PEER & CLOPPENBURG.
“ Voor Heeren-Kleedingstukken IMAAR. MAA I , vindt men bij ons steeds de uitgebreidste collectie Stoffe n.
PEER & CLOPPENBURG.
“ Voor Heeren-Kleedingstukken IMAAR. MAA I , vindt men bij ons steeds de uitgebreidste collectie Stoffe n.
EERSTE BLAD. Gescher & Kemper, Viemarttstraat, Telefoonnummer 95 BREDA. GROOTE KEUZE van TAPIJTEN, GorSijn- bh faM-Müi, BEHANGSELPAPIER Meubels en Sïciklen. Ingericht voor liet geheel in orde maker van huizen, hotels en gestichten. Franco verzending van stalen en goederen Voor de orders wordt eerst prijsopgavi gedaan.
BEIiENDMARlNG. Aangifte voor het bevolhlugsregister. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda aehten het noodig de ingezetenen te herinneren aan hunne verplichtingen, tot het doen van aangiften voor het bevolkingsregister, voorgeschreven hij Koninklijk besluit van *27 Juli 1887 {Staatsblad n*. 141). De verplichtingen, wier verzuim wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 14 dagen of geldboete van ten hoogste /100, zijn hoofdzakelijk de volgende: Bij vestiging in de gemeente. Hij die zich in de gemeente vestigt, doet daarvan aangifte aan het gemeentebestuur binnen ééne maand na zijne aankomst. Bij het verlaten der gemeente. Hij die de gemeente metterwoon gaat verlaten, doet hiervan eene verklaring aan het gemeentebestuur. Bij verhuizing binnen de gemeente. Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk levende doet, binnen ééne maand na zijne verhuizing binnen de gemeente, daarvan aangifte aan het gemeentebestuur. Ten aanzien van inwonende personen. Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk levende geeft, uiterlijk binnen ééne maand, aan het gemeente- , bestuur kennis van ieder lid , dat in zijn gezin j wordt opgenomen of daaruit gaat, inwonende diensten werkboden daaronder begrepen. Breda, 30 Augustus 1902. Burgemeester en wethouders voornoemd, I Ee. GULJE, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris. BEKENDMAKING. KIEZERSLIJST KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN. Burgemeester en wethouders van Breda brengen ter openbare kennis, dat de lijst aanwijzende de personen, die bevoegd zijn tot het kiezen van leden der Kamer van Koophandel en fabrieken in deze gemeente, gedurende acht dagen, te rekenen van 1 September a.s., op de gemeentesecretarie voor een ieder ter lezing is nedergelegd en dat bezwaren tegen deze lijst gedurende acht dagen, te rekenen van den dag dezer kennisgeving, hij den gemeenteraad kunnen worden ingebracht. Breda, 30 Augustus 1902. Burgemeester en wethouders voornoemd, Ed. GULJÉ, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris.
31 AUGUSTUS 1902.
UO ^eer juicht en jubelt het langs bosch en velden, ^ Het feestlied gaat gepaard met blijden, gullen lach; lok deze Oogstmaand komt thans allen melden: Een vriend’lijk licht beschijnt deez’ Koninginnedag! Oranje- en driekleur, klokketonen , Waarin de jubel blij zich mengt, Verkonden Neêrland’s trouwe zonen, Beschermd door Hem, den Ongeziene, Dat hunne dierb’re Wilhei.mine, Haar feestdag dankbaar weer herdenkt. * • * Kort was1 de lente ingetreden, Gesierd met bloesemrijk» kroon, De voet ontmoette op zijn schreden Het nieuwe leven, heerlijk schoon. ’t Hart zou genieten — welk een pracht; Natuur heeft schatten, ongedacht: Aanschouwt de beemden, richt de oogen Naar bloem en plant en hemeltrans, Aanbidt de wond’ren uit den liooge, Geniet van licht en zonneglans. Ach! ’t mocht niet zijn, een angstig donker Bracht leed en vreeze in het hart; Het licht van hoopvol stergeflonker Verdween voor ons — daar kwam veel smart. De droeve mare deed de ronde, Dat Zij, de teer beminde Vrouw Zoo krank lag op Haar lijdenssponde: Heel Nederland was stil, in rouw. In gindsch paleis, zoo schoon gelegen, Zoo rustig door ’t aloud geboomt’ Met breeden blaad’rentooi omzoomd, Daar bad en smeekte men om zegen Op ’t geen de wetenschap vermocht, Op wat daar liefd’ en hulpe wrocht. Gemaal en moeder waakten trouw, Geneeskunst ook daarneven, Om van d’alom geliefde Vrouw Te redden ’t kostbaar leven. Innig werd voor Haar gebeden, Zware strijd met moed gestreden Tot behoud van ’t dierbaar pand. God verbande vrees en lijden, Schonk weer licht na bange tijden, Was met Haar en ’t Vaderland. • * * Te Deum laudamus! o, dat zij het lied Op den Vorst’lijken jaardag gezongen. De vreugde vervangt het geleden verdriet. Ja! van dankbare blijdschap doordrongen Juicht thans heel Haar volk, daar Zij werd gespaard: Gegroet, Koningin! die hersteld, weer verjaart. 1. E. L.
