Een dépêche van Kitchener uit Pretoria, dd. 31 Mei, meldt: Het document, bevattende de voorwaarden der capitulatie, is Zaterdagavond half elf door al de afgevaardigden van de Boeren en door Milner en Kitchener geteekend. De strijd van twee en half jaar is dus geëindigd. Niet zooals iedereen verwachtte en wenschle, niet met behoud der Boeren onafhankelijkheid, helaas neen, de vierkleur is neergehaald en de Union Jack wappert uitdagend en aanmatigend in haar plaats. Een capitulatie, een overgave is geteekend en Botha, de la Keij, de Wet, Hertzog en al die helden, die groote dappere figuren uit dezen oorlog, die bewondering wekten voor de eene en minachting voor de andere partij, zij allen zijn Britsch onderdaan nu; alleen president Steijn schijnt geweigerd te hebben Eduard VII als zijn vorst te erkennen — waarom de Engelschen hem nu plotseling ziek verklaren. Wat moet er zijn omgegaan in de harten van die wakkere mannen voor zij, in naam van geheel hun volk, hun naam schreven onder de capitulatie. Die zelfstrijd zal zwaar geweest zijn, zwaarder dan menig werkelijk gevecht tegen de gehate Rooineks. O, niemand heeft een schijn van recht zich ten afkeurend oordeel aan te matigen over deze einddaad der Boeren — wat zij gedaan hebben gedurende 2‘/2 jaar kan alleen hoog geprezen en bewonderd worden. Twee en een half jaar hebben zij de wereld een manhaftig voorbeeld gegeven van dapperheid, trouw en vrijheidszin, twee en half jaar lang hebben zij de Thermopylae verdedigt, heeft een handvol volk zich met krachtige slagen verdedigd tegen 40 millioenEngelschen deze ondersteund door 10 millioen kolonialen. Niemand heeft recht zelfs te denken: De Boeren hadden maar moeten doorvechten; ’t was hun edele zaak, zij hebben gedaan wat zij konden meer gedaan dan iemand durfde verwachten; het einde moge teleurstellend zijn voor velen — den Boeren niets dan lof. De schitterende glans van hun edelmoedige heldendaden, het voorbeeld van kracht en energie dat zij der wereld gaven; de goud fonkelende kleuren van hun eervol blazoen, dat alles is ongerept — zij zijn niet verslagen. Engeland is geen overwinnaar. Transvaal en Vrijstaat behooren bij het reuzenrijk, de zuidrand van Afrika is nu geheel rood, maar overwinnaar is Engeland niet. Zooals Leonidas met zijn 300 dapperen zich een eeuwige roem verwierf, alzoo zal de naam der Boeren bij het nageslacht in eerbiedige bewondering blijven. En gelijk de overwinning van Xerxes met zijn legioenen niemand zal kunnen toejuichen zoo, neen nog veel minder zal buiten Engeland een mensch het Britsche leger als overwinnaar huldigen. Groot-Brilannie blijft alleen het oordeel der wereld, zij hebben den oorlog gezocht en uitgelokt, zij hebben hem gevoerd met alle verachtelijke middelen, die zij tot hunne beschikking hadden, zij zijn voor geen daad van schande voor geen moord teruggedeinsd, hun generaals en officieren zijn verslagen door eenvoudige landbouwers, neen trotsch kan Engeland op deze zege niet zijn. De voorwaarden waarop de capitulatie is geteekend heeft Balfour voorgelezen ip het Lagerhuis. De voornaamste artikelen zijn: 1. De burgers te velde leggen aanstonds de wapenen neer en leveren alle geweren en munitie in hun bezit in. Zij zien af van alle verzet tegen
het gezag des konings, dien zij erkennen als hun wettigen vorst. (Toejuiching.) 2. Alle burgers te velde buiten de grenzen van Transvaal en van den Vrijstaat en de krijgsgevangenen buiten Zuid-Afrika, die burgers zijn, worden, bijaldien zij verklaren hun positie als onderdaan van den koning te aanvaarden, naar hun woonplaats teruggebracht zoo spoedig er vervoermiddelen verschaft kunnen worden en hun middel van bestaan verzekerd is. 3. De burgers die aldus zich onderwerpen en terugkeeren worden niet beroofd van hun persoonlijke vrijheid en eigendom. (Toejuiching.) 