EERSTE BLAD.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Breda ; Gelet op art. 26 der Wet op de Nationale Militie van 1901; Alsmede gelet op het besluit van den Heer Commissaris der Koningin in de provincie Noord-Brabant, dd. 2 September 1902, A , n“. 8 (Pree. Bijbladn0.117), waarbij is bepaald, dat de LOTING der in dit jaar alhier voor de Militie ingeschrevenen , namelijk die in 1883 zijn geboren, zal plaats hebben op Woensdag den 8sten en Donderdag den 9den Oetober 1902. Roepen mitsdien bij deze op de bedoelde lotelingen dezer gemeente, om op gemelde dagen te verschijnen ten Gemeentehuize, alwaar de Loting zal plaats hebben , en wel degenen, wier geslachtsnamen beginnen met de letters A tot en met K :
op Woensdag den 8sten Oetober 1902 , o en zij wier geslachtsnamen beginnen met de letters L tot en met Z : , d op Donderdag den 9den Oetober 1902 , j beide dagen des voormiddags te 10 uren. J Terwijl voorts ter hunner kennis wordt gebracht: ^ Dat gedurende vijf dagen , te rekenen van den dag * waarop de Loting heeft plaats gehad , tegen de wijze ^ waarop zij is geschied, bij Gedeputeerde Staten be- J zwaren kunnen worden ingébracht door belanghebbende f lotelingen, of door hun vader of voogd, bij ver- ^ zoekschrift op ongezegeld papier, onderteekend door * hem , die het bezwaar inbrengt, en welk verzoekschrift, È tegen bewijs van ontvang , moet worden bezorgd bij den Burgemeester dezer gemeente ; Dat op Donderdag en Vrijdag den 23sten en 2 4sten Oetober 1902, des voormiddags van 10 tot 12 ure, op het Militie-Bureau zitting zal worden gehouden tot het opmaken van getuigschriften ter bekoming van vrijstelling wegens broederdienst, bedoeld in de 2de en 3de zinsnede van art. 54 der Wet. Dat zij die vermeenen aanspraak te kunnen maken op zoodanige vrijstelling, op gemelde dagen en uren ® moeten verschijnen, vergezeld van twee bekende en *ter goeder naam en faam staande meerderjarige inge- ^ zetenen, terwijl die, welke op broederdienst recla- * meeren, bovendien moeten zijn voorzien van de bewijzen r van geboorten van alle hun nog in leven zijnde v broeders en de bewijzen van werkelijken dienst of vol- d brachten dienst hunner broeders, op wier dienst zij ï hunne reclame gronden. t Dat, voor zooverre de belanghebbenden niet in het a bezit dier bewijzen mochten zijn, en verlangen dat e ze door het Gemeentebestuur voor hen worden aan- . gevraagd , zij zich daartoe binnen drie dagen na de Loting, des voormiddags van 10 tot 12 ure, op het J Militie-Bureau kunnen vervoegen, zoo mogelijk voorzien van de bewijzen van ontslag van de gediend , hebbende broeders of van de zakboekjes der broeders die alsnog in dienst zijn. Breda, 17 Sept. 1902 1 De Burgemeester, ed. guljé. zc De Secretans., „ A. R. VERMEULEN. & NATIONALE MILITIE. , AFHALEN VAN ZAKBOEKJES. g De burgemeester van Breda roept bij deze op, v —n——■■ ui ui in i au i ■■ ii iinn~ir~i ttbt rni-rr—rr-i—■ ■»
onderstaaude verlofgangers, hunne zakboekjes af te halen op het militie-bureau ten stadhuize, als: M. van Aait, J. van Aeit, J. Akkermans, P. J. de Bont, M. Deijkers, J. van Dongen, J. A. van Elewout, H. N. Eleur, P. J. van Ierland, J. J. Jasper, J. Korstanje, J. W. P. Kooien, A. A. J-M. Loonen, A van Liempd, C. G. Marijnissen, J. A, E. Marée, J. B. C. P. M. Nelissen, C. J. Nuijten, J. A. van Olphen, W. C. van der Ouderaa, L. Pennings, J. H. van Poppel, F. C. Potters, G. Peters, H. P. Reichardt, A J. W. van der Riet, J. P. G. Rupp, Th. W. Rijkers, C. de Steur, J. C. Soontiens, W. P. Snijders, J. E. Vermeulen, C. Verheijen, J. B. A. M. Vlamings , J. Wiepking. Breda, 24 September 1902. De burgemeester voornoemd, Ed. GULJÉ.
