ' Te Keulen 2.30. Was 72 cM. MAAN : V. M. 3 Jan. L. K. 9 Jan. N. M. 17 Jan. E. K. 25 Jan. I
BEKENDMAKING.
Burgemeester en Wethouders der gemeente Arnhem; Gelezen het besluit van Gedeputeerde Staten dd. 22 December 1903, no. 133 ; Brengen ter openbare kennis, dat de stationnementen van- en dekgelden voor de provinciale hengsten gedurende het dekseizoen 1904 zijn vastgesteld als volgt; 1. de hengst „Tourbillon" te Dodewaard, tegen een dekgeld van f 10; 2. de hengst „Mazeppa" te Buren, tegen een dekgeld van f 10; 3. de hengst „Luctor" te Bemmel, tegen een dekgeld van f 10; 4. de hengst „Indianer" te Westervoort, tegen een dekgeld van f 8; 5. de hengst „Wittelsbacher" te Rumpt, tegen een dekgeld van 7; 6. de hengst „Rheiderland" te Drempt, tegen een dekgeld van f 7 ; 7. de hengst „Hertog" te Rossum, tegen een dekgeld van f 7 ; 8. de hengt „Teil" te Nijmegen, tegen een dekgeld van f 7 ; 9. de hengst „Frits" te Apeldoorn, tegen een dekgeld van f 5;
en 10. de hengst „Nonus"te Barneveld, tegen een dekgeld van f5. Arnhem, 14 Januari 1904. Burgemeester en Wethouders voornoemd, sweerts. De Secretaris, A. J. Kronenberg.
EEN ROEMRIJKE TOEKOMST! 3) Naar het Duitsch. III.
Reeds den volgenden morgen bracht hij zijn compositie naar zijn uitgever. Stralende van ge • luk, een pakket onder den arm, kwam hij na twee uren terug. „Dertig mark heb er uit weten te kloppen," zei hij. „En daar heb ik nog tien mark bijgedaan, en jou er een blouse voor gekocht. Kijk eens, blauw staat je goed." Hij opende het pakket en kreeg er een zijden blouse uit. „Maar Paul," bracht ze er tegen in, „ik ben toch zoo rijkelijk voorzien." — „Dat doet er niet toe, maar blauw staatje zoo goed. Ach," bad hij bijna op klagelijken toon, „verderf mij de vreugde niet. Die blouse stond mij zoo goed aan en het is toch van mijn teld." — (1 Nu ja," trooste Hilma hem, „ik ben er wel blij mee." — „Ja ? En nu, schat, gaan wij [naar „ Askania" om te ontbijten. Ik mag me daar, waar ik zoo vaak op krediet heb moeten gebruiken, ook wel eens als een rijk man vertoonen. En na 't ontbijt, weet je, gaan we naar Wannsee. Het is vandaag heerlijk weer, precies geknipt om bruiloft te houden. Gisteren, onder dat stompzinnige gezelschap, was het ook onmogelijk." Hij ging naar de schrijftafel en stak alle papieren van waarde en al het geld bij zich, er
kon soms gedurende hunne afwezigheid worden ingebroken. „Maar mijn ouders willen ons van namiddag een bezoek brengen", zei Hilma. Hij werd heftig. „Alsof je ouders niet een anderen keer kunnen komen. Voor mijn part honderd dagen achtereen, maar vandaag niet. Je bent nu niet meer in de eerste plaats dochter, maar vrouw." Hilma had moeite hem tot kalmte te brengen. Zij moest toegeven en den dag met hem vieren. Haar was het aangenamer geweest, den dag in haar tehuis rustig te mogen doorbrengen, terwijl hem de gewoonte van zijn jonge leven naar het koffiehuis dreef. Hij wist heelemaal niet met geld om te gaan en maakte, nu hij in het bezit van zoo rijke middelen was, de dolste uitgaven. In korten tijd was driehonderd mark uitgegeven en hij verzocht Hilma dringend hem van den last te ontslaan, kas te houden. Hij deed haar het voorstel, hem wekelijks zakgeld te geven en Hilma gaf plannen aan de hand om de leegte in de kas weer te kunnen aanvullen. Hij moest wat meer leerlingen zien te krijgen, en hij had er reeds van gesproken : een celloschool te schrijven. Daarmede zou hij nu aanvangen. In den beginne stemde hij er vroolijk mee in, maar telkens en telkens pijnigden hem de gesprekken over geldaangelegenheden, en het eentonige leven, dat hij thans voerde, stond hem niet buitengewoon aan. Zeker, hij gevoelde zich zeer gelukkig, maar intusschen verveelde hij zich. Het kwam hem voor alsof het ongehuwde leven vroolijker was geweest. Des voormiddags wanneer Hilma bezig was met de huishouding, wist hij niet hoe hij
