Bij Kon. Besluit is aan E. E. van der Hoop, te Delft, op zijn daartoe gedaan verzoek, eervol ontslag verleend als lid van den Voogdijraad te 's-Gravenhage. Bij Kon. Besluit is met ingang van 1 April 1906, benoemd tot concierge van het Koninklijk Kabinet van schilderijen te 's-Gravenhage, G. J. Okhuyzen, thans assistent bij dat Kabinet. Bij Kon. Besluit is, met ingang van 1 Mei 1906, aan H. W. J. Veldhuis, op zijn verzoek eervol ontslag verleend als leeraar aan de Rijks H. B. S. te Zwolle. Bij Kon. Besluit is aan den gepensionneerden officier van administratie der iste klasse L. F. van Gelsdorp, op zijn verzoek, met 16 dezer eervol ontslag verleend uit zijne betrekking van kassier van het weduwen- en weezenfonds der militaire officieren bij de zeemacht, en met dien datum in gezegde betiekking benoemd de gep. officier van administratie der 2de klasse J. van den Hurk. Bij Kon. Besluit is, met ingang van 1 Augustus 1906, benoemd tot essaieur van den waarborg en de belasting der gouden en zilveren werken te Amsterdam, J. J. Neurdenburg, thans essaieur bij dat dienstvak te Rotterdam. Bij Kon. Besluit is, ingevolge de burgerlijke pensioenwet, een pensioen verleend van f 248 aan den gewezen kommies bij 's Rijks belastingen S. de Jong. Bij Kon. Besluit is, met ingang van I Mei 1906, aan W. A. G. Perks, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend uit zijne betrekking van muntgezel aan 's Rijks munt te Utrecht. Bij Kon. Besluit is de eerste-luitenant J. Jurjans, van het 3e reg. huzaren op non-activiteit gesteld, Bij Kon. Besluit is aan den voorzitter van de Algemeene Rekenkamer in Ned.-Indië, L. A. Martens, op zijn verzoek, met ingang van 4 April 1906, eervol ontslag uit 's lands dienst verleend, onder dankbetuiging voor de langdurige en trouwe diensten door hem aan den lande bewezen. — H. M. de Koningin heeft in de Huisorde van Oranje benoemd: tot commandeur den heer F. B. 'sjacob, Burgemeester van Rotterdam, en tot officier den heer J. V. Wierdsma, president der Nederl.-Amerik. Stoomvaartmaatschappij te Rotterdam. Rijks Hoogere Land-, Tuin- en Boschbouwschool te Wageningen. De „St.-Ct." No. 59 bevat een Kon. Besluit, waarin wordt bepaald: ie. dat het examen, af te nemen van de leerlingen van het tweede studiejaar der Rijks Hoogere Land-, Tuin- en Boschbouwschool te Wageningen, mondeling schriftelijk en desgewenscht, practisch zal worden afgelegd; 2e. dat het, voor zooveel noodig, voor de leerlingen der onderscheiden studierichtingen verschillend zal zijn en zal omvatten de voor iedere studierichtingen aangewezen vakken, omschreven in het aan dit besluit gehechte programma, dat bij het afnemen van het examen tot leidraad zal strekken: 3e. dat het kan worden afgelegd in alle vakken, voor eene studierichting aangewezen, of in ten minste vier daarvan; 4e. dat zij. die in het bezit zijn van het getuigschrift, bedoeld in art. 32, lid 3, van het Kon. besluit van 3 Augustus 1904 (Staatsblad No. 203) en daarop aanteekening hebben verkregen, dat zij voldaan hebben aan het examen in het vak, omschreven onder X van het programma, behoorende bij • Kon. besluit van 8 Mei 1905, No. 58, zullen zijn vrijgesteld van dat deel van het examen, hetwelk omschreven is onder VII, 1 in het onder 2e. bedoelde pramma; 5e. dat aan hem, die voldaan heeft aan het examen, afgenomen in alle vakken, voor eene studierichting aangewezen, kosteloos een getuigschrift van bekwaamheid, waarop de studierichting van den geëxamineerde vermeld is, zal worden uitgereikt: terwijl aan hem, die in ten minste vier der vakken eener studierichting, waarin hij geëxamineerd is, heeft voldaan, op zijn verzoek, een bewijs kan worden afgegeven, vermeldende de vakken dier studierichting, waarin hij een voldoend examen heeft afgelegd ; 6e. dat hij, aan wien het onder 5e bedoelde getuigschrift is uitgereikt, bij