"LOTING VOOR DE NATIONALE MILITIE.". "Bredasche courant". Breda, 1902/10/01 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321153:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1902/10/01 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321153:mpeg21:p00001
o Naar de Naiional-Ztg. meldt, hebben een aantal groote handelsfirma’s in Noord- en WestUuitschland aan de Nederlandsche kamers van koophandel die de oprichting van een Duitscli{Kederlanilgclie postunie voorstaan, een rondschrijven gericht waarin haar wordt aanbevolen, vooral hare aandacht te schenken aan de regeling van het telefoon-verkeer tusschen Nederland en Duitschland. In Nederland is het tarief voor een gesprek, zelfs op den kortsten afstand van de grens, 2 mk. 50 pf., terwijl een in Duitschland gevoerd gesprek maar 50 pfenninge kost. Toen de firma’s bij de Duitsche post haar beklag deden, kregen zij ten antwoord dat van Duitschen kant de tarieven maar een derde of een vierde (van het gewone tarief) bedroegen, terwijl Nederland voor het verkeer met Duitschland het hoogste tarief toepaste. Daarom wenschen de opstellers van het rondschrijven dat men in de eerste plaats moeite zal doen, dat de Nederlandsche posterijen in dit opzicht het verkeer tusschen beide landen gemakkelijker maken. Algemeen is men verbaasd geweest, in Belgie, over den spoed, door den Koning gemaakt, om, zijne gemalin begraven hebbende, weer weg te komen naar Luchon.
Maar Z.M. is een man van zaken. En zoo heeft hij, in deze korte dagen van rouw, nog tijd gevonden om een koop te sluiten, waarover hij al een paar jaar onderhandelde. Den dag voor zijn vertrek, Woensdag, heeft hij het hotel Belle-Vue te Brussel gekocht, dat grenst, aan het koninklijk paleis, voor ruim 2 millioen francs. De Fransche regeering houdt moedig voet bij stuk. Generaal André is bezig zijn prestige, dat in de woord-stroomen dreigde te verdrinken, te herstellen. Met vaste hand corrigeert hij de misstappen der krijgsraden. De krijgsraad van Nantes durfde dan ook niet het vonnis van Rennes over Saint Rémy herhalen en veroordeelde den ongehoorzamen Leroy Lodurie tot ontzetting uit zijn ambt. Wel maakte de krijgsraad dat vonnis weer eenigszins krachteloos door gratie te vragen, maar die gratie blijft natuurlijk een vrome wensch. André’s correctie is nog verder gegaan. Men herinnert zich, dat het generaal Frater was, die te Rennes het, ónmogelijke uil wegje bedacht, bestaande in de onderscheiding van ongehoorzaamheid aan een prefect en aan een militairen meerdere. Zaterdag liet André generaal Frater bij zich ontbieden en zeide hem zijn ontslag aan. Dit besluit kostte den minister heel wat, want generaal Frater was zijn persoonlijke vriend. Met tranen in de oogeu en met bevende stem moet André het vernederend besluit zijn vriend medegedeeld hebben. Het vonnis, te Nantes tegen commandant Le Koy Eiadurie uitgesproken, luidt als volgt: «Terwijl de krijgsraad van het 11de legercorps met gesloten deuren beraadslaagde, heeft de president de volgende vraag gesteld: »Is de bataljonschef Le Roy-Ladurie schuldig, den 16den Augustus geweigerd te hebben te gehoorzamen aan een order, hem gedaan door zijn chef, kolonel Barret?” Antwoord: Met zes stemmen tegen een, ja, de beschuldigde is schuldig.