den tijd klein zou krijgen. Hij kon toch niet altijd werken — en schrijven toch ook niet. Want wat hielp het hem wanneer hij zouteloos, ongevoelig werk aan de markt bracht ? Daardoor zou hij zijn naam maar in discrediet hebben gebracht. Neen, het moest hem invallen, het moest over hem komen als een storm van inspiratie. En hem viel niets in. Daar was het altijd nog beter — hij ging naar het café. Hij had zich op zekeren dag dicht bij het raam neergezet, dronk intusschen een cognac en nam het straatleven op. Niets dan vervelende, onbeduidende gezichten. Daar — eindelijk een bekende, Frits Olden. Hij wou voorbij gaan, maar groette toen hij Hom gewaar werd en kwam binnen. — „Goeden morgen, Hom." — „Goeden morgen, Olden." — „Een cognac, as-je-blief. Het schijnt je goed te gaan, dat je reeds om 11 uur in het café zit." — „Dank je, zoo lila, aan het middenste raam." — „Nou, en hoe smaakt 't huwelijk ?" — „O, fameus. Om niets behoef ik me meer te bekommeren. En geldzorgen zijn geheel buitengesloten." — „Prosit. — „Prosit." — „Nu ja, je vrouw heeft geld, maar wanneer dat alles is." — „Nu, daar kan ik wel een paar jaar mee toe en dan, dan ga ik weer aan 't verdienen." — „Zou het niet beter zijn dat je tegelijk verdiende ?" Paul Horn lachte luid. „Natuurlijk was dat beter. Maar ik kan de menschen het geld toch niet met geweld afnemen." — „Dat is ook in 't geheel niet noodig. Maar
men moet niet altijd in zijn kamer zitten. Wanneer men er eens uitkomt, biedt zich menige gelegenheid aan tot geld verdienen. Mij zijn in de laatste dagen drie aanbiedingen gedaan." — „Zoo zoo," zei Paul verrast: „drie tegelijk ?" — „Ten eerste een „tournée" door de Duitsche badplaatsen. — „Da's niets gedaan. Daar is geld noch roem. De Duitsche badplaatsen zijn slechts een domein voor wonderkinderen en serpentinedanseressen met nieuwe lichteffecten." — „Toen een engagement bij een Zigeuner kapel. Ik heb er echter geen lust in. Wil jij ?" — „Ben je gek ? Ik ben toch geen Zigeuner." — „Denk je dan die anderen wel ? Maar je hebt zwart haar en een donkere snor, en wanneer je je een beetje sminkt en in een jas met koorden kruipt, ben je meer dan een echte Zigeuner en kunt een half jaar Janos heeten in plaats van Horn." — „Neen, dankje." — „Ten derde kapelmeester aan een zomer theater die over veertien dagen in het Alexander theater met Weber's „Euryanthe" zal worden geopend, 't Geeft wel niet veel, duizend mark voor het seizoen, maar 't is toch iets." — „En 't is een werk, een kunstenaar waardig?" — „Heb je er lust in ?" — „Ik? En jij?" — „Ja, weet je," verklaarde Olden, „mij heeft weer de grootheidswaanzin van den kunstenaar te pakken gekregen, ik schrijf aan een opera, die ik dezen zomer, wat er ook gebeure,'moet klaar hebben. Laat ik nu de opera liggen, om geld te verdienen, dan, ik weet het zeker, komt zij nooit klaar." (Wordt vervolgd).
