Een geestige, opgewekte redevoering van den heer Lieftinck, dien wij in lang niet hadden hooren spreken, bracht een note gaic in de saaiheid der Drankwetdebatten. De rede was guitig, kort en zij sneed hout — drie voortreffelijke eigenschappen waarvan men bij menige oratie er te vergeefs één zoekt. De Drankwet van 1881 — aldus de heer Lieftinck — is een proef geweest, waarbij het thans nog een open quaestie is, of zij ook maar eenig nuttig effect heeft gesorteerd. Dat dóór de wet het gebruik is afgenomen, is allerminst bewezen. Statistieken zijn weinig betrouwbaar en indien zij iets bewijzen, dan toonen zij aan dat het drankverbruik met de toeneming of vennindering der welvaart stijgt en daalt. Wanneer voorts sinds 1881 het drankverbruik is afgenomen, dan is daarvan de voorname oorzaak de moreele actie, die op de volkszeden heeft ingewerkt. Vroeger werd de soldaat uitgelachen die geen borrel dronk. In de huisgezinnen dronk men als er visite was een bittertje of een persico-tje. Thans is het kwast en nog eens kwast, of afternoon-tea. Maar wat heeft met die kentering in de volkszeden ons maximum-stelsel der Drankwet uit te staan met zijn nasleep van clandestienen drankverkoop, waardoor overtreding op overtreding werd gestapeld en het moreel peil der natie neergedrukt? Daarom — zoo concludeerde de heer Lieftinck — moeten de ruwe en onrechtvaardige kanten van de wet afgeslepen. Wilde men de proef met het stelsel van 1881 voortzetten — het was hem goed of liever het liet hem koud, gelet op de problematieke waarde van dat systeem voor de drankbestrijding. Maar dan asjeblieft geen nieuwe onrechtvaardigheden aan de oude toegevoegd; geen onnoodige plagerijen, geen rare, vexatoire bepalingen. Dat de Minister geen wijziging zou accepteeren, — gelijk de heer Rink uit de Memorie van Antwoord had afgeleid — nam de heer Lieftinck nog niet zoo grif aan. Deze Minister, die wel eens meer een andere jas aantrok, zou ook ditmaal wel voor rede vatbaar zijn ! Dat laatste — ofschoon in anderen zin dan de heer Lieftinck — meende de heer Goeman Borgesius ook. Ook deze verwachtte, ondanks de ministerieele verklaringen in de stukken, nog veel van gemeen overleg. Voor het overige tapte deze afgevaardigde — kon het anders ? — uit een geheel ander vaatje dan de heer Lieftinck. Hij trachtte het stelsel der wet van 1881 tegen de van alle kanten daartegen ingebrachte bedenkingen te verdedigen in een breed opgezette redevoering, die telijk critiek inhield op de wijze waarop de Regeering in haar ontwerp dat stelsel tracht te „realiseeren" (zooals de heer Talma het noemde). „De gelegenheid maakt den dief", betoogde de heer Borgesius. „Hoe meer kroegen, hoe grooter de verleiding tot drinken. Daarom is beperking van het kroegenaantal zoo gewenscht." Bij die redeneering werd over het hoofd gezien : vooreerst de clandestiene drankverkoop, trots verbods- en strafbepalingen des te weliger bloeiend naarmate het aantal drankgelegenheden met vergunning wordt ingeperkt; ten tweede de gelegenheid — die steeds blijft bestaan — om tehuis alcohol te gebruiken, die men bij de maat of bij de flesch heeft ingeslagen ; in de derde, plaats, dat slechts dan iets van de beperking ware te verwachten voor vermindering van drankgebruik, wanneer men werkelijk uren moest loopen, zonder een kroeg te vinden — een „toekomst-ideaal", waarvan de heer Borgesius zelf moest erkennen dat het in de verste verte niet voor verwezenlijking vatbaar was. Minister Kuyper, die in deze zitting zijn groote redevoering hield ter beantwoording van de verschillende sprekers, was althans op dit punt openhartig genoeg om te erkennen, dat