EERSTE BLAD.
Het is van niet heel veel beteekenis wat Kitchener de laatste dagen laat hooren. Den 29sten zond hij een telegram naar Londen, dat weer te mooi lijkt: «Byng’s kolonne heeft, uit Liebenberg-vlei oprukkend , na een nachtelijken marsch commandant Wessels aangevallen. De Engelschen veroverden de twee stukken geschut die kolonel Firman afgenomen waren, en het laatste kanon van de Wet. De Boeren hadden 5 dooden, 6 gewonden en 27 gevangen. Tot de gesneuvelden behoort veldkornet Wessels, terwijl kapitein Müller, van de staatartillerie, gevangen is genomen. Het verlies aan de zijde der Engelschen is licht. De Engelschen vermeesterden buitendien drie wagens met schietvoorraad, en 250 paarden en muilen. De Nationale Verkenners uit Middelburg hebben 13 Boeren gevangen genomen; Plumer, bij Amersfoort 7 en meer dan 500 stuks vee; Gilbert Hamilton heeft 2 Boeren gedood en 32 gevangen genomen.” Het verlies aan de zijde der Engelschen is licht, dat is de eenige inlichting die Kitchener van eigen verliezen geeft, terwijl die der Boeren zoo conciencieuslijk zijn opgegeven. Bij het volgende telegram is ’t weer juist hetzelfde: Kekewich meldt dat de afdeeling onder majoor Leader zeven Boeren gedood en 131 Boeren gevangen genomen heeft, tot de la Rey’s commando behoorende. Onder de gevangenen bevinden zich commandant Sarei Alberts, landdrost Potgieter, veldkornet Jan du Plessis. Onze verliezen zijn gering; geen dooden. Van meer belang is even stil te staan bij de trein-verbranding in het Cradock-district en de trein botsing bij Burgersdorp. De verliesiijst toont, dat bij Burgersdorp 1 off. sneuvelde, m a.w. de Boeren zouden meer kunnen vertellen omtrent deze treingeschiedenissen, afgespeeld te midden der wonder-doende blokhuizen. 28 Jan. moet vrij ernstig gevochten zijn bij Petrusberg in de K. K., want de verliesiijst noemt 1 doode
en 9 zwaar gewonden. Verder geeft de laatste lijst 5 dooden, 10 zwaar en 18 licht gewonden. Zondag is bij Kroonstad de graaf van Munster bij ongeluk gedood. Engeland zond in 1900 en 1901 totaal 227,699 off. en manschappen benevens 242.311 paarden naar Zuid-Afrika. De koloniën, behalve de Kaap, leverden 16.989 man van deze massa. De militaire medewerker van de Daily News rekent nog eens uit, hoeveel Boeren er nog onder de wapenen staan en komt tot het resultaat, dat dit aantal op z’n minst 15000 en op z’n hoogst 20.000 kan zijn. De vermindering van het Boeren-leger door dood, ziekte, gevangenneming enz. wordt aangevuld door de recruten uit de Kaap. Tenzij een onverwachte ramp de Boeren treft, meent de schrijver, dat de Boeren den strijd nog wel 3 of 5 jaar kunnen volhouden. Dat zij zoo! Een onderschepte brief van Smuts aan Louis Botha, gedagteekend Ermeloo 2 September 1901, wordt door de Engelsche regeering openbaar gemaakt. Smuts verdedigt het verbranden van Bremersdorp, zeggende dat het verbranden van huizen, over de grenzen gelegen, en door den vijand aangewend om zijn krijgsverrichtingen te bevorderen, te rechtvaardigen is; elke oorlogvoerende party zou dat gedaan hebben. Smuts schrijft verder, dat hij Botha’s bevelen ontvangen heeft om de Boerenvrouwen weg te zenden en om haar, zoo de Engelschen weigerden, de vrouwen op te nemen, van de wagens te zetten binnen de Engelschen limën. Smuts protesteert ten slotte krachtig tegen zijn ontslag.