Bij meerderheid: er zijn verzachtende omstandigheden. Dienvolgens veroordeelt de krijgsraad, toepassende art. 218 van het Mil. Strafwetboek, den bataljonschef Le Roy-Ladurie tot de straf van ontzetting.” De straf brengt mede verlies van den graad of den rang en van het recht de uniform en insignes te dragen. De officier heeft geen recht op pensioen of belooning voor vroegere diensten. Het congres van het Comité Maritime International te Hamburg, werd gesloten, nadat besloten was , het volgende congres te Amsterdam of te Rotterdam te houden. De New Age van verleden week bevat een open brief van J. Page Hopps uit Brighton, »aan de leden van het Kabinet die JBniiljlfriha voor Engeland verloren hebben doen gaan.” Het luidt als volgt: Waarde Uilen, Toen gij, nu ongeveer drie jaren geleden, aanvingt met Uw onderneming in Zuid-Afrika, was het Uw wensch om twee republieken te verstoren, en het product te plaatsen onder de groote Britsche stoomrol. En wat hebt gij nu gedaan ? Gij zijt er in geslaagd om de republieken te vernietigen, maar Gij hebt de stoomrol omgekeerd ; het front staat nu naar den zeekant. Zonder beeldspraak: Gij hebt de republieken verwoest; en gij hebt inet Uw mokerslagen en Uw verwoestingswerk. ... een Vereenigd ZuidAfrika gemaakt; vereenigd op de basis van een vurig, héél vurig verlangen om van U los te komen. Gij hadt een loyale, in sommige opzichten belachelijk loyale, Kaapkolonie. Waar is Uw loyale Kaapkolonie nu? Gij had twee republieken, over het geheel vrienden van Uw Koningin, sprekers van Uw taal en volgens Uwe manieren. Waar zijn die vrienden en navolgers nu ? Gij had de overvloeiende welvaart, en alle dingen ontwikkelden zich in eene voor U gunstige richting; maar gij werdt vet en sloegt achteruit. Waar is Uw welvaart, en waar is die gunstige ontwikkeling nu ? Uw sinistere onderhandelingen; Uw platte zelfzucht; Uw buitengewone hebzucht; U wreede oorlogvoering, vooral Uw verbranden van woningen en Uw uitmoorden van vrouwen en kinderen; Uw monsterachtige krijgswet, toegepast door verwaten en onwetende mispunten in uniform ; die allen samen hebben alles gedaan wat noodig was om U Zuid-Afrika te doen verliezen. En verloren is het. Gij kunt niet voor altijd stemrecht en eigen wetgeving aan Uwe nieuwe koloniën onthouden; en als zij zijn geschonken, — nu gij weet, gij kunt U niet ontveinzen, wat het gevolg zal zijn. De patriotten die gij zoo onbeschaamd hebt verbannen, of hunne gelijken, zullen aan het hoofd der beweging staan, en de nakomelingen der helden die gij hebt vermoord zullen hen volgen. Waarheen ? Gij weet het maar al te wel! «De Britsche vlag” mag wapperen over het land, precies zooals zij kan worden geplakt op een jam-pot; maar de jam kan niet worden gemaakt en ' gepakt en gegeten door de vlag. Uilen die gij zijt! Gij zijt verslagen; verslagen
te midden van Uwe overwinning; ja, uwoveiwinning is Uw nederlaag, en het is de oude geschiedenis: «Die in den hemel woont zal ' lachen; de Heer zal U bespotten” Maar wij willen U niet verachten. Gij hebt betere dingen gebouwd dan Gij wildet of wist. «Vereenigde i Staten van Zuid-Afrika” moesten er komen, en ' Gij, onnoozele domkoppen! Gij zijt door de Goden gebruikt om aan die «Vereenigde Staten het aanzijn te geven. Ik ben U dankbaar 1 J. Page Hopps. Brighton, 22 September. De correspondent van den Manchester Guardian te Kaapstad seint, dat onder de eerste rebellen, die de rijkscommissie tot onderzoek van