hij van de beperking van de drankgelegenheden niet datgene verwachtte voor de afneming van het gebruik wat de heer Borgesius er van hoopte. Voor den Minister lag de verdienste van de wet van 1881 hierin, dat hel personeel in de lokaliteiten waar drank wordt verkocht was verbeterd, dat de lokalen zelf ook ruimer en netter waren geworden en dat het politietoezicht was vergemakkelijkt. Bij die redeneering werd alweder m r nichts dir nichts de clandestiene drankverkoop als niet bestaande verondersteld. In elk geval sprak uit de rede van den Minister de doorloopende erkentenis, dat tegen het alcoM
holisme, gelijk dit in sommige lagen der maatschappij als een waarlijk verderfelijk kwaad voortwoekert — de Minister gaf daarvan een sombere, doch inderdaad niet zeer overdreven voorstelling, — door de wet eigenlijk niets kan worden uitgericht. Waartoe dan — die vraag ligt voor de hand — dit wetsontwerp ? Omdat, zoo luidde het antwoord, de Overheid in den strijd tegen den alcohol toch niet mag stilzitten. Ook zij moet doen wat zij kan. „Stellig", zouden wij willen antwoorden, „maar dan niet op deze wijze!" Geen bij voorbaat tot onvruchtbaarheid gedoemde pogingen om door beperking of verbod van den drankverkoop het alcoholveibruik te fnuiken, doch krachtige steun van overheidswege geboden aan de moreele actie tegen den alcohol en aan alle maatregelen, strekkend om bij de individuen de behoefte om zich aan drankmisbruik over te geven te doen verdwijnen. Daarnaast: bescherming van de minderjarigen en handhaving van de openbare orde en veiligheid. Maar geen noodeloos knellende en kwellende maatregelen waarvan niets is te verwachten. De Minister stelde het wel voor alsof dit wetsontwerp zoo bijzonder voordeelig en aangenaam voor de tappers was: de clandestiene verkoop wordt er door bestreden (naar den zin des heeren Borgesius nog niet krachtig genoeg!); hun rechtsonzekerheid wordt weggenomen wijl zij de vergunning behouden tot hun dood en bovendien hun weduwe de vergunning levenslang krijgt; zij zijn niet meer aan één bepaalde woning gebonden voor hun vergunning; terwijl hun daartegenover slechts enkele verplichtingen worden opgelegd van weinig vexatoiren aard — altijd volgens dr. Kuyper. Maar wij blijven van meening, dat de drankverkoopers ni eet exeès d'honneur, ni cette indignité verdienen. Waar het toch in confesso is, dat men met het vergunningstelsel tegen den drank niets uitricht, daar is een Drankwet, op dat stelsel gebaseerd, niet goed te praten door een beroep op de vele voordeeltjes, den drankhandel daarin toegeworpen, zoo min als door een opsomming van de bepalingen, waardoor men tracht dien handel te snoeren in het keurslijf der wet. En noch de bewering van den heer Borgesius, dat de clandestiene drankveikoop door dit ontwerp niet afdoende wordt bestreden, doch dat dit wèl kon geschieden door verscherpte bepalingen, noch diens betoog, dat het ontwerp niet kras genoeg erop aanstuurt om spoedig het aantal vergunningen te brengen binnen het wettelijk maximum, noch ook 's Ministers verklaring, tot verder overleg omtrent deze en dergelijke punten wel bereid te zijn mits zonder denatureering van het stelsel van het ontwerp, vermocht ons de overtuiging te schenken dat slechts de wijze van uitwerking van het systeem van het ontwerp tot critiek gegronde aanleiding geven kan, doch dat het systeem zelf, de basis waarop dit legislatief gebouw rust, den toets der critiek wel zou kunnen doorstaan. En wanneer dan ook de Minister waarschuwde tegen het in discrediet brengen van het ontwerp bij het publiek door op z. i. lichtvaardige wijze het voor te stellen, alsof