De plaats, die de vrouw tegenwoordig n de maatschappij inneemt is een geheel mdere dan die van een kwart eeuw geleden, ja, nog wel van voor korteren ;ijd. Toen was er geen sprake van , dat 3en vrouw gehuwd of ongehuwd deel ion nemen, aan hetgeen men de publieke ;aak noemt; haar plaats was, volgens ie begrippen van dien tijd, in de huishouding en nergens anders. Toen hier te lande voor het eerst een dame promoveerde tot doctor in de medicijnen werd bet door velen niet minder dan een «schandaal” genoemd, dat die dame als arts optrad. Foei, verbeeldt je zoo’n meisje aan het ziekbed van een man en dan nog wel zooals die doctores ongehuwd, ’twas om van te ijzen. En nu? Nu ziet men er niet alleen niets meer in, maar men vindt dit mooi, kranig en flink, als men leest, dat een of andere dame gepromoveerd is. Zoo gaat het in de wereld. Het aantal betrekkingen, waarvoor men tegenwoordig de vrouw geschikt acht, neemt gaandeweg toe; de lijst daarvan behoeven wij hier niet op te maken, laat het genoeg zijn te constateeren dat door mannen van naam, gang aan die richting gegeven wordt, en gaarne steunen zij die vrouwen , welke zichzelve een bestaan willen verschaffen, tevens zorgende voor een onbezorgde toekomst. Er komt steeds een tijd dat het lichaam, soms in verband met den geest; niet meer in staat is te doen wat men er van eischt. Zij, die dien tijd geheel zonder voorzorgen te nemen hebben afgewacht zullen dan ellendige dagen tegemoet gaan, maar gelukkig de ongehuwde vrouw, die de toekomst voorzien heeft en het einde financieel gerust tegemoet kan zien. Over den plicht van den gehuwden man, wien geen pensioen te wachten staat, om voor den ouden dag te zorgen, wordt hier niet gesproken, alleen de ongehuwde vrouw, het op zich zelf staande meisje zonder daadwerkelijke hulp van een echtgenoot, heb ik op het oog. Het is duidelijk dat tot het verkrijgen, van een betrekking ook van het meisje eene mate van kennis gevorderd wordt overeenkomstig den werkkring, dien zij wenscht; van deze serie ongehuwden is het te verwachten dat zij, zonder aansporing, wel zullen zorgen voor de toekomst; zij weten door opvoeding, onderwijs en de daaruit ontstane kennis, den weg, die hun tot het doel brengen moet. Anders is het gesteld met de
zooveel lager geplaatste die, èn door opvoeding en door gebrek aan onderwijs voor geen onafhankelijke betrekking in aanmerking kunnen komen en nog grooter is het getal van hen, die de middelen — levensverzekering — niet kennen Sommigen willen er zelfs niet van hooren, omdat zij het zoo akelig vinden over dit onderwerp te spreken. Vele maatschappijen doen hun best om ook kleine verzekeringen te sluiten en het groote nut daarvan te bepleiten, maar toch is het meestal gelijk met het kloppen aan een doovemans deur. Hoeveel meisjes zijn er, die al vroeg het ouderlijk huis moeten verlaten — als dienstbode de wereld ingaan en ongehuwd blijven, — iets wat zeer dikwijls ook maar veel beter is, dan te trouwen en dan slechts te dienen tot vermeerdering van het proletariaat, gepaard aan een voortdurenden strijd om het bestaan... en dan nog welk een bestaan! Welnu, zij die het zoo begrijpen behoeven dien strijd niet te voeren. Als de band tusschen het gezin en de dienstbode vervaardigd is van trouwe plichtsbetrachting en onderlinge waardeering, dan kan het leven van de ondergeschikte voor haar alles opleveren wat zij in billijkheid vraagt en zij kan zich bovendien, tijdig beginnende, voor eene kleine premie een lijfrente bezorgen. Bij den tegenwoordigen loonstandaard is de te betalen premie geen onoverkomelijk bezwaar, te meer niet omdat de onderstelling gerechtvaardigd is, dat tegemoetkoming en de betaling der contributie door de familie waarbij zij ci;ent wel zal plaats hebben. Deze wijze van verzekeren is ongetwijfeld van groot nut, zij is een volksbelang en voorkomt ellende en armoede. Zij, die de gevolgen van verzekering kennen, kunnen die ook bij de dienstbode ingang doen vinden, het zijn vooral naast de bovengenoemde families, de vrouwelijke agentessen, die met de familie samen een grooten invloed ten goede kunnen hebben. Een eventueel huwelijk der dienstbode oefent op de verzekerde lijfrente geen invloed evenmin als de verhuizing naar andere families. Het lang voortdienen bij dezelfde familie is tegenwoordig zeldzaam, maar de belangstelling door de werkgevers getoond, zal meer aanhankelijkheid tusschen deze en de dienstboden doen ontstaan en de zucht naar verandering doen verminderen. Men is niet ontslagen van elke verantwoordelijkheid, wanneer men zorg heeft gedragen voor zichzelf, het is ook een menschenplicht anderen in de gelegenheid te stellen, zich voor gebrek te vrijwaren en althans hun hiertoe den weg te wijzen.