krijgsraadvonnissen voor vrijlating heeft voorgedragen, er een aantal onder de zestien jaar zijn en van deze drie meisje-. Een gedeelte der benedenstad van MoiHca op Sicilië is vernield. Twee bergstrooinen die door de stad heen loopen begonnen plotseling onrustbarend te wassen, ze voerden slijk en groote steenen mede en vernielden de huizen, menschen, dieren en meubels medeslepend. Veel huizen zijn ingestort. Tot dusver zijn meer dan 80 lijken o-evonden en in de kerk neergelegd. Te Cassaro is alles vernield, te Seigli, Palazzolo-Acreide, Ferla en Giarratan is de schade zeer groot, De troepen nemen deel aan het ïeddingswerk. Berichten uit Syracuse melden, dat tot dusverre te Modica driehonderd lijken gevonden zijn. De Daily Mail verneemt uit New-York, dat de toestand van president Roosevelt zorg wekt, ondanks de geruststellende berichten van zijn dokter. In elk geval zal het herstel langzaam gaan. De doktoren maken ten aanzien van Roosevelt’s toestand bekend dat slechts een zeer klein oppervlak van het been aangetast is. Er is geen schade voor het gebruik van het been te duchten. Niets duidt aan dat er kans zou zijn op het ontstaan van bloedvergiftiging. Het is alleen maar de vraag, wanneer de wond geheeld zal zijn. De heelkundigen die te Indianapolis de operatie verrichtten, zeggen dat zij deze tweede operatie wel verwachtten. Er is geen gevaar.
"Algemeen Overzicht". "Bredasche courant". Breda, 1902/10/01 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321153:mpeg21:p00001
DOOR MISS BRADDON. 9. Het gezicht uit haar vensters, haar oude platen, haar Lowestoft-poreelein, haar kleine, maar uitgezóchte verzameling boeken, waren de heetlijkheden van haar eenzaam bestaan; en wellicht waren er in Londen weinig gelukkiger vrouwen dan SuzeRodney, die zes dagen der week werkte en zelden koiter dan acht uren per dag. De volle namiddagzon bescheen den voorgevel van liet huis, toen Lady Perivale werd aangediend. De jalouziën van het groote venster waren neergelaten, zoodat de ontvangkamer geheel in de schaduw was. Komende uit het heldere licht van de straat, herkende Grace niet dadelijk een heer, die haastig opstond en zijn hoed nam, toen zij binnenkwam. Maar een tweede blik deed haar ontdekken, dat de bezoeker Arthur Ilaldane was. Zij wierp een vertoornden blik op Suze. Was liet toeval, of boosaardig opzet van haar, dat hen hier te zamen bracht? Zij boog voor beiden koel, doch bood hun geen hand. «Gij gaat toch niet heen, Mr. Haldane?” vroeg Suze. »De thee zal dadelijk gereed zijn. U moet eerst een kop thee gebruiken. U weet, ik ben nog al trotseh op mijne thee. Het is het eenige, waarop iemand, die slechts eene meid houdt, trotseh kan zijn.” >lk — ik heb een afspraak in de City,” antwoordde Haldane vluchtig, terwijl hij de deur naderde, doch met zijne oogen op het bleeke gelaat van Grace Perivale gevestigd. »De City? wel, de City zal in slaap zijn, eer gij er wezen kunt.” «Waarlijk u is zeer vriendelijk. Ik kan de verleiding niet weerstaan.” Hij zette zijn hoed neer en nam plaats in een stoel naast de sofa, waarop Lady Perivale was gezeten. «Ik hoop niet, dat gij een van die verschrikkelijke mannen zijt, die doen gelooven, dat zij van thee houden en die, als ze weggaan, het iemand kwalijk nemen, ze hem te hebben aangeboden,” zeide Suze, vóórziende dat er een stilte zou volgeu. «Oh, neen, ik ben een overtuigd theedrinker. Een