dit wetsvoorstel tegen de belangen der tappers ingaat door hen noodeloos te kwellen, dan zag hij bij die waarschuwing geheel over het hoofd, dat ook zonder dat alzoo in de Kamer gesproken ware, dit ontwerp zoomin als de vigeerende Drannwet. ooit populair zou kunnen worden, omdat het volksbewustzijn gevoelt, dat er iets in den opzet, den bodem der wet is, wat verkeerd is en ongerijmd. De holle phrases, waarmede de heer Brumweikamp in den aanvang der zitting aan het streven der Regeering hulde bracht, vermochten die eenvoudige waarheid niet te verduisteren en de heer Okma, die verklaarde niet te gelooven dat de vermindering van het aantal drankgelegenheden het drankgebruik zal doen afnemen, sprak zichzelf in één adem tegen, toen hij de Regeering hulde bracht voor het vërleenen van de bevoegdheid aan de Gemeenteraden om het maximum te verlagen. Het blijft waar: wie het stelsel van dit ontwerp in den grond verkeerd acht, kan zonder inconsequentie of beginselverzaking de Regeering onmogelijk met dit wetsontwerp gelukwen.jchen. Uit de replieken zal die waarheid nader blijken.
"EERSTE BLAD. ARNHEM, 29 April. Tweede Kamer.". "Arnhemsche courant". Arnhem, 1904/04/29 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000095803:mpeg21:p001
"Arnhemsche courant". Arnhem, 1904/04/29 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000095803:mpeg21:p001
t De Minister van Staat, Minister van Oorlog, heeft ter kennis van de landmacht gebracht, dat het Hare Majesteit de Koningin heeft behaagd te bepalen, dat de soldaatïeconvalescent A. Klein van de koloniale reserve,
alsnog bij afzonderlijke dagorders, zoo in Indië als in Nederland, eervol zal worden vermeld, ter zake van zijn gedrag tijdens eene verkenning uit P r i o e h T j a h o e in de richting van kampong Kaleh K o e a h, op 23 Juli 1902, en tevens de chefs der korpsen uitgenoodigd dit aan hunne onderhoorigen op drie achtereenvolgende middagappèls te doen voorlezen. t Overwegende dat het wenschelijk is, nadere bepalingen vast te stellen, omtrent het personeel bij den Rijks-postduivendienst, zoo is bij Kon. Besluit het navolgende bepaald : De directeur van den Rijks-postduivendienst woidt door de Koningin benoemd. Bijaldien hij officier is van een van de korpsen der landmacht, wordt hij bij zijne aanstelling gevoerd boven de formatie van het wapen waarvan hij afkomstig is, terwijl hij bij ontheffing wederom bij een der korpsen van dat wapen kan worden ingedeeld. Is hij gepensionneerd officier van de landmacht, dan wordt bij het besluit van zijne aanstelling tevens zijne positie geregeld. De aanstelling van de hoofdopzichters en opzichters geschiedt door den Minister van Oorlog, zij worden gevoerd boven de formatie van het korps waarvan zij afkomstig zijn; de aanstelling van oppasser geschiedt door den chef van den generalen staf. Er zullen worden aangesteld 2 hoofdopzichters, 2 opzichters en een oppasser, die een dagelijksche toelage genieten van ten hoogste f 0.25 per dag voor een hoofdopzichter, f 0.25 per dag voor een opzichter te Amsterdam; f 0.15 per dag voor een opzichter buiten Amsterdam en f 0.15 voor een oppasser. Het personeel van'den Rijks-postduivendienst, beneden den rang van officier, draagt op den rechtermouw der kortejas, tuniek, attilla of kapotjas ?een onderscheidingsteeken, voorstellende een vliegende postduif, en wel: voor hoofdopzichter en opzichter gewerkt van gouddraad, voor oppassers en verzorgers gewerkt van wit katoen. Verschenen is het 14e Jaarverslag der vereeniging ondei de zinspreuk „Moed, Beleid en Trouw", waarvan beschermvrouw is H. M. de Koningin. In het afgeloopen jaar