4. Geen burger- of strafrechtelijke vervolging wordt ingesteld tegen burgers die zich aldus onderwerpen of aldus terugkeeren voor eenige daad, die in verband staat met het voortzetten van den oorlog. Deze bepaling strekt zich echter niet tot zekere daden in strijd met het oorlogsgebruik, welke daden na het einde van de vijandelijkheden voor den krijgsraad komen. 5. De Nederlandsche taal wordt op de openbare scholen in Transvaal en Vrijstaat onderwezen, waar de ouders der kinderen het verlangen, en wordt bij de rechtbanken toegelaten, waar het noodig is. 6. Het bezit van geweren wordt toegelaten aan wie er óm vragen tot zelfverdediging en verlof er toe krijgen. 7. Het militaire bewind wordt zoo spoedig mogelijk vervangen door burgerlijk bestuur en zoo spoedig als de omstandigheden het bepalen worden vertegenwoordigende instellingen als inleiding tot eigen bewind (selfgovernmenl) ingevoerd. 8. Er wordt eene commissie in ieder district benoemd ten einde hulp te verleenen om de menschen naar hun woonplaats terug te brengen en hun van middelen te voorzien voor het herstel van hun hoeve. De regeering stelt £ 3,000,000 ter beschikking van de commissies en behalve deze vrije gift is de regeering bereid voor hetzelfde doel geld te leenen, gedurende tweejaar vrij van intrest en terug te betalen over een tijdperk van jaren tegen 3 pet. intrest. Geen vreemdelingen of opstandelingen kunnen van deze bepaling voordeel trekken. Wat de behandeling van de opstandelingen betreft, heeft Lord Milner aan de Boerenafgevaardigden een verklaring voorgelezen, waarvan de hoofdzaak het volgende is: De behandeling van de Kaapsche en Natalsche opstandelingen, die zich onderwerpen, zal, als zij naar hun kolonie terugkeeren, bepaald worden door de koloniale regeeringen in overeenstemming met de wetten dier kolonies. De Kaapsche regeering is van oordeel dat het gros der opstandelingen levenslang van het kiesrecht verstoken moet zijn en dat de veldkornetten en alle opstandelingen die bij de vyandehjke legermacht een voorname plaats hebben ingenomen wegens hooverraad terecht moeten staan, maar in geen geval zal de doodstraf worden toegepast. De overeenkomst is geteekend door Kitchener en Milner voor de Engelsche regeering en door Steijn, de Wet, Olivier en rechter Hertzog voor de regeering van den Vrijstaat en door Schalk Burger, Reitz, Louis Botha èn de la Reij voor de regeering van de Z.-A. republiek. Europa weent 1
"VREDE.". "Bredasche courant". Breda, 1902/06/04 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321084:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1902/06/04 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321084:mpeg21:p00001
T>OOR RICHARD HENRY SAVAGE. 34. Zes duizend dollars in Spaansch goud was de prijs voor de schandelijkste daad onzer eeuw ! Een duizend werd gegeven aan de vrouw van den armen bedrogene, een tweede duizend aan hem zelf in het hol aan den weg te Vedado op den avond voor den «Maine” gruwel. Nog vierduizend zouden aan de vrouw uitbetaald worden, als de daad volbracht was. Ach, God!” steunde José, «men wilde mij ook verlokken. Maar ik dacht, dat er slechts een oploop, een boevenstuk, de eene of andere schandelijke beleediging zou plaats hebben. Zij vreesden mij — en daarom zonden zij mij weg hier naar Santiago om het oog op de verdedigingswerken te houden. Ik zou de Amerikaanscbe autoriteiten gewaarschuwd hebben, zoo waarlijk helpe mij God 1 Op den noodlottigen avond kwam de sleepboot van den koopman vroeg in den avond in de haven en sleepte eene kleine boot voort met de twee zware en half ondergedompelde machines. Onder bescherming der vroege duisternis werden de laatste beschikkingen gemaakt door de oumensekelijken schurk en zijne twee metgezellen. Langzaam dreef de boot voort en sleepte de beide van hef hoornen voorziene machines mee, die er even onschuldig uitzagen als drijvende vischnetten. Toen zij maar eerst aan de voorkettingeu der «Maine” bevestigd waren, trok de onschuldige kleine boot af