het afleggen van het examen in de vakken, aangewezen voor eene andere studierichting dan op het getuigschrift vermeld is, zal worden vrijgesteld van het onderzoek in die vakken of onderdeelen van vakken, welke voor beide studierichtingen in het programma van het examen gelijkluidend zijn omschreven en waarin hij, blijkens het getuigschrift, is geëxamineerd; 7°. dat hij, aan wien het onder 5 0 . bedoelde bewijs is afgegeven, niet weder tot het examen in de vakken, aangewezen voor de studierichting op het bewijs vermeld, zal worden toegelaten, terwijl hij bij het afleggen van het examen in de vakken, aangewezen voor eene andere studierichting, zal worden vrijgesteld van het onderzoek in die vakken of onderdeelen van vakken, welke voor beide studierichtingen in het programma van her examen gelijkluidend zijn, omschreven en waarin hij, blijkens het bewijs, een voldoend examen heeft afgelegd; 8°. dat dit Besluit in werking treedt bij het examen te houden bij het einde van het schooljaar I 9°5—19061 me t dien verstande, dat de leeilingen van de studierichtingen Nederlandsche boschbouw en Tuinbouw in 1906 van het examen in landhuishoudkunde zullen worden vrijgesteld. Bij dit Besluit is gevoegd het programma van het examen, af te nemer, van de leerlingen van het tweede studiejaar der school, bedoeld in art. 31, lid. 1 van het reglement, vastgesteld bij
Kon. Besluit van 3 Augustus 1904 („Staatsblad" n°. 203). — Het „Stbl." no. 42 bevat een Kon. Besluit van den 6den dezer tot vaststelling van eenige buitengewone maatregelen tot afwending van de pest en tot wering harer uitbreiding en gevolgen, noodzakelijk geacht wegens het voorkomen van pest op enkele plaatsen in het buitenland. Bij dit besluit wordt bepaald : Verboden zijn, tenzij met vergunning van den Minister van Binnenlandsche Zaken en met inachtneming van de door dezen ter voorkoming van verbreiding der besmetting te geven voorschriften : ie. onderzoek van personen en goederen op de aanwezigheid van pestsmetstoffen door middel van proefnemingen op dieren ; 2e. het verrichten van lijkopeningen op lijken van personen, overleden aan de pest of verdacht van aan de pest lijdende te zijn geweest: 3e. vervoer van stoffen, die pestsmetstoffen zijn of verdacht worden het te zijn. Dit besluit, dat gedurende één jaar van kracht blijft, treedt Dinsdag a. s. in werking.
"BENOEMINGEN enz.". "Arnhemsche courant". Arnhem, 1906/03/13 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 22-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000096065:mpeg21:p005
"Arnhemsche courant". Arnhem, 1906/03/13 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 22-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000096065:mpeg21:p005
De „Tantalus", van Batavia naar Amsterdam, passeerde 9 dezer Gibraltar. De „Java", van Amsterdam naar Java, passeerde 9 dezer Malta. De „Ophir", van Rotterdam naar Java, arriveerde 11 dezer te Batavia. De „Besoeki", van Rotterdam naar Java, arriveerde 11 dezer te Padang. De „Gedé," van Rotterdam naar Java, vertrok 12 dezer van Perim. De „Sindoro", van Rotterdam naar Java, passeerde 11 dezer Gibraltar. De „Malang", van Java naar Rotterdam, arriveerde 11 dezer te Marseille. De „Statendam", van Rotterdam naar NewYork, passeerde 11 dezer Lizard. De „Ardjoeno", van Java naar Rotterdam, passeerde 12 dezer Suez. Norddeutscher Lloyd, Bremen. (Lijn op Oost-Azië). De „Sachsen" is 10 dezer van Napels vertrokken. De „Erlangen" is 10 dezer St.-Vincent gepasseerd. De „Barbarossa" is 10 dezer 11 uur v.m. te Genua aangekomen. De „Aachen" is 11 dezer van Antwerpen vertrokken. De „Scharnhorst" is 12 dezer van Port-Saïd vertrokken. De „Schleswig" is 11 dezer 1 uur n.m. van Napels vertrokken. — Blijkens bij het Departement van Marine ontvangen bericht is het pantserschip „Kortenaer", 11 dezer te Cura9ao aangekomen.