trof het bestuur een gevoelig verlies door den dood van jhr. mr. J. W. M. Schoier, ondervoorzitter, wiens plaats thans is ingenomen door jhr. B. H. A. v. d. Wijck, Op centrale afdeeling is in den geheelen archipel met succes werkzaam. In het vorige jaar werd aan jaarlijksche bijdragen ontvangen van f 1563.51 terwijl de uitgaven bedroegen f1508.91. In Cura<;ao valt over het afgeloopen jaar minder belangstelling te constateeren. De balans der vereeniging sluit in ontvangsten de uitgaven met een som van f 55787.46. Te Utrecht is onder leiding van baron Schimmelpenninck van der Oye van Hoevelaken de jaarlijksche algemeene vergadering gehouden van den Nederlandschen Militairen Bond. De vergadering was goed bezocht. Uit de verslagen van den secretaris en den penningmeester bleek o.a. dat over het algemeen de afdeelingen nuttig werkzaam waren. Nieuwe tehuizen werden gebouwd in de afdeelingen Haarlem, Leiden en Hoorn. Op een verzoek om ondersteuning werd van de Koningin en de Koningin-Moeder een gunstige beschikking ontvangen. De rekening heeft een batig slot van f 126. Als bestuursleden werden herbenoemd de heeren L. Rooseboom te Arnhem en ds. P. Groote te Amsterdam. In de middagvergadering werden de mededeelingen van de vertegenwoordigers besproken. Het Nationaal Comité in zake wettelijke regeling van vrouwenarbeid, bestaande uit verschillende vrouwen-vereenigingen, heeft in een adres aan de Tweede Kamer in het belang van duizenden vrouwen in den lande verzocht de volgende wijzigingen in het aanhangig ontwerp tot herziening der Drankwet te brengen: a. Te laten vervallen alinea 17 van art. 3. b. Te plaatsen in art. 8 voor of achter „zijn echtgenoote": haar echtgenoot. c. In te lasschen bij art. 15, 3e alinea achter „de verzoeker" of verzoekster. d. Te behouden van art. 151 alleen de 4e alinea — met dien verstande dat „16 jaai worde herleid tot 18 jaar — en te laten vervallen de drie voorafgaande. De 10e jaarlijksche algemeene vergadering van de „Broederschap van Commiezen der Posterijen" zal plaats hebben te Utrecht, den I5en
Mei. De feestrede ter viering van het tienjarig bestaan der Broederschap zal worden uitgesproken door den heer P. Keg Czn., directeur van het postkantoor te Middelburg. Doör het bedanken van den heer F. P. du Rieu, zal in de vacature van voorzitter voorzien moeten worden. De heer C. J. Beelenkamp, commies der posterijen ie klasse, zal eenige beschouwingen met betrekking tot onze briefexpeditie leveren. De algemeene vergadering van de „Vereeniging van Directeuren bij den Post- en Telegraafdienst" zal plaats hebben te Amsterdam 12 Mei. Onder de te behandelen onderwerpen komen oor: Adreszegels, inleider de heer J. W. Vorster, directeur van het postkantoor te Rotterdam; amtbswoningen, inleider de heer E. D. Rink, adjunct-inspecteur der posterijen en telegraphie, te Groningen; de aanhangige pensioenwetten, inleider de heer W. P. Zeilmaker, vice-voorzitter van de Pensioenvereeniging; de artikelen ióbis en 37—49 van de proeve der ambtenaarswet, welke ter jaarvergadering van den Bond in September behandeld zullen worden, inleider de heer D. van de Graft, directeur van het telegraafkantoor te 's-Gravenhage. Blijkens het verslag, uitgebracht op de vergadering van het Herman-Coster-fonds, is het fonds zoozeer aangegroeid, ook door legaten, dat reeds dit jaar twee beurzen, ieder van f 720 kunnen worden beschikbaar gesteld voor studie van Afrikaanders ,in Nederland. Bovendien is f250 beschikbaar gesteld voor de Nederlandsche bibliotheek te Stellenbosch. In plaats van den overleden dr. Blom Coster is tot lid benoemd mr. L. J. Plemp van Duiveland.