heer, die van thee houdt, is niet zulk een vreemd verschijnsel.” «Wanneer zult gij weer eens een novelle schrijven, Mr. Haldane?” vroeg Suze, terwijl het kamermeisje het theeblad binnenbraeht. »U is wel zoo goed geweest, daarnaar twee of driemaal per jaar in de laatste vijf jaren te vragen. Ik geloof, dat u meent, dat bet mijne ijdelheid streelt.” «En ik zal voortgaan met u dezelfde vraag te doen, Wanneer? — Wanneer? — Wanneer?” Zij reikte hem een kop en schotel toe, die hij met het melkkannetje Lady Perivale overhandigde, zonder de stijfheid te laten varen, die hij had aangenomen, toen zij de kamer binnenkwam. Maar het oogenblik was gekomen, dat hij haar moest toespreken of opzettelijk onbeleefd zijn. «Meent u niet, dat er al novellisten genoeg tusschen het vastland van Europa en Londen zijn, zonder dat ik mij in het strijdperk begeef, Lady Perivale ?” vroeg hij. »Oh, maar u zijt al in het strijdperk geweest en hebt den slag gewonnen. Ik geloof, dat iedereen graag weer een verhaal zou zien verschijnen van den schrijver van Mary Deane.” «U kunt u niet begrijpen, hoe spoedig de menschen vergeten, zeide hij. «Oh ja, dat kan ik wel,” antwoordde zij, getroffen door een lichte trilling in zijne stem, welke een minder belangstellend hoorder misschien niet zou hebben opgemerkt. »U is er zelf een voorbeeld van. Het is juist een jaar geleden, dat u mij op een namiddag kwaamt bezoeken — toen Kolonel Rannoek en ik een duet speelden, doch sedert is mijn bestaan u onbekend geweest.” Zij had besloten over Rannoek te spreken, hem te laten zien, dat zij diens naam durfde noemen; maar zij kon niet verhelpen, dat een vluchtige blos haar wang kleurde, toen zij den naam uitsprak. «Misschien dacht ik, dat u niet op mij gesteld waart,” zeide hij, terwijl zijn hart treurde bij de gedachte, dat deze vrouw, die hij had liefgehad en bewonderd, wier gelaat zijn eenzame uren had opgevroolijkt, wier schoonheid hem geboeid had met groote bekoring, misschien een vrouw was met een verloren naam en aan wie een man, die zich zelf respecteerde, niet als zijne vrouw kon denken. Hij dronk een paar slokjes uit het Swansea-kopje, dat Suze hem aangaf, dronk het haastig leeg kreeg zijn hoed, wisselde een handdruk met zijn gastvrouw,
boog voor Lady Perivale en had het huis verlaten, eer het oplettendste kamermeisje bij mogelijkheid op haar post in het voorhuis had kunnen zijn. «Wel Suze,” zeide Grace, nadat de deur achter hem gesloten was, «houdt je het er niet voor, een ontzaglijk verstandig stuk te hebben uitgehaald ?” «Hoe het zij, ik wou liever, dat ik het niet gedaan had,” antwoordde haar vriendin driftig, woedend over Haldane’s gedrag. «Wat ter wereld heeft je bewogen, om dien man en mij te zamen te brengen ?” «Ik wilde dat je hem zoudt ontmoeten. Ik weet dat je van hem houdt en ik weet, dat hij je aanbidt.” «Aanbidt! en hij wilde me ternauwernood een kop thee toereiken — deed het, als was hij bang met een melaatsche in aanraking te komen. Aanbidden voorwaar! terwijl het blijkt, dat hij het slechtste, wat men van mij vertelt, gelooft.” «Misschien gaat het hem meer aan het hart, dan het eenig ander man zou doen, omdat jij de schitterende ster op zijn levenspad geweest bent.” «Nonsens. Ik weet, hij placht gaarne bij mij aan huis te komen — hij placht gebruik te maken van mijne üitnoodigingen. Ik meende, dat het was, omdat er altijd prettig gezelschap bij me is, of dat het was ter wille van mij zelf. Maar om iets meer —’’ «Wel, er was iets meer. Hij was smoorlijk op je verliefd,” «Heeft