"STOOMSCHEPEN.". "Arnhemsche courant". Arnhem, 1906/03/13 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 22-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000096065:mpeg21:p005
Naar het „Hbld." verneemt, zullen de heeren Henri Polak en J. W. IJzerman, leden van den Gemeenteraad van Amsterdam, resp. voor de distr. III en VI, wegens drukke bezigheden in den loop van 't jaar hun ontslag nemen als Raadslid, en is het niet onmogelijk, dat ook dr. C. F. J. Blooker (distr. VI) bedankt. — Het aantal bezoekers gedurende den duur der automobiel-tentoonstelling in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam bedroeg ruim dertienduizend. — Bij beschikking van den directeur-generaal van den landbouw, is de adspirant-Rijkstuinbouwleeraar A. M. Sprenger overgeplaatst naar Alkmaar, ten einde den Rijkstuinbouwleeraar aldaar behulpzaam te zijn bij het verrichten van diens weikzaamheden en hem bij eventueele afwezigheid zoo noodig te vervangen. — Voor de betrekking van directeur der derde H. B. School, met 5 -jarigen cursus (aan de Waldeck-Pyrmontkade) te 's Gravenhage worden door B. en W. aanbevolen: 10. Dr. J. T. Haverman, directeur der H. B. S. met 3 -jarigen cursus in den Haag; 20. dr. G. J. M. Coolhaas, leeraar in de wis- en natuurkunde aan de H. B. S. met 5 -jarigen cursus aan het Bleyenburg aldaar; 30. dr. N. Quint, leeraar in de wis- en natuurkunde aan de H. B. S. met 5 -jarigen cursus aan de Stadhouderslaan aldaar. — Tegen den heer D. L. de Goede, opzichter van politie op 's Rijks Marinewerf te Hellevoetsluis, is bij den officier van justitie te Rotterdam een klacht ingediend door het hoofd der openbare school aldaar, den heer R. K. van Bendegorn, naar aanleiding van het volgende : Te Rockanjë werd in December jl. een Zondagschool geopend. Bij de Kerstfeestviering waren 60 kinderen op die school aanwezig. Maar reeds den volgenden Zondag was het getal tot 11 geslonken, den volgenden Zondag was het een 12-tal, vervolgens 6, toen 3, eindelijk niet één meer. „Natuurlijk — aldus vertelde de heer de Goede in de antirev. „Rotterdammer" — werd door ons bij de ouders een onderzoek ingesteld, en toen bleek, dat de man, die de kinderen moet opleiden tot alle Christelijke en maatschappelijke deugden, zich op de hoogte stelde en liet stellen, wie der kinderen de Zondagsschool bezochten, om hen dan des Maandags op de school te bespotten en te schelden; dat de boeren de arbeiders bedreigden, dat als zij hunne kinderen nog larger zonden naar die Zondagsschool, zij zouden zorgen, dat ze den grond, welken die arbeiders in huur hadden van de Ned. Herv. Kerk, en welke een deel van hun bestaan uitmaakt, kwijt raakten". — In de „N. R- Ct." van gisteravond komt N. op tegen het ongunstige oordeel van een „dijkgraaf' over de werking en de beteekenis van den Nieuwen Maasmond. De Maasmondverlegging had ten doel op de Maas lagere waterstanden te verkrijgen, waardoor in de wintermaanden rampen zouden worden voorkomen en in het voorjaar de afwatering der landen zou worden vergemakkelijkt. Maar nooit is, zegt N., door een ernstig ingenieur beweerd dat tengevolge van de Maasmondverlegging de Beersche Maas niet meer zoude werken en een deel van Noord-Brabant dus niet meer door het Beersche Maaswater zou worden overstroomd, en evenmin dat tengevolge van de Maasmondverlegging in N.