"Transvaal.". "Bredasche courant". Breda, 1902/02/07 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321025:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1902/02/07 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321025:mpeg21:p00001
Lord Salisbury zeide, aan het feestmaal, te zijner eer gegeven door de Junior Constitutional Club te Londen , dat de aanwezigen niet veel inlichtingen van hem zouden krijgen ten aanzien der soort van mislukte crisis, waarover de bladen in de laatste dagen vol hadden gestaar. Hij kon zich onmogelijk voorstellen wat het juiste doel was geweest van de Nederlandsche regeering met haar jongsten stap. Blijkbaar hadden zij geen spoor van bevoegdheid om te
spreken uit naam van onze vijanden die thans op het vasteland van Europa verblijf houden. Toen de wenken, door de Nederlandsche regeering gegeven , openbaar waren gemaakt, verklaarden al deze vijanden om strijd dat zij ze volmaakt onzinnig achten. Salisbury wenschte alle hulde te brengen aan de vriendschappelijke gevoelens van de Nederlandsche regeering. De Engelsche regeering kon niet inzien, op welke gronden of uit welke beweegredenen of met welk doel deze merkwaardige stap gedaan was. Hij kon alleen vermoeden dat de Engelsche pro-Boers er verantwoordelijk voor waren. De spreker herinnerde er aan, dat men nu in een tijd gekomen was waarin vele dergelijke wenken gegeven zouden worden. De eenige reden dat hij wees op dingen die op zichzelf niet zeer belangrijk waren , was deze : ze kwamen op een tijd waarin men meer moest hechten aan de inblazingen der rede dan aan die van het gemoed. Er zou bij vele beminnelijke en uitnemende mensohen een wensch kunnen opkomen dat wij alles opofferden om een vrede aaneen te lappen, die natuurlijk niet duurzaam kon zijn. Maar men moest in het oog houden dat er nu geen sprake kon zijn van overgevoeligheid. Wij zijn in een zakelijke kwestie gewikkeld, en nu dient tot het einde toe doorgewerkt te worden. Wij verlangen veiligheid en wij zouden niet alleen gaarne, maar met groote vreugde het herstel van den vrede aanvaarden, indien daarbij de rechten des konings en de veiligheid des rijks gewaarborgd werden. Deze veiligheid is de eenige belooning, die wij verlangen voor al onze verliezen en opofferingen. Er waren, voegde Salisbury er bij, nog andere kwesties die overwogen moesten worden als de oorlog uttr wa3. De handhaving van Engeland's positie tegenover Ierland was het gewichtigste onderwerp dat het rijk te behandelen had. Indien deze pogingen ooit taalden , zou het rijk voor het grootste gevaar staan dat het ooit had gekend. Dat waren heel wat belangrijker kwesties dan de oorlog in Zuid-Afrika. De Tisnea zegt dat Lansdowne het eenige antwoord heeft gegeven dat mogelijk was. Zij
vertrouwt dat het duidelijk genoeg is om de critici van de houding van de Engelsche regeering en van het Engelsche volk te overtuigen dat het onmogelijk is voor die regeering of dat volk om de zaak opnieuw in overweging te nemen. Ook de andere bladen zijn eenstemmig van meening dat de Nederlandsche nota vooraf gedoemd was om niets uit te werken, er was geen ander antwoord mogelijk. De Morning Post merkt op dat, aangezien Groot-Brittannië de twee republieken ingelijfd heett, een vredesverdrag iets onbegrijpelijks zou zijn. Het blad voegt er bij: Wij allen waardeeren echter de omstandigheden die de Nederlanders bewegen met de moeilijkheden van de Boeren te sympathiseeren. De Standard verklaart dat het voornaamste karakter van de Engelsche nota haar duidelijke en nadrukkelijke afwijzing is van elke bemiddeling, welke ook, onverschillig Van welken kant die mocht komen. De Daily News noemt den toon van Lansdownes antwoord onberispelijk, wat stijl en temperament betreft, maar betreurt het dat het de volledige weigering behelst van de Nederlandsche avances. Toch is er iets bereikt door deze vriendschappelijke gedachten wisseling, en het strekt de