RECHTSZAKEN. Voor het Hof
Al zien de vier beklaagden, twee heeren S. en twee Br., allen landbouwers of boerenknechts in de gemeente Ede, er niet wat men noemt snugger uit en al zou op hen eerdei de kwalificatie en „onnoozel" van toepassing zijn— ze wetenheel goed wat ze over hebben voor een zekere hoeveelheid jenever. Dat heeft Heintje Holst tot haar nadeel ondervonden. Die Heintje was zonder dienst, en tijdelijk in huis genomen bij den landbouwer D., die met zijne huishoudster leefde. Deze laatste scheen bevreesd te zijn dat ze eerlang het veld zou moeten ruimen voor Heintje en die angst schijnt zoo groot geweest te zijn, dat ze een viertal opgeschoten kwajongens heeft omgekocht met geld voor jenever, gezegde Heintje een rammeling toe te dienen, die haar heugen moest. Om tot dat schoone doel te geraken bebben zij in den avond van den 2Óen Juli lawaai gemaakt voor D's huis en toen dat niet hielp zijn ze den 2en Augustus teruggekomen, hebben de deur gebombardeerd onder het uitroepen van: „Heintje zal er uit, Heintje moeten we hebben, anders steken we de boel in brand" — uitroepen die voor Heintje niet veel goeds voorspelden en haar dan ook maar door de achterdeur het huis deden verlaten. Zij was zoo uit bed gevlucht en dus in nachtgewaad. Ze ging haar toevlucht zoeken bij den veldwachter, die evenwel uit was en wiens vrouw bezwaar maakte Heintje op te nemen. Deze verborg zich toen in een hooiberg, maar ook daar zich niet veilig wanende, ging ze naar een landbouwer in de buurt, die haar opnam. Maar toen de belhamels 't ook daar lastig kwamen maken, werd ze ook daar de deur uitgezet, en toen aangepakt door de vier onverlaten. Twee pakten haar bij de armen, twee bij de beenen en zoo werd ze een eind over de heide gesleept, getrapt, geslagen en gestompt, onder welke bewerking de weinige kleeren, die ze aan had, scheurden, en ze, zoo goed als zonder kleeren, in een dennenboschje werd achtergelaten. Heintje was, wat nog al duidelijk is, verontwaardigd over zulk eene behandeling en deed haar beklag bij den veldwachter, wat ten gevolge had dat tegen drie der beklaagden een bevel tot inhechtenisneming werd uitgevaardigd en zij door de rechtbank tot 3 maanden gevangenisstraf werden veroordeeld. Ze hebben toen alles bekend, gezegd dat ze zelf „de behandeling wel wat kras vonden", die ze Heintje hadden doen ondergaan en gehoopt dat met die drie maanden de zaak uit was. Daarmee hebben ze echter geen rekening gehouden met den advocaat-generaal die deze straf wel wat licht vond en den officier van justitie verzocht heeft appèl aan te teekenen. En bij de behandeling voor het Hof, wees de advocaat-generaal op 't ergerlijke van dit misdrijf, door vier personen zonder aanleiding gepleegd en requireerde voor ieder 18 maanden gevangenisstraf. Of er nu heelemaal geen aanleiding geweest is Heintje eens onder handen te nemen, is volgens den eersten beklaagde aan twijfel onderhevig. Hij beweert dat Heintje zijn getrouwde zuster voor wat heel gemeens heett uitgemaakt en dat had hem gehinderd. Het feit van omkoopen, erkent hij evenwel. Een zeer gunstigen indruk maken de beklaagden niet — onverschillig, met de handen in den zak, leveren ze doorloopend het bewijs dat de beschaving in Lunteren nog niet zoover is doorgedrongen, dat men daar met twee woorden spreekt. Onverschillig ook hooren zij den eisch aan en in onverschillige houding verlaten zij de rechtzaal. De advocaat van bekl., mr. M. van Gelein Vitringa, meende dat courantenberichten in deze zaak de geschiedenis erger hadden voorgesteld dan ze inderdaad is. Heintje is in den omtrek slecht bekend en algemeen oordeelde men dat ze weg
moest. Bekl. nu hebben er een relletje van gemaakt, de zaak wel wat hard aangepakt, maar toch niet zoo om 18 maanden daarvoor te krijgen. Er is hier, zegt spr., een soort middeleeijwsche zedenpolitie uitgeoefend. Bovendien niet alleen door de vier beklaagden, maar nog door twee anderen ook, die ook hier hadden moeten zitten. Deze bekl. staan niet bekend als boosdoeners van professie, ze zijn werktuig geweest in de handen van anderen. Hij vraagt schuldigverklaring voor „eenvoudige mishandeling" en veroordeeling tot een veel lichtere straf. „De gevolgen van een bruiloft" — zou men het geval kunnen noemen, waarvoor P. H. v. d. G. terecht stond. De broer van Gr. de V. ging trouwen en bij die gelegenheid werd veel gegeten en gedronken, van het laatste zooveel, dat al spoedig het geheele gezelschap in dien staat verkeerde, dien men wel eens légerement emu noemt. Dat vechten daarvan weer een gevolg was, is niets nieuws. Toen is v. d. G. als een dolleman met een open mes gaan loopen zwaaien en heeft Gr. de V., terwijl deze zich bukte, een snee over het bovendeel van haar linkerdij gegeven, die zoo aankwam, dat haar kleeren werden doorgesneden en een wond van een paar c.M. diep werd veroorzaakt. Wel heeft Gr. zelf niet gezien dat v. d. G. het gedaan heeft, maar dat weet get. G. M. beslist van wel. Bekl., die wel veel gedronken heeft, maar toch „nog loopen kon" weet van niets, heeft het in beslag genomen mes eerst niet als het zijne herkend en ontkent beslist gesneden te hebben. Zijn verdediger mr. B. H. Everts zegt dat de algemeene ruzie de aanleiding is geweest. Hij begrijpt niet hoe get. M. gezien kan hebben dat juist bekl. het gedaan heeft. Anderen, die ook op de partij zijn geweest, zullen nog terecht moeten staan voor een dergelijk feit en daarom acht spr. de straf, die hier geëischt wordt, (2 maanden) veel te zwaar. Uitspraak in beide zaken over acht dagen.