-O. Noord -Biatant geen overlast meer zou geleden worden van kwelwater en van Peelwater. Dat de toestand in dezen winter was als in 1880 is een bewering, die kant noch wal raakt, zooals N. met cijfers aantoont. Wij kunnen zijn breedvoerig betoog niet geheel overnemen, de volgende conclusie verdient intusschen te worden gereleveerd. Konden, zoo besluit N., de polders er 10e besluiten door het aanleggen van flinke binnenbermen tegen hunne rivierdijken de kwel te beteugelen, dan zouden de landen in N.-O. Noord-Brabant langzamerhand in een geheel anderen toestand komen. En nu ten slotte de vraag, ook door den dijkgraaf gedaan : zijn de 24 millioen guldens, uitgegeven voor de Maasmondverlegging, weggegooid geld ? De dijkgraaf vindt dat het er naar lijkt, terwijl ik met overtuiging het tegendeel durf beweren. Nu reeds doet de Maasmondverlegging door de verlaging van de rivierstanden en door het wegnemen van de kansen op dijkbreuken veel nut en als na enkele jaren alle aanvullingswerken, als het kanaal 's-Bosch—Drongelen en de afsluiting van de Dieze, gereed zullen zijn, zal de Maasmondverlegging naar mijne overtuiging een zegen voor Noord-Brabant blijken te zijn, al moet men niet uit het oog verliezen dat de 100 personen, die voordeel genieten van eenig publiek werk, hun mond houden, terwijl 1 persoon, die daarvan eenig nadeel ondervindt, voor de 100 anderen mede schreeuwt, zoodat het voor het onnadenkend publiek dikwijls den indruk maakt of enkel nadeel geleden wordt. Het is nu eenmaal niet mogelijk een groot werk uit te voeren zonder een enkele te benadeelen tegenover de groote menigte, die voordeel geniet; ook door den_ aanleg van Staatsspoorwegen, door den Rotterdamschen waterweg en door onze rivierverbetering zijn enkelen benadeeld, maar die overweging mag, waar het werk strekt tot voordeel van het algemeen, van de uitvoering niet afhouden.
— Bij het examen te Utrecht voor de akte nuttige handwerken zijn o. a. geslaagd de dames J. J. Buis en M. E. Blaak, uit Arnhem.
"ARNHEMSCHE COURANT van Dinsdag 13 Maart 1906. TWEEDE BLAD. BINNENLANDSCH NIEUWS.". "Arnhemsche courant". Arnhem, 1906/03/13 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 22-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000096065:mpeg21:p005
Amendementen. Door den heer van Dedem is een amendement voorgesteld om het eerste lid van artikel 1637e te lezen als volgt: „Indien bij het sluiten der overeenkomst een hand- of godspenning is gegeven en aangenomen, ontleenen partijen daaraan de bevoegdheid van de overeenkomst af te zien, door het laten behouden of het teruggeven van dien hand- of godspenning; deze bevoegdheid vervalt zes weken voor den aanvang der dienstbetrekking." In het regeeringsvoorstel is daarentegen gesteld dat in het geven en aannemen van de hand- of godspenning bij het sluiten der overeenkomst „geene der partijen daaraan de bevoegdheid ontleent van de overeenkomst af te zien enz." Door den heer de Klerk zijn verschillende amendementen ingediend. Het voorstel der regeering luidt om in art. 16^ van het B. W. te bepalen dat de wet vooronderstelt dat de vrouw „ten opzigte van handelingen of verbintenissen, wegens alles wat de gewone dagelijksche uitgaven der huishouding betreft, alsmede ten opzichte van arbeidsovereenkomsten, door haar als werkgeefster ten behoeve van de huishouding aangegaan", zij de bewilliging van haren man heeft bekomen. Het eerste amendement nu heeft ten doel de woorden „ten behoeve van de huishouding te doen vervallen". In art. 1637° van het regeeringsvoorstel wordt geregeld