naar de «Alfonso XIII” en de «City of Washington.” Ingeval de machines faalden, was er nog eene afzonderlijke koperen kabelstreng, die in de boot leidde. Iedereen kent het verhaal van dien verschrikkelijken nacht! Met is waar, dat de eerlijke, oude Blanco en de Spaansche regeering geen deel hebben aan dat onschuldig vergoten bloed. Het moorddadige legaat van Weyler’s kwaadwilligheid bracht dit alles te weeg om een coup d’ état te veroorzaken. Ach, Spanje Spanje 1” kermde de stervende. «Indien : Cervera maar vermetel binnen gezeild was; indien het geheele leger er om heen was samengetrokken,
met een bekwaam generaal om het te verdedigen, zouden er twee honderd duizend graven van Yankees tegenover onze liniën zijn geweest, voordat de koninklijke vlag van Morro kon zijn afgerukt 1” «José,” smeekte Andrés, «wat werd er van de ellendelingen ?” De stervende kolonel bewoog zich ernstig. «Toen hij dicht bij Cabanas landde, werd de uitgeputte duiker aangehouden. Een der officieren, die hem bedrogen had, ontmoette hem en hij werd te Cabanas opgesloten, waar hij onthoofd en voor de haaien geworpen werd. Men vreesde zijne onthullingen. Een kapitein van de vestingwacht heeft mij verteld, dat de twee helpers eenige dubloenen deelden en naar Santander weggesmokkeld werden. Deze kapitein werd hier in de eerste schermutseling gedood, op den avond voor den slag van Las Guasimas, Hij vertelde mij aan de piketlinie, dat het gesnap van den dronken schipper hem er toe gebracht had het hol te El Vedado te gaan onderzoeken. De stafofficier had met een vriend in Cabanas afgesproken den duiker uit den weg te ruimen, en de Fransche kroeghouder zelf stierf plotseling twee maanden na het in de lucht vliegen der «Maine”. Dat was het werk van Isabel, de duivelin, en Weyler’s minnares leeft nu in weelde te Havana, en zijne vroegere aanhangers van den staf verzamelen zich om haar. De misdaad was geheel te vergeefs. De samenzwering om Weyler terug te roepen mislukte geheel! Spanje heeft Cuba verloren, maar de dood der slachtoffers van de «Maine” kan ons niet ten laste worden gelegd. Dit is de waarheid, zoo waarlijk helpe mij God! Het was het werk van den eigenaar der stoomboot en van Weyler’s staf.” Gedurende een half uur lag José in volkomen gevoelloosheid, terwijl de grijze dokter angstig den eenzamen bewaker van den stervende beschouwde. «Helaas, arm Cuba 1” kermde José koortsachtig. «Gij zult gelukkig zijn met Mercedes, mi hermano, maar de Yankees zullen voor altijd ons land in bezit houden — onze ongelukkige geboorteplaats 1 Uw opstand is slechts het werk geweest van een troep rijke ontevredenen, die in geheim de lage elementen opstookten. Het is de rijke tegen den arme. De suiker- en tabakplanters — de luie leegloopers in Parijs en New-York — de kuiperijen van kapitalisten in het groote Hotel Waldorf — de Amerikaanscbe roofzuchtige journalisten — de vreemde geldschieters. Wij wisten wel, wie den opstand met geld voedde. Wij hadden een bank, rederijen, tallooze agenten, spionnen en vertrouwde vrienden, die alle intrigues te New-York bewaakten. Uw «Cuba libre” is een droom, eene mythe —
gij hebt den stormwind ontboeid! Kunt gij niet zien, dat wij geen oorlog wenschten 1 Wij konden in Maart een vreeselijke slag op de Amerikaanscbe kust geslagen hebben. Waarom hebben wij dat niet gedaan F Wij verlangden werkelijk naar vrede. Hun geheele bombardement van uit de zee heeft geene enkele Spaansche batterij tot zwijgen gebracht! Wij werden tot den oorlog gedreven alleen door trots, tegen onzen wil,” kermde hij. «Zoo de vloot en het geheele leger in Matanzas en Havana samengetrokken waren, zouden wij het vijf jaren lang hebben kunnen uithouden. Weyler was een schurk, maar een goed krijgsman. Hij zou het nooit opgegeven hebben. Gij zijt gewroken 1 Hij was uw bittere vijand. Door zijn noodeloos bloedvergieten zal Cuba de prooi worden der listige Amerikanen. De