"BINNENLAND.". "Arnhemsche courant". Arnhem, 1904/04/29 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000095803:mpeg21:p001
Blijkens mededeeling in het weekblad „Patrimonium" is door de afdeeling Arnhem van de Christelijke Arbeidersvereeniging van dien naam eenstemmig besloten, aan het reglement der afdeeling de volgende bepalingen toe te voegen : „Op dezelfde voorwaarden, geldende voor de leden der afdeeling, kunnen tot het Ondersteuningsfonds worden toegelaten de leden van vakvereenigingen , aangesloten bij het Chr. Arb. Secretariaat. „Vakvereenigingen, welker leden daarvoor in aanmerking komen, moeten door de afd. met V4 der aanwezig zijnde leden hiertoe worden aangewezen. „Wanneer door eene aldus erkende vakver» eeniging handelingen worden gepleegd, strijdig met de beginselen van „Patrimonium", kan door het bestuur van het fonds over de verder toe te laten leden eener dergelijke vereeniging ballotage geëischt of, onder goedkeuring der afd., hunne toetreding tot het fonds belet worden. „Bij opheffing dezer vakvereenigingen, vervalt voor de leden daarvan het lidmaatschap van het fonds, tenzij zij lid worden van „Patrimonium". „Wanneer een lid der vakvereeniging bedankt, is het bestuur dier vereeniging gehouden, daarvan binnen 8 dagen opgave te doen aan het bestuur van het Ondersteuningsfonds. „Zij die lid van „Patrimonium" zijn of geweest zijn, kunnen niet als lid eener vakvereeniging tot het fonds worden toegelaten." — De Inspecteur der Registratie verzoekt ons mede te deelen dat, tengevolge van eene aanschrijving van den Minister van Financien, de aangiftebiljetten voor de Verm jgensbelasting ditmaal niet vóór een der eerste dagen van.Mei zullen kunnen worden verzonden. — f De kapitein J. C. A. Drabbe van het ie regiment vesting-artillerie te Utrecht, wordt overgeplaatst naar Arnhem als commandant van de instructie-batterij eu zal heden alhier aankomen. — A De aflevering van het aandeel van de Nationale Militie der lichting 1904, wat de manschappen bestemd voor de korte oefening betreft, zal in dit jaar plaats hebben : voor de kantons Arnhem, Wageningen, Barneveld, Harderwijk, Elburg, Apeldoorn, Brummen. Zutphen, Lochem en Eibergen op Dinsdag den I7den Mei; voor de kantons Aalten, Varsseveld, StadDoetinchem, Doesburg, Zevenaar, Huissen, Eist, Ubbergen, Nijmegen, Wamel, Zaltbonimel, Cu-
lemborg, Tiel en Kesteren op Woensdag den i8den Mei. — Bij de op 28 dezer alhier gehouden examens voor de akte 1. o. zijn geëxamineerd 8 vrouwel. candidaten. Geslaagd de dames A. J. Arnolli, IJ. S. E. van Balen Blanken, M. S. Bijsterbosch, T. Bleeker, M. Boonstra en J. A. Dijkstra, allen te Apeldoorn; G. W. Meurs te Arnhem. — De heer M. de Leeuw, meubelmagazijn Steenstraat alhier, heeft een nieuwe soort van „hooikist" in voorraad, een metalen, die beter moet voldoen dan de houten. In de hooikist passen een, twee of meer pannen Wanneer men spijzen aan de kook heeft gebracht en ze in die pannen in de hooikist plaatst, worden ze, men weet 't, vanzelf gaar en blijven warm, zelfs na vele uren. Vandaar dan ook, dat de hooikist zooveel gemak oplevert voor gezinnen, waar ook de huisvrouw de deur uit moet. Soep, erwten, boonen, gort, rijst, gestampte kost zijn uitstekend