de quaestie van het geding tusschen werkgever en arbeider getroffen, waarbij de laatste beperkt wordt in zijn bevoegdheid om na het einde der dienstbetrekking op zekere wijze werkzaam te zijn, en voorts de geldigheid van zoodanig beding. Een der amendementen nu heeft de strekking om te bepalen : „dat zoodanig beding niet kan worden aangegaan met een arbeider; wiens in geld vastgesteld loon minder dan vier gulden per dag bedraagt." Een derde amendement heeft ten doel om te bepalen, „dat het den werkgever niet is toegestaan boete te stellen", zoomede dat elk beding met deze bepaling in strijd nietig is. Artikel 1638c van het ontwerp der regeering regelt omstandig de gevallen waarin de arbeider geheel of gedeeltelijk aanspraak op zijn loon bdiondt, wanneer hij om verschillende redenen zijn arbeid niet kan verrichten. De heer de Klerk stelt nu bij een volgend amendement voor te bepalen : „dat elk beding, waarbij ten nadeele van den arbeider van de bepaling van dit artikel wordt afgeweken, nietig is". Een vijfde amendement strekt om te bepalen dat het het staangeld voor arbeiders wier loon f 4 of minder per dag bedraagt, nimmer hooger mag zijn dan het loon van zes werkdagen. (In het regeeringsvoorstel wordt van 12 dagen gesproken).
Een zesde amendement wil in de gevallen waarin van den arbeider staangeld wordt bedongen, ook den werkgever verplichten staangeld bij de Rijkspostspaarbank te storten. Artikel iÓ39m regelt de gevallen waarin de echtgenoot eener arbeidster bij den kantonrechter ontbinding kan vragen van eene door zijne vrouw aangegane overeenkomst, wanneer deze — naar zijn Tneening — nadeelige gevolgen zal hebben, voor zijne vrouw zelve of voor zijn huisgezin. Het laatste amendement heeft ten doel te bepalen dat: „dat de rechter zoodanig verzoek niet inwilligt, indien hij de meening des mans ongegrond oordeelt, indien de man de gemeene woonplaats heeft verlaten, of door zijne misdragingen aanleiding heeft gegeven, dat de vrouw dezelve verlaten heett, of indien de man door verkwisting of ander slechl levensgedrag het huisgezin aan ondergang blootstelt." De Ministers van Buitenlandsche Zaken, van Justitie cn van Binnenlandsche Zaken hebben in eene memorie aan de Tweede Kamer uitvoerig geantwoord op het afdeelingsverslag, betreffende de verdragen tot regeling der wetsconflicten omtrent het huwelijk en tot regeling der voogdij van minderjarigen. Inzake de verbindbaarheid der tractaten voor de onderdanen neemt de Regeering het volgende standpunt in: Ook zij kent aan tractaten uit zichzelve bindende kracht toe voor de burgers, en oordeelt een nader wettelijk bevel voor de onderdanen geenszins noodzakelijk; doch acht zij elke wettelijke verbindendverklaring van den tractaatsinhoud in strijd zoowel met de beginselen van internationaal recht, als met die van Nederlandsch Staatsrecht, zoodat voorstellen in die richting niet van haar zijn te verwachten, noch in den zin van eenen algemeenen, alle Nederlandsche verdragen gelijkelijk omvattenden maatregel, noch in dier voege, dat voor ieder tractaat afzonderlijk eene voorziening wordt getroffen. Hier is slechts de rede van tractaten, die, gelijk de onderwerpelijke verdragen van internationaal privaatrecht zelf regelen stellen, en zulks niet aan de landswetten der verdragsstaten opdragen of overlaten. Die tractaten hebben derhalve naar het oordeel der regeering, sedert hunne inwerkingtreding kracht van wet bezeten. Uit de