hij je dat verteld?” «Daar is hij de man niet naar. Maar hij en ik zijn kameraden geweest, sedert ik in Londen kwam. Ik heb een zuster van hem les gegeven, toen zijne familie woonde in Onslouw-Square — een zuster, die hij aanbad. Zij trouwde een militair en overleed in Indië, een jaar na haar huwelijk. Arthur sprak gaarne met mij over haar. Zij was zeer aan mij gehecht, de arme meid. Welnu, verleden jaar merkte ik, dat hij graag over jou sprak — en nu heb ik begrip genoeg van hetgeen er in iemands gedachten omgaat, om te weten, wat men mij niet vertelt.” «Indien hij mij verleden jaar zoo genegen was, waarom heeft hij mij dan niet gevraagd, om met hem te trouwen ?” «Omdat hij, vergelijkenderwijs gesproken, een arm man is en jij rijk bent.” «Altemaal onzin, Suze. Als hij mij in dien zin genegen was — dan kon hij mij nooit veroordeeld hebben op een los gerucht.” «Je houdt geen rekening met de jaloezie. Hij
meende, dat je Rannoek aanmoedigde, en dat je voornemens waart hem te trouwen.” «En ik had dien ellendeling tot driemaal toe afgewezen,” zeide Grace moedeloos. «Wat baatte het, of je hem al had afgewezen, terwijl je toeliet, dat hij overal om je heen fladderde — dat hij tweemaal per week bij je kwam lunchen — en dat hij je te Ranelagh en Alscot allerhande oplettendheden bewees?” «Ja, het was onverstandig, geloof ik. Nu kan iedereen zoo over mij spreken, nu het te laat is. Gegroet, Suus. Doe me plezier, mij geen hinderlagen meer te leggen. Daarvoor is je diplomatie niet fijn genoeg.” «Het spijt mij, dat hij zich als een beer gedroeg; doeh het doet me genoegen, dat je hem hebt ontmoet, niettegenstaande zijn koelheid. Ik weet, dat hij je bemint.” «En je denkt, dat een in de ban gedaan persoon zooals ik, dankbaar moet zijn als iemand het oog op haar vestigt. «Neen, Grace; maar ik beschouw Arthur Haldane als de eenige man, wiens genegenheid uwer waardig is.” «Zooveel heb ik je nooit gezegd.” «Dat was ook niet noodig. Wees niet neerslachtig, beste. Bedenk, dat alles van zelf terecht komt en spoediger dan je meent.” «Ik ben niet terneer geslagen. Ik ben alleen maar geërgerd. Gegroet! Kom morgen bij mij lunchen, als je er toe kunt komen mij te vergeven.” «Ik zal komen. Ik geloof, dat ik je beter weet te waardeeren dan Arthur Haldane ooit gedaan heeft.” HOOFDSTUK V. vHeb ik de eer niet meer lief?" Lady Perivale’s victoria wachtte voor de voordeur van Suze Rodney, maar eer zij kon instijgen werd haar pad gekruist door den laatsten persoon, dien zij gedacht had op dat oogenblik te zullen zien, wijl hij haar zoo even pas had verlaten. Het was Haldane, die, in het gezicht van Miss Rodney’s vensters de avenu op en neer had gewandeld en die haastig den weg overstak, toen Grace de deur uitkwam. «Wilt gij uw rijtuig laten wachten en eenige minuten met mij in het park wandelen, Lady Perivale ?” vroeg hij dringend. (Wordt vervolgd.)
"Kolonel Rannock". "Bredasche courant". Breda, 1902/10/01 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321153:mpeg21:p00001
Gescher & Kemper, Vsemarttstraat, Telefooimummei 95 BUEÖA. GROOTE KEUZE van TAPIJTEN, Gorflijn- en Mel-Stoln, BEHANGSELPAPIER Meubels en BScdden. Ingericht voor het geheel in orde maken van huizen, hötels en gestichten. Franco verzending van stalen en goederen Voor de orders wordt eerst prijsopgave gedaan.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1902/10/01 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321153:mpeg21:p00001