voor de hooikist. Voorts in alle gezinnen, voor het trekken van bouillon, het bereiden van havermout enz. — X Gister is bij de politie aangegeven dat in eenige groote winkelramen in de Broerenstraat met een scherp voorwerp diepe krassen zijn aangebracht. De politie doet onderzoek. Gistermorgen ontstond in perceel 56 van de van Hasseltstraat een schoorsteenbrand, welke spoedig werd gebluscht. Op het bureau van politie is gisteravond zekere K. 25 jaar gebracht, die verdacht wordt in een tapperij aan den Westervoortschen dijk een uit Algiers afkomstig gepensioneerd militair een zakje met plm. f 500 aan geld te hebben ontstolen. Gisteravond 11 uur had in de woning van S. aan den Rozendaalschen weg een vechtpartij plaats waarbij de vrouw, die dronken was, haar man met een klomp zoodanig op den neus sloeg, dat een ader getroffen werd. De man is op het bureau van politie verbonden. Met ingang van 1 Mei is de heer J. P. Scheepmaker, inspecteur van politie titulair, benoemd tot inspecteur van politie. — § Behalve de lezing „Schoolartsen" door dr. Unia Stein Parvé, zal op de vierde jaarlijksche vergadering van onderwijzers en onderwijzeressen in het arrondissement Rheden, die gehouden zal worden in het hotel de Kroon te Dieren op 7 Mei a. s, een voordracht worden gehouden door den voorzitter den heer H. Lauer, over Willem III, Koning en stadhouder 1650—1702, in verband met de plannen tot het oprichten van een standbeeld. De heer O J. C. Geerlings, hoofd der school te Eerbeek, zal een bijdrage geven onder den titel Fabel en Sprookje. Deze voordrachten zullen worden afgewisseld door zang. — Oosterbeek, 28 April. Bij de heden gehouden verkiezing voor een lid van den Gemeenteraad zijn uitgebracht 437 geldige stemmen. Gekozen is de heer J. Th. Kok (ant.-rev.) met 295 stemmen. Op de heeren J. P. Rokker (lib.) waren 77 en A. G.Jansen, (cand. der Volkspartij) 65 stemmen uitgebracht. — De diensttijd op werkdagen van het posten telegraafkantoor te Oosterbeek wordt voortaan voor het tijdvak van 1 Juli tot en met 31 Aug. vastgesteld als volgt: van 7.30 voortot 8.30 namidd. Greenw.tijd.
g Raadsvergadering te Doorwerth. De Raad besloot heden gunstig te adviseeren aan Ged. Staten over een verzoek van den burgemeester aan H. M. de Koningin om in de gemeente Renkum te mogen wonen, daar er te Doorwerth geenjhuis te huur is, voor hem geschikt. Door den Secretaris, den heer A. W. G. Rijnders werd eervol gevraagd, in te gaan 1 Juni. Naar de Voorzitter mededeelde, was dat ontslag aanvankelijk gevraagd met ingang van 1 Mei, doch hij had welwillend voldaan aan het verzoek tot 1 Juni te blijven. Spr. deed het zeer veel leed, dat de secretaris, een zeer arbeidzaam man die 18 jaar werkzaam is, heengaat. Hij wenschte hem toe, dat hij een tijdperk van rust mag ingaan, die hij lange jaren moge genieten. Het ontslag werd vervolgens verleend. De heer van Brakell, oud-burgemeester, betuigde zijn spijt, dat de heer Rijnders ging vertrekken. Hij hoopte, dat de heer R. nog lange jaren in de gemeente wonen mag, wellicht ten vraagbaak der ingezetenen. De heer Rijnders herinnerde aan zijn benoeming tal van jaren geleden. Toen had hij alleen gezegd zijn plicht te zullen doen. Het deed hem nu genoegen