eventueele aanneming van het ontwerp maakt de regeering de gevolgtrekking, dat het standpunt ten aanzien der principieele quaestie door haar ingenomen en de door haar in de toekomst te volgen gedragslijn bij de Kamer instemming hebben gevonden. Het verdrag inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed maakt, ook naar het oordeel der regeering, geen wettelijke voorziening noodig. Van oordeel dat de bewijsquaestie in de praktijk niet tot moeilijkheden leiden zal, acht de regeering eene bepaling dat men zich ook tot diplomatieke en consulaire ambtenaren moest kunnen wenden in ieder geval dat de ambtenaar van den burgerlijken stand de afgifte der verklaring op grond van onvoldoend bewijs nopens woonplaats of laatste woonplaats in Nederland weigerde, ongewenscht. De Regeering stemt in met het gevoelen der leden, die de aanwijzing van een autoriteit, verplicht tot het in ontvangst nemen en bewaren van de authentieke afschriften van acten betreffende huwelijken, in den vreemde tusschen Nederlanders gesloten, noodig achtten. Wijziging van art. 449 van het Wetboek van Strafrecht, in verband met het voorschrift van art. 3 der wetsvoordracht, zal te zijner tijd nader worden overwogen. Voldaan wordt aan het verlangen der leden, die eene oplossing der strijdvraag: welke rechtsgevolgen overtreding van art. 38 B. W. voor zooveel de afkondiging betreft, ten aanzien van het huwelijk heeft, in het wetsontwerp wenschen te zien opgenomen. In het gewijzigd wetsontwerp is zulks thans geschied. In het gewijzigd ontwerp is thans uitdrukkelijk bepaald, dat slechts Nederlanders, die hier te lande woonplaats hebben, of binnen de laatste zes maanden gehad hebben, tot afkondiging van hun huwelijk in Nederland gehouden zijn.
"STATEN-GENERAAL Arbeidscontract.". "Arnhemsche courant". Arnhem, 1906/03/13 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 22-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000096065:mpeg21:p005
Sarrien heeft de vorming van een nieuw F r a n s c h Kabinet aanvaard. Waarschijnlijk zal dit als volgt zijn samengesteld : EersteMinister en Rechtswezen Sarrien; Binnenlandsche Zaken Clemenceau ; Buitenlandsche Zaken Bourgeois; Oorlog Etienne; Marine Thomson ; Onderwijs en Eeredienst Briand; Koophandel Leygues; Openbare Werken Barthou; Landbouw Ruau; Financiën Poincaré en Koloniën Doumergue. Op een bijeenkomst ten huize van Sarrien, die van vier uur tot half acht duurde kon men het echter niet eens worden, zoodat nog niets beslist is. — Volgens de „Matin" is te Toulon weer een spionnage-zaak ontdekt. De hoofdpersoon is 'n vrouw, 'n zekere juffrouw Bourgerès, in de galante wereld bekend als Jeanne Renée, gescheiden vrouw van een ambtenaar van het ministerie, die door middel van een matroos, Louis Juliën, die door zijn post aan de marine-werkplaatsen zich kostbare inlichtingen kon verschaffen, getracht heeft aan zekere, hoogst belangrijke, documenten te komen. Verdere deelnemers in deze spionnage-affaire zijn een Amerikaan, Xavier Sager, teekenaar van „Le Caricature" en „La vie pour rire" en twee Italianen. Alle vijf zijn gevangen genomen, maar alleen de matroos en de demi-mondaine zijn vastgehouden. Men zoekt nu ijverig naar een mysterieusen handlanger. Uit Duitschland. De Tweede Kamer van Saksen heeft op voorstel der Regeering een prijslijst van adellijke titels vastgesteld. Een baronnentitel kost voortaan 4500 M., een graventitel 10000 en een prinsentitel 25000 M.