KUNSTEN, LETTEREN, WETENSCHAPPEN.
Wie iemand zijn zelfvertrouwen, op welke wijze dan ook, ontrooft, pleegt een zedelijken moord. Leven is openbaring van kracht, terwijl moed en zelfvertrouwen van kracht de bronnen zijn. Vrijdag 15 Jan. Stads-Schouwburg, Vereeniging: „De Nieuwe Nederl. Opera". Herbergprinses, 8 u. Zaterdag 16 Jan. Place Royale, Schaakv. 8 u. Zaterd. 16 Jan. Stads-Schouwburg, Sensationeele voorstelling van Moderne Wonderen. Optreden van den vermaarden Illusionist Chambly, 8 u. Zondag 17 Jan. Idem. Idem, 7 1 /< 3 u. Zondag 17 Jan. Musis-Sacrum, Middag-Concert, A. O. V., 2^/0 u. Zondag 17 Jan. Musis-Sacrum, Avond-Concert, A. O. V., 8 u. Zondag 17 Jan. Musis-Sacrum (Nieuwe Zaal) Tooneelvoorstelling te geven door de Vereeniging „Deik Haspels". Zijn Verjaardag, 8 u. De Gooische Club „De Tien". Belangrijk nieuws voor de kunstliefhebbers! Dank zij het initiatief van „Artibus Sacrum" zullen we hier (in 't Logebouw) van 19 tot en met 26 Januari e. k. eene tentoonstelling krijgen van het zeer geprezen werk der Gooische Club „De Tien", opgericht 1 Aug. 1903, en gevestigd te Laren (N.-H.) Leden der Club zijn de heeren August le Gras, voorz. Frans Deutmann, secr., H. T. de Court Onderwater, penningm., E. van Bever, J. Gebhard, A. Broedelet, J. Snoeck, H. Wolter. J. van Schooten en L. van der Tonge. Reeds zijn exposities gehouden te Hilversum, Groningen, Apeldoorn, Zutphen en Deventer. Na Arnhem zullen Rotterdam, Dordrecht en Brussel aan de beurt komen. Bij uitzondering is deze tentoonstelling van 's morg. 10 tot 's namidd. 5 uur ook voor niet leden toegankelijk, a 25 ct. per persoon.
Naar wij thans uit zeer vertrouwbare bron vernemen, was, zooals wij ook al veronderstelden, de heer de Waardt, die Zondag op de matinee der A. O. V. optrad, inderdaad zoo ongesteld, dat hij 's morgens nog plan had af te seinen. Zijn vriendelijkheid om het publiek niet teleur te stellen mag dus wel dubbel geapprecieerd worden. — Het trio-Chaigneau, dat den 25sten hier een concert komt geven, heeft sedert jaren te Parijs eene gevestigde reputatie; het vorige jaar voor het eerst te Berlijn spelende, behaalde het veel succes. Te Londen werd het na het eerste optreden direct voor een serie van 20 concerten geëngageerd. Uitgevoerd worden hier trio's van Beethoven, Boëlmann en Brahms. — Te Antwerpen is op 47 jarigen leeftijd overleden de kunstschilder Leo van Aken. Zijne „kaartspelende Oude Vrouwen", werden bekroond te Parijs en te Munchen, door de chromolithographie wereldberoemd gemaakt en ten slotte door het museum van Praag aangekocht. Het museum van Antwerpen kocht zijne „Boogschutters."