Amerikaanscbe vlag zal nooit neergehaald worden. «Cuba libre” is eene spotternij — het is de hand van het noodlot — die vreeselijke moord der «Maine,” welke ons onvoorziens in oorlog wikkelde. Wij zijn verslagen en gij zult verraden worden ! En ik dank God, dat ik niet lang genoeg geleefd heb om de vlag van Spanje in het stof te zien vertreden 1” Plotseling hoorde men eenige geweerschoten. Met eene laatste krampachtige poging richtte de soldaat zijn krachteloos hoofd op, in zijne oogen schitterde een krijgshaftig licht. «Voorwaarts 1 voorwaarts !” riep hij luid en zonk toen met een zwakken kreet achterover. «Waar is het licht? Andrés! Andrés! Toch broeders 1” Eene hoestbui verstikte hem, en André’s wanhopige oogen smeekten den dokter om hulp. Deze vloog naar het bed, toen het roode bloed uit de open wonden van den lijder stroomde. De glanslooze oogen staarden nu omhoog, en José Gomez’ hand lag koud en stil in die van zijn broeder. De soldaat van Spanje was voor altijd afgemonsterd. «Er ligt eene Spaansche vlag onder zijn kussen, zeide de velddokter droevig. «De jongens wilden ze hem niet afnemen. Bedek hem daarmede. Hij was zoo dapper, als er ooit een krijger was!” «En even trouw — God hebbe zijne ziel 1” snikte Andrés, terwijl hij zijn hoofd in zijne handen begroef. Medelijdende vijanden stonden metontbloote hoofden, toen José Gomez den volgenden dag onder de koninklijke palmen ter ruste gelegd werd. In de door den oorlog gewijde Spaansche vlag gewikkeld, sliep de man, die de vlek op zijn naam had afgewasschen met zijn hartebloed, onder de bewaking van den slanken, jongen Cubaanschen soldaat, die zijn zwaard voor altijd in de schede gestoken had. «Vrij om weg te gaan, ben ik dat?” antwoordde
Andrés mat, toen de dokter hem mededeelde, dat zijne verklaringen officieel bevestigd waren. «De geheele wereld is mij nu hetzelfde. Zonder vrienden, zonder geld, mijn geboorterecht in handen van een vreemdeling en — Mercedes voor mij verloren!” Toen dacht hij aan de hoopvolle woorden zijns broeders. «Ik wil wachten, tot ik zijne beenderen bij die onzer moeder kan leggen. Er zijn een paar kameraden , die mij zullen helpen. Zoo er een aanval op Havana gedaan wordt, kan ik daar misschien mijn leven wegwerpen — even nutteloos voor «Cuba libreals hij het zijne verloor voor Spanje!” Vijftien dagen later, toen de Amerikaanscbe vlag te Santiago was geheschen, stond Andrés Gomez onder zijne beschermende banen, met niets in zijn bezit dan het zwaard zijns broeders, waarop de koninklijke wapens van Spanje gegraveerd waren ! Alleen daar bij de koninklijke palmen, zocht hij raad bij de sterren, terwijl hij met ridderlijke liefde de wacht hield bij het graf van den man, die hem had gered uit de hel van Cabanas, en wiens hoofd aan zijn borst had gelegen na het gevecht bij de Lissa Brug. Hij scheen eene boodschap te hooren in de klagende nachtwinden — eene laatste boodschap van José ! «Ik wil hier wachten, tot Havana vrij is. Zoo er geen beleg is, verneem ik misschien van onze geheime vrienden de een of andere tijding van Padre Matco Ruiz. En als ik niets hoor, dan kan ik als gewoon matroos passage nemen naar New-York. Misschien leeft de oude Maria Valesco nog in het klooster. Als dat mislukt — dan zal ik naar Matanzas en Barcelona gaan om den ouden priester te zoeken. Want de val van Spanje zal de weeze misschien haar eigendom terug geven. De Kerk vreest Weyler niet meer 1” HOOFDSTUK XII. De overgave van Havana —Senorita Isabel doet een voorstel. — Het aanbreken van den dageraad. Het was den eersten Januari, A. D. 1899. Eene gloeiende en onbarmhartige zon scheen neer op de blauwe Caribbean, blakerde het wolfshol van Havana, en flikkerde op de dreigende vestingen om de baai heen, waar nu slechts een ongewapend transportschip van den Koning van Spanje lag te wachten om den laatsten Spaauschen gouverneur-generaal van Cuba mede te voeren. ( Wordt vervolgd.)