Alles wordt prijzig tegenwoordig. — Vijf millioen mark moeten, volgens de Mecklenburgsche bladen, de schulden bedragen van den onlangs „op verzoek" onder curateele gestelden Hertog Paul Friedrich en diens gemalin, de Prinses von Windischgratz. De Zwitser sche Regeering heeft de verschillende mogendheden uitgenoodigd vertegenwoordigers te benoemen, die den nden Juni te Genève zullen bijeenkomen, teneinde de conventie van Genève te herzien. Het plan hiertoe bestaat al lang, doch door den Russisch-Japanschen oorlog is het lijdelijk uitgesteld. Bannerman heeft in het Engelsche Lager huis op een desbetreffende vraag geantwoorddat hij is voor vermindering der wapening en dat hij geen gunstige gelegenheid onbenut zal laten om deze te verkrijgen. In theorie klinkt het heel mooi, jammer dat Engeland dit jaar een geheele nieuwe oorlogsvloot op stapel heeft staan! — De oefeningen, die de Britsche vloot dit jaar in samenwerking met de koopvaardijvloot zal houden, zullen behalve de gewone onkosten voor het onderhoud der vloot op zee, ongeveer 250.000 p.st. vergen voor schadeloosstelling der koopvaarders. Dit is zelfs het machtige Albion wat te machtig. In Rusland vreest men weer eens voor een nieuwe staking van de spoor- post- en telegraafbeambten. Dezen zien hun loon voortdurend kleiner, hun arbeidstijd voortdurend grooter worden en zooiets houdt op den duur zelfs een Russisch beambte niet uit. Dat het ook overigens nog lang niet rustig is, toonen de talrijue moordaanslagen. Te Praga, een voorstad van Warschau, werd Zaterdag een patrouille, bestaande uit een sergeant, vijf soldaten en een agent van politie, door een bende revolutionairen omsingeld. De oproerlingen schoten den sergeant en den agent van politie dood. De soldaten vuurden terug en doodden een der aanvallers; de rest sloeg op de vlucht. Te Lodz is kapitein Iwanof, districtscommandant, in zijn rijtuig doodgeschoten. De koetsier werd gewond. Uit Tanger wordt aan de „Daily Mail" gemeld, dat in het binnenland van Marokko hongersnood heerscht, door mislukking van den tarwe, en gerstoogst. In het Zuiden des lands zouden reeds honderden den hongersdood gestorven zijn. — De Marokkaansche conferentie is het nog steeds niet eens geworden over de staatsbank en het politie-vraagstuk.
Het gevecht van de Amerikaansche troepen op de F i 1 i p p ij n e n tegen de Moro's schijnt een geregelde veldslag geweest te zijn. Vier dagen lang is er gestreden om den Dajo-berg, in welke gevechten ongeveer 900 menschen den do'od vonden. De vrouwen en kinderen van de Moro's hadden zich tijdens het gevecht zoo onder de strijders gemengd, dat het onmogelijk was hen te sparen ; allen werden dan ook in de slachting gedood. De marine heeft aan de zijde der Amerikanen een groot aandeel aan het gevecht genomen, en telt dan ook verscheidene gewonden. President -xoosevelt heeft generaal-majoor Wood, den bevelhebber te Manilla, telegrafisch geluk gewenscht. Volgens officieele berichten, te Washington ontvangen, zal Mantsjoerije binnen eenige dagen door de Japansche troepen ontruimd zijn. Met de Russische loopt het niet zoo hard van stapel. Tot dusver is slechts een derde der Russische troepen in Mantsjoerije teruggezonden. Door gebrek aan kolen wordt het ondoenlijk geacht dit jaar Mantsjoerije geheel te ontruimen. — Door de Japansche Regeering is eene groote bestelling gedaan van 20,000 stuks linnen, bij eene fabriek in de Russische stad Jaroslaw. De Duitsche bezettingsbrigade in China zal binnenkort naar Duitschland teruggebracht worden. Alleen de legatiewacht blijft te Peking, alsmede de te Tientsin gelegerde reserve, samen 26 officieren, 700 minderen, 9 ambtenaren en 6 officieren van gezondheid.
"BUITENLAND.". "Arnhemsche courant". Arnhem, 1906/03/13 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 22-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000096065:mpeg21:p005