te bemerken, dat hij daarin was geslaagd. Hij dankte zeer voor de hartelijke en aangename bejegening en beval zich zeer bij allen aan. Ter vervulling der vacature van secretaris was een oproeping gedaan. Uit de sollicitanten was de volgende voordracht opgemaakt: T. N. Betz, ambtenaar ter secretarie te Vorden en S. G. L. F. baron van Friedag te Stompwijk. Met algemeene stemmen werd de eerste benoemd. Daarna sluiting. — t Ook te Apeldoorn zal men een Bijenmarkt oprichten; een vooijaarsmarkt, voor den handel in bijen voed er, op den ien Dinsdag in Juli, met Woensdag d. a. v.; een najaarsmarkt, met recht een bijenhoning- en wasmarkt op den 4en Dinsdag in Sept. met Woensdag d. a. v. Op den tweeden marktdag wordt gelegenheid gegeven bij opbod te verkoopen. Prijzen zullen •worden uitgeloofd voor 't grootste aantal ter markt aangevoerde korven door een ijmker, voor den schoonsten korf, de beste bijenwoning, de mooiste tafelhoning etc. Nadere inlichtingen geeft de Voorzitter van de afdeeling Apeldoorn van de V. tot B. v. d. B. in Ned. (Zie de advertentie in dit No.) — * Huissen, 28 April. Naar wij vernemen worden er te Arnhem pogingen in het \teik
gesteld om de groenmarkt, in plaats van om vier uur, zooals tot nu toe gebruikelijk was, eerst om zes uur 's morgens te doen aanvangen. Mochten deze pogingen slagen, dan zou dit aan velen onzer warmoezeniers heel wat nadeel kunnen berokkenen. Gisterenavond kwamen meer dan 100 warmoezeniers in de groote zaal van heer Kerkten bijeen, om maatregelen te beramen, teneinde dezen slag, zoo mogelijk af te wenden. Er werd besloten een adres aan den Raad der gemeente Arnhem te richten om den bestaanden toestand te handhaven. Uitvoerig worden de bezwaren tegen een mogelijke nieuwe regeling uiteengezet en het geldelijk nadeel aangewezen, dat daaruit voor de kleine burgerij voor den winkelstand en ook voor henzelven zou voortvloeien. Zij zouden dan genoodzaakt zijn met hunne waren elders te gaan. Staande de vergadering werd dit adres door 110 personen, allen belanghebbenden geteekend. — A De collecte voor het huldeblijk voor H. M. de Koningin-Moeder heeft opgebracht in de gemeente IJzendoorn f41.60 en in de gemeente Echteld f53.75. — * Geldermalsen, 28 April. Op de heden gehouden voorjaarsmarkt bestond de aanvoer uit: 231 stuks hoornvee, 218 schapen, 371 lammeren, 57 geiten, 498 biggen en 143 varkens. Er was zeer veel handel tegen flinke prijzen. De kermis heeft een drukker bezoek dan vorige jaren, Voor 't eerst hebben we er een stoom-carousel, die veel volk trekt. De algemeene indruk is, dat hier de kermis eer toe- dan afneemt. — * Met algemeene stemmen benoemde de Raad den heer S. van Alphen te Tiel tot gemeente-opzichter, die tevens als zoodanig door de Geldermalsensche Bouwmaatschappij is aangesteld. — A In plaats van R. van den Berg te Druten, wien wegens vertrek eervol ontslag is verleend, is door Ged. Staten benoemd tot lid-werkman van de bij art. 8 der Ongevallenwet 1901 bedoelde plaatselijke Commissie voor de gemeenten Druten c.a., G. B. Eibers, boekdrukkersknecht te Druten.
"NIEUWS UIT GEMEENTE EN PROVINCIE.". "Arnhemsche courant". Arnhem, 1904/04/29 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000095803:mpeg21:p001