Nederlandsche regeering tot oneindige eer dat ze haar is begonnen. Maar wat nu noodig is, is een duidelijke verklaring van de Engelsche regeering aangaande de autoriteiten met wie zij bereid is te onderhandelen. Het gerucht gaat, dat Balfonr tot het pairschap verheven zal worden, en eventueel Salisbury zal opvolgen. Chamberlain zou dan Balfour op volgen als leider van het Lagerhuis. Het schijnt, dat de Brifsche wet van 1829, waarbij de Roomsch Katholieken een aantal voorrechten verkregen, die zij vroeger niet bezaten maar waarin nog eenige krasse bepalingen tegen de Jezuïten opgenomen werden, toch zal moeten toegepast worden. Dezer dagen vroeg, zooals reeds gemeld is, het Protestantsch verbond te Londen rechtsingang tegen drie paters-Jezuïten, en weigerde de magistraat op twee gronden, t. w. dat de wet
in quaestie metterdaad een doode letter geworden was, en dat de wet alleen van Regeeringswege in werking gesteld kon worden. Het Protestantsch verbond, hiermede niet tevreden, wendde zich tot het Gerechtshof met het verzoek den magistraat te bevelen redenen te geven waarom hij geen rechtsingang zou verleenen. De rechters stonden dit verzoek toe, zonder daarbij eenige meening over de zaak zelve te kennen te geven, Deze zal dus weder op het tapijt komen. De St. James’s Gazette zegt in staat te zijn, op het hoogste gezag mede te deelen, dat Lord Salisbury zal aftreden aan het einde der tegenwoordige parlementszitting, indien de oorlog dan geëindigd is. De rechtbank te Parijs heeft een vonnis gewezen, waarbij gelast is, dat alle brieven en bescheiden indertijd bij kolonel ricquart in beslag genomen, door de zorgen van den minister van oorlog en in tegenwoordigheid en onder toezicht van den onder-voorzitter der rechtbank Monier zullen worden geschift uit de ministerieele dossiers en aan Picquart teruggegeven. De kosten van dit vonnis vallen ten laste van het ministerie. In den loop van deze maand zullen de clericale studenten te Brussel een groote betooging houden. De liberale studenten hebben nu besloten eene even machtige tegenbetooging op denzelfden dag op touw te zetten. De gemoedstoestand onder de studenten staat op koortshoogte. Cochran heeft in het Amerlkaanscbe Huis van afgevaardigden een, ook door den Senaat te bekrachtigen, voorstel ingediend, om president Kruger uit te noodigen een bezoek te brengen aan de Vereenigde Staten, wanneer hem dat behaagt en als gast des lands, en voor zijn ontvangst ten hoogste 25,000 dollar te bestemmen. Te Colon liep het gerucht, dat de Libertador, ex Ban-Righ, door een VeneaoIaanscUe kanonneerboot in den grond was geboord.
"Algemeen Overzicht.". "Bredasche courant". Breda, 1902/02/07 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321025:mpeg21:p00001
Roman uit liet Amsterdamsche Studentenleven DOOR A. TER LINDE. 20. Geloof me, lieve, als ’t niet moest, niet bepaald noodzakelijk was, zou ik niet iets voor je verborgen houden.” iVertel me dan maar wat hij zegt, Toon, ik heb er recht op, dat te weten.” »Hij heeft me verstooten Lina, dat is alles,” antwoordde hij kortaf. »Hij weet, geloof ik, zelf niet wat hij geschreven heeft. Hij praat alsof hij een koning was, in plaats van een dorpsdokter. Dus lieveling, nou heb ik letterlijk niets meer om je aan te bieden dan mijn lierde en mijn arbeid, maar Goddank , ik ben in staat om voor je te werken.” Hij wierp den brief in het vuur, en toen hij zich weer omkeerde, had Carolina de kamer verlaten. Toen hij in de gang haar riep, antwoordde zij door de gesloten deur van een andere kamer, dat zij wel weer gauw bij hem zou komen, maar dat hij haar eerst eeu poosje alleen moest laten. Zijn geduld werd zwaar op de proef gesteld; het duurde bijna een uur eer zij weer in de huiskamer kwam. »Toon,” zeide zij, bij hem neerknielend, «Toon, ik heb heel slecht, heel verkeerd gedaan. Ik heb aan niets anders gedacht dan aan mijn eigen geluk. Wil je het me vergeven, dat ik me niet