— Adrienne Lecouvreur, het lyrisch drama van Cilca, is te Antwerpen met veel bijval vertoond. De muziek wordt zeer geroemd. — Het nieuwe stuk van Philippi, der griine Zweig, heeft bijna geen succes gehad. Men schrijft dit daaraan toe dat naast den bombast, dien de auteur gewoonlijk geeft, nu ook wat van de betere zijde van zijn talent in dit stuk komt doorschemeren en dat dientengevolge iets tweeslachtigs verkregen is. — Tilly Koenen heeft te Berlijn een liederavond gegeven. Het „Berl. Tageblatt" roemt haar stem., die in omvang is toegenomen; echter wordt gewezen op fouten in de declamatie en gebrek aan temperament. — Iemand heeft het nuttige (?) werk gedaan een pianobewerking voor twee handen te maken van Strauss'.... Eulenspiegel. — Hermann Bahr is voor een hartaandoening in een sanatorium. Hij zal maanden niet kunnen werken. („Vad.") — De Gemeenteraad van Weenen heeft 20,000 kronen gegeven als eerste bijdrage voor een standbeeld voor Hamerling. — Een uitmuntende maatregel is door den directeur der New-Yorksche Opera genomen. Zijne bezoekers vinden voortaan op hunne plaatsbiljetten aan de achterzijde eene aanwijzing van den het dichtst bij hun plaats te vinden uitgang. Tevens wordt men verzocht in stede van den algemeenen, steeds van dien aangewezen uitgang gebruik te maken, zoodat habitué's in geval van brand terstond weten wat zij te doen hebben. — De Nederlandsche kunstafdeeling op de Wereldtentoonstelling te St.-Louis zal bestaan uit 170 schilderijen, 80 aquarellen, 60 etsen en gravures, 10 beeldhouwwerken, een verzameling decoratieve kunst en een reeks bouwkundige teekeningen, — * Naar wij vernemen zal biïmen kort weer een speciaal nummer van „Onze Kunst" verschijnen. Het zal, ter gelegenheid van Israels' 8oen verjaardag, geheel aan dien meester gewijd zijn. Naast een studie van W. Steenhoff wordt er een lange reeks reproducties naar meest onuitgegeven werken voor in gereedheid gebracht, waaronder verschillende teekeningen en schetsen welke de schilder speciaal ter beschikking van dit tijdschrift heeft gesteld. — Bij de uitgevers Höveker & Wormser te Amsterdam ligt ter perse, om in den loop der volgende week te verschijnen : „Koningin Emma", „Koningin der weldadigheid", door N. van Harpen. Deze uitgave geschiedt geheel ten voordeele van het Emma-fonds ter opname van arme longlijders in het door Koningin Emma gestichte Sanatorium Oranj e-Nassau's- Oord. Aan de uitgave van dit boekje werken niet den schrijver geheel belangloos mede : de heer P. Smidt van Gelder, firma van Gelder Zonen, die het benoodigde „geschept Hollandsch" verstrekte; de heeren J. H. Hübner en M. J. P. van Santen, di-
ecteur rler firma RoelofFzen, Hübner & v. Santeu, die voor een mooi typografisch uiterlijk zorgen en de cliché's van de talrijke, niet in den handel zijnde foto's van de Koningin-Moeder op hun ateliers lieten vervaardigen; terwijl de sierkunstenaar Theod. Neuhuys zijn taler ten aan den stempelband en versierde beginletters wijdde en de heer J. A. Wormser, firma Höveker en Wormser, de werzaamheden aan de uitgifte verbonden voor zijn rekening nam. Door deze belanglooze samenwerking hoopt men voor het Emma-fonds een belangrijke bijdrage te vormen. — In de afl. i4 en 15 van „De Volken der Aarde", door Joh. F. Snelleman, uitgave van de firma „Scheltema & Holkema's Boekhandel" te Amsterdam, wordt een begin gemaakt met het werelddeel Afrika. Na een inleidend woord worden de volken van Zuidelijk Afrika behandeld, de Hottentotten en Boschjesmannen, de Akka of Tikki-Tikki en de Bantoe-neger — met een breedvoerig woord over de Negers in 't algemeen, over Kaffers, Zoeloes, Betsjoeanen, Swazi, Matabili, de Nyassastammen — en daarmee komen we al in Centraal-Afrika — de Herero, Soeaheli, Dsjagga, Oenyoro, Wahoema, Kikoejoe, Kongo-negers, het Loenda-volk en hoe al die stammen meer mogen heeten. Onderhoudend worden de bijzonderheden omtrent zeden en gebruiken, het leven om in 't onderhoud te voorzien, de wijze van besturen en van oorlogvoeren enz. beschreven, terwijl een groot aantal afbeeldingen van de typen der stammen — ook één in kleuren — den tekst verlucht.