"De Hacienda op den Heuvel". "Bredasche courant". Breda, 1902/06/04 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321084:mpeg21:p00001
EERSTE BLAD. Srescher & Kemper, Vjemarlctstraat, Telefoounamniei 95 BREDA. GROOTE KEUZE van TAPIJTEN, Gorfliitt- 61 liM-SloSti, BEHANGSELPAPIER Meubels en Keilden. Ingericht voor het geheel in orde maken van huizen, hötels en gestichten. Franco verzending van stalen en goederen Voor de orders wordt eerst prijsopgave gedaan.
BEKENDMAKING. De Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant; Gelet op de arlt. 106 en 111 der kieswet; Brengen ter algemeene kennis, dat vanaf heden tot en met 5 Juni a. s, op de Provinciale Griffie voor een ieder ter inzage is nedergelegd en in afschrift, of afdruk tegen betaling der kosten, verkrijgbaar gesteld de lijst van hoogstaangeslagenen, in de Rijks directe belastingen dezer provincie, die van kracht wordt op 8 Juni a.' s. welke lijst zal worden geplaatst in de Nederlandsehe Staatscourant van 15 Juni a. s, ’s-Hertogenbosch, 22 Mei 1902. De Gedep. Staten voornoemd, A. VAN VOORST TOT VOORST. W. VAN LANSCHOT, Griffier.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1902/06/04 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321084:mpeg21:p00001
BEKENDMAKING. KIEZERSLIJST KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN. De burgemeester der gemeente Breda; > Gelet op de desbetreffende bepalingen van het kon. besluit van 4 Mei 1896 (Staatsblad no. 76), houdende vaststelling van een algemeen reglement voor de kamers van koophandel en fabrieken; Noodigt bij deze uit de ingezetenen der gemeente, wier namen niet voorkomen op de laatst vastgestelde lijst van kiezers voor de leden van de kamer van koophandel en fabrieken in deze gemeente en die vermeenen aanspraak te kunnen maken, om op die lijst te worden geplaatst, daarvan vóór 1 Juli a. s. ter gemeente-secretarie aangifte te doen overeenkomstig het model door den minister van waterstaat, handel en nijverheid vastgesteld en ter gemeente-seeretarie voor belanghebbenden kosteloos voorhanden. Wordende verder ter kennis van belanghebbenden gebracht, dat de kiezers van leden eener kamer van koophandel en fabrieken de volgende vereisehten moeten bezitten: i a. kiezer zijn van leden van den raad der gemeente, waar de kamer gevestigd is; b. aldaar bestuurder of mede-bestuurder zijn en , gedurende ten minste twaalf achtereenvolgende maanden zijn geweest, van een bedrijf, van handel en nijverheid. Breda, 3 Juni 1902. De burgemeester voornoemd, Ed. GULJÉ. BEKENDMAKING. HINDERWET. { BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda ; ! Gelet op art. 8 der hinderwet; Brengen ter algemeene kennis, dat bij hun besluit van beden aan F. Knibbeler en zijne rechtverkrijgenden ‘ voorwaardelijk vergunning is verleend tot oprichting < eener smederij, koperslagerij en zinkwerkerij in het < perceel, gelegen in deze gemeente aan de Maurits- ( straat n°. 14, kadastraal bekend sectie B, n°, 3169. Breda, 2 Juni 1902. Burgemeester en wethouders voornoemd: ’ Ed. GULJÉ, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris '
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1902/06/04 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321084:mpeg21:p00001