verzet heb, toen jij me vroeg of ik je vrouw wilde worden F” «Maar Lina, foei! Geen woord meer 1 — Daar wil ik niet naar luisteren ! — Geen woord meer !” «Je moet luisteren; ’t is beter, dat ik het nu maar dadelijk zeg, want zeggen zal ik het toch, vroeg of laat. Nooit, nooit zal ik mijzelf kunnen vergeven. Ik heb niet nagedacht. Ik héb vergeten hoe verkeerd en hoe dwaas anderen over ons zouden denken. Ik dacht aan niets, Toon, alleen maar daaraan, dat jij me lief hadt. O, God! ik zou er mijn leven voor willen geven, als ik het nu ongedaan kon maken.” »Zou je dat willen F” Hij nam haar hoofd tusschen zijn beide krachtige handen en keek haar in het gelaat met een uitdrukking vol teedere liefde. pJa zeker zou ik het willen, niettegenstaande ik
zoo gelukkig ben. Ik heb je leven en al je vooruitzichten vernietigd. Maar ik zal naar je vader toe gaan, hem vertellen hoe het gekomen is en hem aanbieden weg, heel ver weg te gaan en hem en jou nooit, nooit meer lastig te vallen.” »Als ik tenminste niet de hulp van de wet inroep om mijn weerspannige vrouw te dwingen bij mij te blijven,” zei hij glimlachend, ofschoon toch ernstig. »Lina, je hebt je zelf aan mij gegeven en ik dank God daarvoor. Ik ben gelukkiger dan ik het ooit in mijn leven geweest ben, en ik ben er ook niet bang voor, dat ik mijn vrouw niet binnen eenigen tijd een positie kan verschaffen, die een beetje overeenkomt met hetgeen zij verdient. Tot zoolang staan wij met ons tweëen tegenover de geheele wereld,” Deze flinke woorden braken den tegenstand van de arme vrouw. Voor de eerste maal leunde zij weenend tegen zijn borst en verlichte zoo haar zwaar belast hart. Langzamerhand, toen zij wat minder opgewonden waren, begonnen zij den toestand en de middelen om dien te beheerschen op eene kalme wijze te bespreken, toen eensklaps aan de bel getrokken werd en een oogenblik later een bekende stem de Krates goeden dag wenschte.” Carolina sprong met een vuurrood gelaat op, maar voor zij kon ontsnappen was Frans al in de kamer. «Hallo, ouwe jongen — o, pardon!” riep hij, Carolina ziende, en met een komisch verwonderd gezicht keek hij nu eens de een, dan weer de andere aan. »Je bent hier in een heel andere wereld gekomen Frans, dan die je verlaten hebt,” zei Toon zoo kalm mogelijk. «Mag ik je mijn vrouw voorstellen?” Frans viel stom van verbazing op den dichtst bij staanden stoel neer en het duurde wel twee minuten, eer hij weer in staat was zijn mond te openen. Carolina verliet natuurlijk de kamer, maar met een vroolijk lachje, dat zij niet kon onderdrukken. Deze blijde klank scheen Frans weer een beetje tot zich zelf te brengen; hij kon ten minste weer spreken. »Dus — dus toch ! Je bent er toch toe overgegaan, jij en de prinses? Wel jongen, Toon, ik moet zeggen, je zou slechter hebben kunnen doen en ik wensch je dan ook welgemeend geluk! Maar zeg, nou mot je me die geheimzinnigheden, die me toch wel een beetje te hoog gaan, eens ontsluieren.” Het duurde niet lang of hij wist hoe het zoover was gekomen, en het was gemakkelijk aan de telkens
veranderende uitdrukking op zijn gelaat te zien, dat hij geheel en al met het jonge paar sympathiseerde. «En dus, de ouwe heeft je werkelijk verstooten F Hij heeft ’t dus toevallig gehoord hè, en de gedachte alleen dat je getrouwd was met de nicht van je hospita heeft hem zoo woest gemaakt, zeg je F Da’s niks Toon, hij zal wel weer bijdraaien. Maar wat ben je nou van plan in deze omstandigheden te doen F” »We hebben daarover net zoo’n beetje beraadslaagd, en zijn tot het besluit gekomen, dat er niets anders op zit, dan dat ik zoo gauw mogelijk promoveer. Nou, als ik flink werk, kan ik er wel gauw komen. Al ben ik ook nog al laat met de studie begonnen, toch zijn al m’n andere examens goed afgeloopen, en met dit laatste zal het ook wel lukken, ’t Is voor mijn vrouw. Als ik maar eenmaal arts ben, Frans, dan is’t niks meer. Ik moet dat zoo gauw mogelijk zien klaar te spelen. Ik zal werken als een galeislaaf en dan zeker wel geld verdienen.” «O ja, je zult wel slagen, allebei. Je vrouw ziet er uit alsof zij alles zou kunnen, alles zou aandurven, Nooit den moed laten zakken, je zult ’t zonder je vader ook wel klaar spelen. Wat gebeurt er met de kamerverhuurders-affaire F” «We hebben gedacht, die voorloopig maar aan te houden als jij wilt blijven, en een ander wilt zoeken om de kamer met je te deelen, zooals ik dat tot nog toe deed. ’t Zal ten minste iets helpen. Het is wel niet plezierig Frans, lang niet plezierig voor een man, z’n vrouw als kamerver!]uurster te moeten laten optreden, maar daar wij een overijlden stap hebben gedaan, moeten wij ons ook in de daaraan verbonden gevolgen schikken.” «Oen kom, denk toch niet aan die gevolgen, we zullen dat zaakje wel op de een of andere manier opknappen,” zei Frans met al het vroolijk vertrouwen, zijn natuur eigen. »Maar, wat ik zeggen wil, is Bergmans hier F” «Neen, hij is niet teruggekomen; hij heeft alleen maar om z’n boeltje gestuurd. Hij was gek op mijn vrouw, zooals je weet,” zei Toon, met een vergeeflijken zweem van trots, «en ik veronderstel, dat rij er niet erg happig op zal zijn, ons hier te zien. Maar daarom hoeft-ie me toch nog niet zoo te vermijden als-ie nou doet; gister kwam ik hem tegen in hij wou me niet eens zien.” «Arme kerel; hij zal er wel over heen komen,” :ei Frans onverschillig. »Hoe denk je dat de Ouwe 1’er achter gekomen is? »Je zal toch waarachtig ;een advertentie in de Rotterdammer gezet hebben F”
»Ik begrijp het me niet. Ik heb me zelf al meer dan eens verwonderd afgevraagd, hoe het nieuws hem bereikt kan hebben. Ik kan me niet begrijpen, dat er iemand in de wereld is, die genoeg belang in ons stelt, om daarover te spreken.” uJe bent wel een beetje al te bescheiden,” zei Frans lachend. »Ja, u komt juist nog op tijd, mevrouw van Gilse,” voegde hij er aan toe, toen Carolina de kamer binnen kwam. «Wilt u den vriend van uw familie de hand drukken F Ik wensch u er geluk mee, dat u den besten kerel van den wereld getrouwd hebt — me zelf, naar wien u niet eens hebt willen kijken, niet meegerekend. Ik snap d’er niks van hoe zoo’n stille jongen als Toon dat zaakje zoo heeft opgeknapt. En dan nog wel in zoo’n korten tijd ook! Verduiveld, hij moet me dat ook eens leeren 1” Carolina bloosde en lachte, terwijl zij den eerlijken, trouwen vriend van haar man, warm de hand drukte. Zij gevoelde het, iu Frans Strakke had zij een degelijken, een waren vriend gevonden. «Ik ben d’er blij om, dat ’t gebeurd is. Maar nou is mijn kans om in de familie van dien ouwen jongen te worden opgenomen, heelemaal verkeken,” vervolgde Frans, met zijn blijde nonsens de eenigszins gedrukte stemming van het oogenblik opvroolijkend, »U weet het natuurlijk al, dat ik een van mijn zusters voor hem bestemd had; maar het noodlot heeft het anders gewild. Maar nu over wat anders. Hebt u er niets tegen dat ik hier blijf, mevrouw van Gilse? Ik kan me nog niet goed inwerken in het denkbeeld, mijn kamp hier op te breken, en ik zou het niet graag doen ook !’’ »Om u de waarheid te zeggen, het zou een leelijk tegenvallertje voor ons zijn, als u uw kamp opbrak,” antwoordde Carolina met een vroolijken lach. «We kunnen u in de gegeven omstandigheden volstrekt niet missen.” Een beetje later in den avond kwam zij tot Frans, met een min of meer droeven trek op het gelaat, die hem tot in de ziel trof. «Mijnheer Strakke,” zeide zij, vu kent Toon en u kent Toon’s vader, nietwaar F Denkt u dat hij lang zal volhouden F dat hij ons niet gauw zal vergeven F” »Ik heb nog nooit de eer gehad den ouden heer te ontmoeten, en ik verlang daarnaar ook volstrekt niet,” antwoordde Frans, ziju blonde haren meteen ongeduldige beweging wegstrijkend. (IVordt vervolgd.)
"EEN DWAAS HUWELIJK.". "Bredasche courant". Breda, 1902/02/07 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321025:mpeg21:p00001